Uitspraak ​201203210/1/R2


Volledige tekst

​201203210/1/R2.
Datum uitspraak: 10 juli 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellanten sub 1], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Montfoort,
2. [appellanten sub 2], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Montfoort,

en

de raad van de gemeente Montfoort,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Wederiksingel" (hierna: het plan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad, [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2012, waar [appellant sub 1b], bijgestaan door mr. D. Pool, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, en [appellanten sub 2], bijgestaan door mr. T. van der Weijde, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door drs. M.A.G. Dingemans, ing. E. Koning en P.M. Leijenaar, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

De raad is in de gelegenheid gesteld schriftelijk een nadere toelichting te geven op het akoestisch onderzoek dat in het kader van het bestemmingsplan is uitgevoerd. Bij brief van 10 januari 2013 heeft de raad een reactie ingezonden. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Daarvan hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bij brieven van 30 januari 2013 en 21 maart 2013 onderscheidenlijk 31 januari 2013 en 22 maart 2013 gebruik gemaakt.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

De Afdeling heeft de zaak op een tweede zitting behandeld op 2 april 2013, waar [appellant sub 1b], bijgestaan door mr. D. Pool en ing. J. Eggens, en [appellant sub 2b], bijgestaan door mr. T. van der Weijde, en de raad, vertegenwoordigd door drs. M.A.G. Dingemans en ing. W. Sondorp, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting zijn [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in de gelegenheid gesteld schriftelijk op de ter zitting overgelegde akoestische berekening van de raad te reageren. Bij brief van 16 april 2013 onderscheidenlijk 15 april 2013 hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] een reactie ingezonden. De raad is in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Daarvan heeft hij bij brief van 29 april 2013 gebruik gemaakt. Met toestemming van partijen heeft de Afdeling afgezien van behandeling van de zaak ter zitting en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan voorziet in het verlengen van de in de nieuwbouwwijk Hofland-Oost gelegen Wederiksingel tot aan de weg Blokland te Montfoort voor al het verkeer.

3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad de noodzaak van het plan onvoldoende heeft gemotiveerd en onvoldoende heeft onderzocht of de huidige situatie op de Bovenkerkweg door het samengaan van landbouwverkeer en fietsers daadwerkelijk onveilig is, waardoor een goede ruimtelijke onderbouwing van het plan ontbreekt. In dit verband verwijzen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] naar het adviesrapport ‘Wederiksingel Montfoort second opinion verkeerssituatie’ van 5 november 2012 (hierna: het adviesrapport), dat in hun opdracht is opgesteld. Verder wijzen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] erop dat de aanleg van de verlengde Wederiksingel geen meerwaarde heeft, nu het wegennet in de huidige situatie het verkeer goed kan verwerken. Daarnaast stellen zij dat met de gekozen oplossing het gewenste resultaat slechts ten dele wordt bereikt, nu de Bovenkerkweg maar voor een gedeelte wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer.

Voorts betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat een verbetering van de verkeersveiligheid van fietsers met het plan niet wordt bereikt. De veiligheid van fietsers komt volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] eerder in het geding, nu door het verlengen van de Wederiksingel voor fietsers gevaarlijke kruispunten ontstaan bij de aansluiting van de Wederiksingel op de weg Blokland, alsmede bij de aansluiting van de Bovenkerkweg op de weg Blokland. Tevens komt het kruispunt ten behoeve van de aansluiting van de Wederiksingel op de weg Blokland 7 meter vanaf de inrit van de woning van [appellant sub 1] te liggen, waardoor hij rekening dient te houden met drie kruisende wegen wanneer hij zijn oprit uitrijdt. Gelet op de laanstructuur van deze weg met aan weerszijden bomen wordt volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de overzichtelijkheid van de weg door het nieuwe kruispunt sterk verminderd en de beoogde verbetering van de verkeersveiligheid voor fietsers niet bereikt.

Ten slotte betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat de verlenging van de Wederiksingel zorgt voor een toename van het verkeer wegens de verkeersaantrekkende werking van deze weg. Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] heeft de raad niet voorzien dat deze verlenging een kortere en snellere route is naar de N204 en de N228 voor de bewoners van de nieuwe woonwijk Hofland-Oost dan de bestaande uitvalswegen, waardoor sluipverkeer gebruik zal maken van deze weg. Voorts betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat door de beoogde afsluiting van de Benedenkerkweg meer verkeer over de weg Blokland en de verlengde Wederiksingel zal gaan rijden.

