Uitspraak ​201209187/1/R3


Volledige tekst

​201209187/1/R3.
Datum uitspraak: 24 juli 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, wonend te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,

en

de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Mariaburg" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2013, waar [appellant] en anderen, bijgestaan door ing. J.B.M. Lauwerijssen, en de raad, vertegenwoordigd door B. Meulendijks en G. van den Braak, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het plan voorziet in de bouw van 8 woningen aan de Vliertwijksestraat te Rosmalen. Voorts maakt het plan het mogelijk door middel van een uitwerkingsplan bebouwing met een oppervlakte van 1.800 m² voor maximaal 40 appartementen dan wel 12 grondgebonden woningen en bebouwing met een oppervlakte van 700 m² of 775 m² voor maximaal 5 appartementen onderscheidenlijk 3 grondgebonden woningen achter het bestaande kloostergebouw aan de Graafsebaan 172 te realiseren. Tot slot maakt het plan het niet langer mogelijk dat woningen aan de Waterleidingstraat worden gebouwd.

Ontvankelijkheid

2. De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant] en anderen niet inzichtelijk hebben gemaakt in hoeverre zij door de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen in hun belangen worden geschaad. Door de bouw van woningen en de ontwikkeling van bos- en natuurgebied zullen hun uitzicht en privacy niet worden aangetast. Voorts ontstaan er geen extra verkeersbewegingen die hinder kunnen veroorzaken en zal ook de bedrijfsvoering van het bedrijf niet worden belemmerd, nu de woningen op een afstand van meer dan 100 m zullen worden gerealiseerd.

2.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dit luidde ten tijde van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

2.2. De Afdeling is - anders dan de raad - van oordeel dat, nu het perceel van [appellant] en anderen grenst aan het plangebied, er een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang bestaat. Daarbij is van belang dat uit de stukken volgt dat de in het plan toegekende bestemmingen alleen in onderlinge samenhang gerealiseerd kunnen worden. Gelet hierop dienen [appellant] en anderen als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te worden aangemerkt en is hun beroep ontvankelijk.

Formele gronden

3. [appellant] en anderen voeren aan dat in de nota van zienswijzen ten onrechte is volstaan met een verwijzing naar de beantwoording van de inspraakreactie. In de zienswijze hebben [appellant] en anderen hun inspraakreactie tegen het voorontwerpbestemmingsplan herhaald en ingelast. Nu de inspraakreactie geen onderdeel uitmaakt van de bestemmingsplanprocedure, had hier inhoudelijk op in moeten worden gegaan. Voorts voeren zij aan dat de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 (hierna: Verordening 2011) per 11 mei 2012 is herzien, zodat de raad ten aanzien van de inspraakreactie over strijd met artikel 3.4, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening 2011 niet had kunnen volstaan met een verwijzing naar de beantwoording van de inspraakreactie.

3.1. De Afdeling stelt vast dat in de beantwoording van de inspraakreactie is ingegaan op de door [appellant] en anderen ingediende inspraakreactie. Artikel 3.4, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening 2011 is bij de herziening ongewijzigd gebleven. Voorts hebben [appellant] en anderen in het beroepschrift, noch ter zitting, redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende inspraakreactie in de beantwoording van de inspraakreactie onjuist zou zijn. Gelet hierop kon in dit geval in de nota van zienswijzen worden volstaan met een verwijzing naar de beantwoording van de inspraakreactie.

Het betoog faalt.

Inhoudelijke gronden

4. [appellant] en anderen hebben bezwaren tegen de bestemmingen "Wonen", "Wonen - Uit te werken" en "Natuur". Hiertoe voeren zij aan dat het plan in strijd is met artikel 3.4, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening ruimte 2012 (hierna: Verordening 2012), omdat de stedelijke ontwikkeling niet aansluit bij het bestaande stedelijke gebied. Verder voorziet het plan volgens [appellant] en anderen in strijd met artikel 5.5, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening 2012 in stedelijke ontwikkeling binnen een zogenoemde 25-jaarszone zeer kwetsbaar. De raad stelt ten onrechte dat het plan niet voorziet in een stedelijke ontwikkeling en dat gelet daarop artikel 5.5, tweede lid, aanhef en onder a, niet van toepassing is, nu de raad zich tevens op het standpunt stelt dat met toepassing van artikel 3.4, eerste lid, stedelijke ontwikkeling in het plangebied mogelijk kan worden gemaakt.