3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het nodig is de verkeersveiligheid van fietsers op en rond de Bovenkerkweg te verbeteren, alsmede de door omwonenden en andere gebruikers van deze weg ervaren overlast en verkeersonveiligheid van landbouwverkeer op de Bovenkerkweg te verminderen. De raad erkent dat door het verlengen van de Wederiksingel een potentieel nieuwe gevaarlijke situatie ontstaat op de weg Blokland tussen de aansluiting met de verlengde Wederiksingel en de aansluiting met de Bovenkerkweg. De raad voert hiertoe aan dat het verbeteren van de verkeersveiligheid voor fietsers op de Bovenkerkweg en het verminderen van de ervaren overlast en verkeersonveiligheid vanwege het landbouwverkeer op de Bovenkerkweg door het verlengen van de Wederiksingel echter zwaarder weegt dan een mogelijke toename van het verkeer op de weg Blokland tussen de Wederiksingel en de Bovenkerkweg.

3.2. In het in opdracht van de gemeente, door verkeerskundig adviesbureau VIA, uitgevoerde ‘Vervolgonderzoek verkeer Hofland-Oost’ van 10 september 2010 (hierna: het verkeersonderzoek) naar de verkeerssituatie op de Bovenkerkweg is bij de beoordeling van de verschillende oplossingsrichtingen gekeken naar vier onderdelen. Allereerst dient de maatregel een duidelijke verbetering van de verkeersveiligheid voor fietsers op te leveren. Ten tweede dient de maatregel de ervaren overlast vanwege het landbouwverkeer te verminderen. Ten derde mag de maatregel niet leiden tot onevenredige nadelen voor het landbouwverkeer en ten slotte mag de maatregel niet leiden tot onevenredige nadelen voor het autoverkeer. Op basis van deze afweging heeft de raad geconcludeerd dat het wenselijk is een nieuwe verbinding tussen de Wederiksingel en de weg Blokland voor al het verkeer te realiseren, dat de aanleg van de nieuwe verbinding een positief effect heeft op de verkeersveiligheid en de eventuele nadelige effecten in verhouding staan tot de omvang van het probleem.

In de plantoelichting is vermeld dat door de aanleg van de nieuwe verbinding de verkeersveiligheid op de Bovenkerkweg zal verbeteren en de verlenging van de Wederiksingel geen nadelige gevolgen heeft voor het landbouwverkeer en het overige gemotoriseerde verkeer. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het huidige gebruik van de Bovenkerkweg door al het verkeer leidt tot een verkeersonveilige situatie voor fietsers doordat landbouwvoertuigen elkaar op de smalle Bovenkerkweg niet kunnen kruisen en de bocht van de Bovenkerkweg naar de straat Wollegras met deze voertuigen lastig te maken is. Omdat het landbouwverkeer geen gebruik meer hoeft te maken van de Bovenkerkweg zal dit verkeer volgens de raad geen overlast veroorzaken voor de omwonenden en andere weggebruikers van deze weg en zal ook de mate van overlast door zwaar verkeer op de verlengde Wederiksingel niet noemenswaardig veranderen.

3.3. De Afdeling overweegt dat de raad bij het vaststellen van het plan de beleidsvrijheid heeft te voorzien in de verlenging van de Wederiksingel tot aan de weg Blokland indien hij dit nodig acht uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, doch dat de raad zijn keuze dient te motiveren. Voor het vaststellen van het plan is niet vereist dat de verlenging van de Wederiksingel uit een oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is.

Ter zitting heeft de raad naar voren gebracht dat met het plan is beoogd het gemotoriseerde verkeer te scheiden van het fietsverkeer door de Bovenkerkweg voor het overgrote deel af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer, waardoor een doorgaande fietsverbinding naar het noorden van Montfoort, waar zich onder meer een school en een sportpark bevinden, mogelijk wordt gemaakt. Hoewel uit het verkeersonderzoek en het adviesrapport niet blijkt dat op basis van objectieve verkeersnormen sprake is van een onveilige verkeerssituatie op de Bovenkerkweg, wordt deze onveiligheid volgens de raad door omwonenden en andere gebruikers van de Bovenkerkweg toch ervaren. Het een en ander hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet weersproken. Voorts heeft de raad toegelicht dat het open houden van een gedeelte van de Bovenkerkweg voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering van zwaar verkeer noodzakelijk is voor de ontsluiting van de langs de Bovenkerkweg gelegen begraafplaats en deze begraafplaats een gering aantal dagen per jaar gebruikt wordt. De begraafplaats zorgt daardoor voor beperkt bestemmingsverkeer, waardoor de wens om het gemotoriseerde verkeer te scheiden van het fietsverkeer, ondanks het open houden van een gedeelte van de Bovenkerkweg voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering van zwaar verkeer, alsnog wordt bereikt.

3.4. Voorts wordt overwogen dat ten aanzien van de potentieel nieuwe gevaarlijke situatie de raad ter zitting heeft toegelicht dat gelet op de laanstructuur van de weg Blokland het nieuwe kruispunt onder meer zal worden voorzien van een plateau met een flauwe helling dat geschikt is voor wegen met een maximum snelheid van 60 km/h en waardoor het kruispunt beter opvalt in deze laanstructuur. Voorts heeft de raad toegelicht dat de aanwezige bomen aan weerszijden van de weg Blokland zullen worden gekapt en nieuwe bomen verder uit elkaar zullen worden geplaatst, waardoor de overzichtelijkheid van de weg zal toenemen. Verder heeft de raad naar voren gebracht dat de weg Blokland richting het oosten geen doorgaande weg is waardoor sprake is van een lage verkeersintensiteit vanaf deze kant.

3.5. Over het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat de verlenging van de Wederiksingel zorgt voor een toename van het verkeer, wordt overwogen dat bij de inrichting van de verlenging van de Wederiksingel is uitgegaan van erftoegangsweg met binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 30 km/h en buiten de bebouwde kom een maximumsnelheid van 60 km/h en dat de verlenging geen uitstraling krijgt van een doorgaande weg. Bovendien heeft de raad verwezen naar het verkeersonderzoek waaruit blijkt dat de Bovenkerkweg in de huidige situatie nauwelijks gebruikt wordt door doorgaand verkeer. Ter zitting heeft de raad nader toegelicht dat de verkeersstroom voornamelijk is gericht op het noordelijk gelegen Utrecht en het doorgaande verkeer plaatsvindt over de provinciale wegen in de omgeving. Uit de plantoelichting volgt dat de verlengde Wederiksingel zodanig is ingericht dat ook indien het verkeer dat vanuit de nieuwe woonwijk Hofland-Oost via de verlengde Wederiksingel naar de N204 en de N228 rijdt, zou worden meegerekend het om dermate lage aantallen motorvoertuigen gaat dat de toekomstige Wederiksingel kan worden bestempeld als erftoegangsweg. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet betwist dat de verlengde Wederiksingel zodanig wordt ingericht dat deze weg in staat moet worden geacht de eventuele verkeerstoename door sluipverkeer te kunnen verwerken.

3.6. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in zoverre hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de keuze voor het verlengen van de Wederiksingel en het afsluiten van de Bovenkerkweg voor doorgaand gemotoriseerd verkeer als meest wenselijke oplossing om de verkeersveiligheid van fietsers te verbeteren en de overlast van landbouwverkeer te verminderen niet in redelijkheid uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig heeft kunnen achten. De raad heeft bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid doorslaggevend gewicht mogen toekennen aan het belang van het vergroten van de verkeersveiligheid voor fietsers en de vermindering van de ervaren overlast en verkeersonveiligheid vanwege het landbouwverkeer in met name de maanden augustus en september. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het vergroten van de verkeersveiligheid is gericht op het voorkomen van ongelukken, dat via de Bovenkerkweg een doorgaande fietsverbinding naar het noorden van Montfoort mogelijk wordt gemaakt en dat de Bovenkerkweg na het realiseren van het plan uitsluitend zal worden gebruikt door bestemmingsverkeer en het beperkte verkeer ten behoeve van de begraafplaats. Het betoog faalt.

4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat een scheiding van landbouwverkeer en fietsers ook kan worden gerealiseerd door verbreding van de Bovenkerkweg eventueel in combinatie met het dempen van sloten aan weerszijden van deze weg.