4.1. De raad stelt dat in artikel 3.4, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening 2012 is bepaald dat een stedelijke ontwikkeling in een gebied integratie stad - land dient aan te sluiten bij bestaand stedelijk gebied of moet plaatsvinden in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing. In dit geval wordt een nieuw cluster van stedelijke bebouwing gerealiseerd, zodat het plan niet in strijd is met dit artikel.

Verder heeft de provincie volgens de raad niet willen uitsluiten dat een stedelijke ontwikkeling kan worden gerealiseerd in een gebied integratie stad - land binnen een gebied dat is aangewezen als een 25-jaarszone zeer kwetsbaar. De raad wijst erop dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant in het kader van het vooroverleg ten aanzien van het voorontwerpplan naar voren heeft gebracht dat uit de toelichting van artikel 5.5 van de Verordening 2012 volgt dat aan de gemeenten wordt overgelaten op welke wijze in een gebied integratie stad - land vorm wordt gegeven aan het vereiste van voorrang voor de grondwaterbescherming. Tevens moet uit de verantwoording bij het plan blijken dat een zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden en de risico's voor de kwaliteit van het grondwater niet toenemen. Gelet hierop is in de plantoelichting een verantwoording omtrent de gevolgen van het plan voor het grondwater opgenomen.

4.2. Ten tijde van de vaststelling van het plan was de Verordening 2012 van toepassing. Het gedeelte van het plangebied waarin woningen mogelijk worden gemaakt is in de bij de Verordening 2012 behorende overzichtskaart aangeduid als gebied integratie stad - land. Voorts ligt het gehele plangebied in een 25-jaarszone zeer kwetsbaar.

Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder 29, van de Verordening 2012 wordt onder het begrip gebied integratie stad - land het volgende verstaan: gebied waar onder voorwaarden een stedelijke ontwikkeling in samenhang met een evenredige groene en blauwe landschapsontwikkeling mogelijk is.

Ingevolge dat artikel, aanhef en onder 75, wordt onder het begrip stedelijke ontwikkeling het volgende verstaan: nieuw ruimtebeslag of uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies.

Ingevolge artikel 3.2 zijn bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied.

Ingevolge artikel 3.4, eerste lid, kan een bestemmingsplan, gelegen in een gebied integratie stad - land, in afwijking van artikel 3.2 voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits deze stedelijke ontwikkeling:

a. in samenhang en in evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling;

b. geen betrekking heeft op een te ontwikkelen of een uit te breiden middelzwaar en zwaar bedrijventerrein.

Ingevolge het derde lid, aanhef en onder a, van dat artikel strekt een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid ertoe dat de stedelijke ontwikkeling aansluit bij het bestaand stedelijk gebied of plaatsvindt in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing.

Ingevolge artikel 5.5, tweede lid, aanhef en onder a, staat een bestemmingsplan dat is gelegen in een 25-jaarszone zeer kwetsbaar en 100-jaarszone zeer kwetsbaar een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied niet toe.

Ingevolge het derde lid van dat artikel bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat is gelegen in een 25-jaarszone kwetsbaar, 25-jaarszone zeer kwetsbaar en 100-jaarszone zeer kwetsbaar een verantwoording waaruit blijkt dat de risico’s voor de kwaliteit van het grondwater geheel of nagenoeg geheel gelijk blijven.

4.3. De Afdeling overweegt dat met de bouw van slechts enkele woningen op zichzelf geen samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies ontstaat. Met dit plan wordt de bouw van 8 woningen aan de Vliertwijksestraat en na uitwerking bebouwing met een oppervlakte van 1.800 m² voor maximaal 40 appartementen dan wel 12 grondgebonden woningen en bebouwing met een oppervlakte voor 700 m² of 775 m² voor maximaal 5 appartementen onderscheidenlijk 3 grondgebonden woningen achter het bestaande kloostergebouw aan de Graafsebaan 172 mogelijk gemaakt. Gelet op de omvang van dit voorziene ruimtebeslag en het feit dat tussen de beoogde bebouwing reeds woningbouw aanwezig is, is de Afdeling van oordeel dat de in het plan mogelijk gemaakte woningen moeten worden aangemerkt als nieuw ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies. Gelet op het vorenstaande voorziet het plan in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1, aanhef en onder 75, van de Verordening 2012.