4.1. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van de alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Uit het verkeersonderzoek volgt dat de verlenging van de Wederiksingel naar de weg Blokland voor al het verkeer de meest wenselijke oplossing is, in combinatie met het afsluiten van de Bovenkerkweg voor doorgaand gemotoriseerd verkeer. Nu de raad de voor- en nadelen van de alternatieven in zijn afweging heeft betrokken, wordt overwogen dat de raad in redelijkheid tot deze keus heeft kunnen komen. Het betoog faalt.

5. [appellant sub 1] betoogt dat hij, wegens de ligging van zijn perceel in het verlengde van de Wederiksingel, veel geluidhinder zal ondervinden van afremmend en optrekkend verkeer, hinder zal ondervinden van de lichten van naderend verkeer die zijn woning inschijnen en dat sprake is van aantasting van privacy en het vrije uitzicht waardoor waardevermindering van zijn woning plaatsvindt. Voorts betoogt [appellant sub 1] dat onduidelijk is of rekening is gehouden met deze waardeverminderende effecten van het plan en of het plan daardoor financieel uitvoerbaar is.

[appellant sub 2] betoogt dat hij onevenredig wordt benadeeld door het plan omdat zijn perceel na verlenging van de Wederiksingel tussen de weg Blokland, de Bovenkerkweg en de verlengde Wederiksingel komt te liggen. Hij betoogt dat hij door deze situatie van drie kanten te maken krijgt met geluidsoverlast, lichthinder, verslechtering van het uitzicht en overlast van uitlaatgassen en trillingen. Aangezien de woning niet onderheid is, zal dit volgens hem leiden tot aanzienlijke vermindering van zijn woongenot en een flinke waardedaling van zijn woning.

5.1. De raad erkent dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] nadeel zullen ondervinden door het verlengen van de Wederiksingel. Dit nadeel weegt volgens de raad echter niet op tegen de verbeterde veiligheid voor fietsers op en rond de Bovenkerkweg en de vermindering van landbouwverkeer op de Bovenkerkweg. Daarnaast stelt de raad dat indien waardevermindering van hun woningen plaatsvindt een aanvraag om een tegemoetkoming in schade kan worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. In de exploitatie van het plan is rekening gehouden met het risico van planschade.

5.2. De Afdeling overweegt dat weliswaar enige nadelige invloed op het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] is te voorzien, maar zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat die nadelige invloed onevenredig bezwarend is in verhouding tot de belangen die gediend worden met de voorziene verlenging van de Wederiksingel. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij afweging van alle betrokken belangen aan het belang van de verkeersveiligheid op de Bovenkerkweg niet in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen dan aan het belang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bij het ongewijzigd blijven van hun woon- en leefklimaat. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat bij het nemen van de beoogde verkeersmaatregelen rekening zal worden gehouden met zowel de ondergrond van als de maximum snelheid op de verlengde weg, waardoor niet aannemelijk is dat het plan leidt tot onaanvaardbare trillinghinder. Voorts heeft de raad toegelicht dat de verlengde Wederiksingel wordt gefundeerd.

Verder is in de plantoelichting vermeld dat voor de aanleg van de verlengde Wederiksingel en de herinrichting van het gebied rekening is gehouden met de te verwachten kosten ten aanzien van verwerving, planontwikkeling en onderzoek, alsmede eventuele planschade. Gelet hierop ziet de Afdeling in zoverre geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd. Het betoog faalt.

6. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat in het akoestisch onderzoek ‘Onderzoek Wegverkeerslawaai’ van 8 maart 2011 (hierna: het akoestisch onderzoek) en de ter zitting overgelegde nadere akoestische berekening van 28 maart 2013 (hierna: de nadere akoestische berekening) wordt uitgegaan van onjuiste uitgangspunten waardoor de raad het plan op dit punt onzorgvuldig heeft voorbereid.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren hiertoe aan dat hun woningen binnen de 48 dB-contour, die de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) stelt, vallen, nu ten onrechte artikel 110g van de Wgh is toegepast. Volgens hen is in het akoestisch onderzoek niet aannemelijk gemaakt dat motorvoertuigen, meer in het bijzonder, landbouwvoertuigen in de toekomst stiller worden. In dit verband betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat, nu ten onrechte artikel 110g Wgh is toegepast, de geluidsbelasting op de gevel van hun woningen 51 dB onderscheidenlijk 52 dB is. Verder betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat ook de geluidsbelasting door het plan op de gevel van de woning van [appellant sub 2] had moeten worden onderzocht.

Voorts betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat het akoestisch onderzoek uitgaat van een verkeerde rekenmethode, dat in het akoestisch onderzoek geen rekening is gehouden met verkeersremmende maatregelen, waaronder verkeersdrempels, en dat in de nadere akoestische berekening wordt uitgegaan van een onjuiste verhardingsbreedte van de weg Blokland.

Ten slotte voeren [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aan dat de berekening van de verkeersintensiteiten en de daarmee samenhangende geluidsbelasting niet is gebaseerd op tellingen en geen rekening is gehouden met toekomstige ontwikkelingen zoals de mogelijke uitbreiding van de nieuwe woonwijk Hofland-Oost gelegen naast het plangebied, de verkeersaantrekkende werking van de verlengde Wederiksingel voor sluipverkeer en de beoogde afsluiting van de Benedenkerkweg. Voorts betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat bij het berekenen van de geluidsbelasting ten onrechte is uitgegaan van een standaardverdeling van verkeer en niet van een maximale belasting van de verlengde weg door zwaar verkeer en landbouwverkeer zoals deze in het voorjaar en de zomer te verwachten is.

6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] buiten de 48 dB-contour van de verlengde Wederiksingel liggen, zodat ten aanzien van deze weg sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Voorts stelt de raad dat bij de aansluiting van de Wederiksingel op de weg Blokland alleen de woning van [appellant sub 1] binnen het wettelijk onderzoeksgebied ligt waarvoor een reconstructieonderzoek dient te worden uitgevoerd. Volgens de raad neemt de geluidsbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 1] niet zodanig toe dat sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wgh.

Voorts stelt de raad dat de in het akoestisch onderzoek gebruikte verkeersintensiteiten, afkomstig uit het verkeersonderzoek, zijn gebaseerd op tellingen en uitgaan van een worstcase scenario waarbij de verlengde weg alsnog kan worden gecategoriseerd als een erftoegangsweg. Hierover stelt de raad zich op het standpunt dat bij de berekening van de verkeersintensiteit en de daarmee samenhangende geluidsbelasting rekening is gehouden met toekomstige ontwikkelingen. Verder stelt de raad dat het gebruikelijk is om bij geluidsberekeningen uit te gaan van een standaardverdeling van het verkeer dat bij een type weg hoort.

6.2. Ingevolge artikel 1 van de Wgh is een reconstructie van een weg een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder a, en artikel 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting die op grond van artikel 100 dan wel het bepaalde krachtens artikel 100b, aanhef en onder a, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd.

Ingevolge artikel 74, eerste lid, aanhef en onder b, onder 1, heeft een weg in buitenstedelijk gebied bestaande uit een of twee rijstroken een zone van 250 meter die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot aan weerszijden van de weg.

Ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder a, wordt bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan vanwege het college van burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld naar de geluidsbelasting die door woningen binnen de zone vanwege de weg zou worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken.

Ingevolge het derde lid wordt tevens akoestisch onderzoek ingesteld naar de heersende waarde indien de vaststelling van het bestemmingsplan betrekking heeft op de reconstructie van een weg. Ingevolge artikel 82 is behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB .

Ingevolge artikel 83 kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB en voor woningen in stedelijk gebied 58 dB niet te boven mag gaan.

Ingevolge artikel 83, derde lid, aanhef en onder b, kan bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot woningen die reeds aanwezig of in aanbouw zijn, voor de toekomstige geluidsbelasting vanwege een weg die nog niet geprojecteerd is, voor zover het woningen in buitenstedelijk gebied betreft, een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 58 dB niet te boven mag gaan.

Ingevolge artikel 100 is behoudens het tweede en derde lid de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een te reconstrueren weg, van de gevel van woningen binnen de zone 48 dB.

Ingevolge artikel 110g van de Wgh stelt de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer regels op grond waarvan telkens voor een bepaalde periode, al naar gelang de geluidproductie van motorvoertuigen in de betrokken periode hoger ligt dan voor de toekomst redelijkerwijs is te verwachten, bij de berekening en meting van de geluidsbelasting van de gevel van woningen op het resultaat een door hem bepaalde aftrek van niet meer dan 5 dB wordt toegepast.

Ingevolge artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift Geluidhinder 2006 (hierna: het Reken- en meetvoorschrift), zoals dit luidde ten tijde van belang, bedraagt de ingevolge artikel 110g van de Wgh toe te passen aftrek op de volgens de artikelen 1.3, eerste lid, en 3.7, onderdeel b en c, bepaalde waarde van het equivalente geluidsniveau, vanwege een weg, van de gevel van woningen 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en

5 dB voor de overige wegen.