4.4. Ingevolge artikel 3.4, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening 2012 dient de stedelijke ontwikkeling in een gebied integratie stad - land aan te sluiten bij het bestaand stedelijk gebied of plaats te vinden in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing. De in het plan voorziene woningen komen niet aan de rand van het stedelijk gebied te staan, zodat niet kan worden geoordeeld dat de stedelijke ontwikkeling aansluit bij het bestaand stedelijk gebied. Met dit plan worden 8 woningen in het noordwesten van het plangebied en maximaal 45 woningen in het zuiden van het plangebied mogelijk gemaakt. Gelet hierop en op het feit dat tussen de beoogde bebouwing reeds woningbouw aanwezig is, vindt de stedelijke ontwikkeling - daargelaten of deze in overeenstemming met artikel 3.4, eerste lid, van de Verordening 2012 in samenhang en in evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling - plaats in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing en is het plan niet in strijd met artikel 3.4, derde lid, aanhef en onder a.

Het betoog faalt.

4.5. Nu het plan voorziet in een stedelijke ontwikkeling wordt de met het plan mogelijk gemaakte woningbouw in een 25-jaarszone zeer kwetsbaar uitgesloten door artikel 5.5, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening 2012. In de toelichting op artikel 5.5 is opgenomen dat de bescherming van een 25- en 100-jaarszone afhankelijk is van de kwetsbaarheid. In de zeer kwetsbare 25-jaarszones en 100-jaarszones geldt dat stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied is uitgesloten. Dit geldt volgens de toelichting ook als dit gebied als gebied integratie stad - land is aangewezen. Gelet hierop zijn de met het plan mogelijk gemaakte woningen in strijd met artikel 5.5, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening 2012. Dat, zoals de raad stelt, in de toelichting wordt opgemerkt dat het aan de gemeenten wordt overgelaten op welke wijze in een gebied integratie stad - land vorm wordt gegeven aan het vereiste van voorrang voor de grondwaterbescherming, leidt niet tot een ander oordeel. In onderling verband bezien komt aan de door de raad bedoelde passage in de toelichting slechts betekenis toe voor gevallen waarin een bestemmingsplan wel betrekking heeft op een van de bedoelde zones, maar niet voorziet in een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. In het onderhavige geval gaat het om een bestemmingsplan dat is gelegen in een 25-jaarszone zeer kwetsbaar en dat wel voorziet in een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied.

Het betoog slaagt.

4.6. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit wat betreft de plandelen met de bestemmingen "Wonen" en "Wonen - Uit te werken" is vastgesteld in strijd met artikel 5.5, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening 2012. De vaststelling van het plan is gebaseerd op het "rood voor groen beginsel" zoals opgenomen in de nota Boszone, Hooge Heide Midden, vastgesteld door de raad op 16 februari 2009. De ontwikkeling van woningbouw is volgens deze nota een belangrijk middel om de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse te verbeteren. In paragraaf 3.3.4 van de plantoelichting is opgenomen dat de ruimtelijke ontwikkeling in dit geval ziet op het toevoegen van bos- en natuurgebied en het behouden en renoveren van het klooster. In paragraaf 8.1 van de plantoelichting is opgenomen dat de financiële uitvoerbaarheid van de bestemming "Natuur" is verzekerd, mits ook de overige in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen worden gerealiseerd. Gelet hierop is de financiële uitvoerbaarheid van de bestemming "Natuur" afhankelijk van het tot stand komen van de overige bestemmingen. Nu de bestemmingen "Wonen" en "Wonen - Uit te werken" een zodanige samenhang hebben met de overige bestemmingen in het plan, komt het gehele plan voor vernietiging in aanmerking. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Gelet hierop behoeft hetgeen voor het overige is aangevoerd geen bespreking meer.

5. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch van 26 juni 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Mariaburg";

III. draagt de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

V. gelast dat de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. P.J.J. van Buuren, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013

288-758.