6.3. De plantoelichting vermeldt dat het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens de Standaard Rekenmethode I (SRM I). Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is echter gebleken dat in afwijking van het bepaalde in SRM I, als bedoeld in bijlage III behorende bij hoofdstuk 3 van het Reken- en meetvoorschrift, in het akoestisch onderzoek geen rekening is gehouden met verkeersremmende maatregelen, waaronder verkeersdrempels. Nu de raad ten onrechte geen verkeersremmende maatregelen bij de berekening van de geluidsbelasting heeft betrokken, is het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid genomen.

6.4. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit, gelet op de aard van het gebrek, in zijn geheel dient te worden vernietigd.

6.5. De raad heeft ter zitting een nadere akoestische berekening overgelegd. In de bijlage van de nadere akoestische berekening heeft de raad de geluidsbelasting op de gevel van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] eveneens berekend volgens de Standaard Rekenmethode II (SRM II) conform het Reken- en meetvoorschrift. De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat in de nadere akoestische berekening verkeersremmende maatregelen, waaronder verkeersdrempels, zijn meegenomen. Dit standpunt hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet betwist.

Gelet op het vorenstaande zal de Afdeling deze beroepsgrond van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] verder bespreken met het oog op de vraag of er aanleiding is de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.

6.6. Ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevel van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] blijkt uit de bijlage van de nadere akoestische berekening dat de bestaande woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] na realisatie van de verlengde Wederiksingel zijn gelegen buiten de 48 dB-contour van deze weg. Dit betekent dat de geluidsbelasting ten gevolge van de verlengde Wederiksingel op de desbetreffende woningen lager of gelijk is aan 48 dB, de ingevolge artikel 82 van de Wgh voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel. Uit de bijlage van de nadere akoestische berekening blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] iets meer dan 44 dB onderscheidenlijk afgerond 46 dB is.

Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat bij het berekenen van de geluidsbelasting ten onrechte ingevolge artikel 110g van de Wgh een correctiefactor van 5 dB is toegepast, wordt overwogen dat in de plantoelichting is vermeld dat op de verlenging van de Wederiksingel buiten de bebouwde kom een maximumsnelheid van 60 km/h zal gelden. Gelet daarop mocht op grond van artikel 110g van de Wgh en het Reken- en meetvoorschrift een aftrek van 5 dB worden gehanteerd.

Naar het oordeel van de Afdeling hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] buiten de

48 dB-contour liggen, zodat ten aanzien van de verlengde Wederiksingel op de gevel van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] mag worden uitgegaan van een aanvaardbare akoestische situatie.

6.7. Voorts heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de aansluiting van de verlengde Wederiksingel op de weg Blokland een reconstructie als bedoeld in artikel 1 van de Wgh is van de bestaande gezoneerde weg Blokland. Uit de bijlage van de nadere akoestische berekening volgt dat alleen de woning van [appellant sub 1] binnen het wettelijk onderzoeksgebied ligt. Ten aanzien van de woning van [appellant sub 1] is geen sprake van reconstructie als bedoeld in artikel 1 van de Wgh, nu uit de bijlage van de nadere akoestische berekening volgt dat de toename van de geluidsbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 1] minder dan 1,5 dB bedraagt. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn woning eveneens binnen het wettelijk onderzoeksgebied van het reconstructieonderzoek valt. De raad heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat in het kader van het plan geen wettelijke verplichting bestaat om de geluidsbelasting op de gevel van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aan de Wgh te toetsen. Dat de raad de geluidsbelasting op de gevel van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet aan de Wgh hoeft te toetsen, laat echter onverlet dat de raad in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet vaststellen of ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Uit de bijlage van de nadere akoestische berekening volgt dat na realisatie van de verlengde Wederiksingel ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de maximale geluidsbelasting 49 dB onderscheidenlijk 52 dB is. In aanmerking wordt genomen dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat bij de nadere akoestische berekening rekening is gehouden met verkeersremmende maatregelen en alle omgevingsaspecten die op de geluidsbelasting van invloed kunnen zijn. Voorts is niet gebleken dat bij de nadere akoestische berekening van onjuiste meetpunten is uitgegaan.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding aan de juistheid van de berekeningen te twijfelen en heeft de raad zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de maximale geluidsbelasting ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zodanig is dat het plan uit een oogpunt van geluidsbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en aanvaardbaar is. De raad heeft hierbij in aanmerking mogen nemen dat de geluidsbelasting op de gevel van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] het maximum van 58 dB als bedoeld in artikel 83, derde lid, aanhef en onder b, van de Wgh niet overschrijdt.

6.8. Uit het verkeersonderzoek volgt dat de verkeersintensiteiten en de daarmee samenhangende geluidsbelasting zijn gebaseerd op verkeerstellingen. Het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat verkeerstellingen ontbreken, mist derhalve feitelijke grondslag.

Voorts volgt uit het verkeersonderzoek dat uitgaande van een worstcase scenario de intensiteit op de Bovenkerkweg niet meer bedraagt dan 1.500 motorvoertuigen per etmaal. Hierbij is aangenomen dat het verkeer van die weg zich in zijn totaliteit zal verplaatsen naar de verlengde Wederiksingel. Voorts wordt in aanmerking genomen dat bij de nadere akoestische berekening voor de verlengde Wederiksingel is uitgegaan van een verkeersintensiteit van 1.650 motorvoertuigen per etmaal. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat een verkeersintensiteit van maximaal 1.650 motorvoertuigen per etmaal, indien wordt uitgegaan van een worstcase scenario, onjuist is. Gelet hierop heeft de raad bij de berekening van de verkeersintensiteit en de daarmee samenhangende geluidsbelasting voldoende rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de effecten van toekomstige ontwikkelingen volgens de raad minimaal zullen zijn, nu het uitgaande verkeer uit de nieuwbouwwijk Hofland-Oost vooral zal kiezen voor de Wederiksingel in noordelijke richting aangezien Montfoort sterk georiënteerd is op het noordelijk gelegen Utrecht en de raad over het afsluiten van de Benedenkerkweg geen besluit heeft genomen.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben verder niet aannemelijk gemaakt dat de raad bij het berekenen van de geluidsbelasting niet heeft mogen aansluiten bij een standaardverdeling van het verkeer. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat volgens het verkeersonderzoek zwaar- en landbouwverkeer met name gedurende een korte periode van het jaar op de verlengde Wederiksingel zal rijden en de voorziene verkeersintensiteit op de verlengde weg met maximaal 1.500 motorvoertuigen per etmaal gering is. Het betoog faalt.

6.9. Gelet op het voorgaande geeft hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening heeft mogen aansluiten bij de nadere akoestische berekening.

7. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit komt gelet op het hiervoor onder 6.3 overwogene voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal gelet op het hiervoor onder 6.7, 6.8 en 6.9 overwogene evenwel bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb geheel in stand blijven.

8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Ten aanzien van het verzoek van [appellant sub 1] om vergoeding van de kosten van een deskundigenrapport overweegt de Afdeling het volgende. Als uitgangspunt voor de vergoeding van deze kosten geldt dat de kosten van een deskundige redelijkerwijs zijn gemaakt indien het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Voor de vergoeding van de kosten van het opstellen van een deskundigenrapport hanteert de Afdeling een forfaitair bedrag van € 50,00 per uur.

Het adviesrapport betreft het onderzoek ‘Wederiksingel Montfoort second opinion verkeerssituatie’ van VMC Beleids- en Procesmanagement van 5 november 2012. Gelet op de omvang van voornoemd rapport ziet de Afdeling aanleiding om in de berekening van de vergoeding van de kosten daarvoor uit te gaan van een aantal van twintig aan het opstellen van het rapport bestede uren. Het verzoek van [appellant sub 1] om vergoeding van de kosten van het tweede deskundigenrapport ‘Wederiksingel Montfoort second opinion akoestisch onderzoek’ van Noordelijk Akoestisch Adviesbureau B.V. van 15 april 2013, wordt zoals verzocht toegekend.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Montfoort van 6 februari 2012;

III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Montfoort tot vergoeding van bij [appellanten sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.502,34 (zegge: drieduizend vijfhonderdtwee euro en vierendertig cent), waarvan € 1.180,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Montfoort tot vergoeding van bij [appellanten sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.180,00 (zegge: elfhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Montfoort aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [appellanten sub 1] en en € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [appellanten sub 2] en vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.

w.g. Kranenburg w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013

12-772.