Uitspraak 201107874/1/R1


Volledige tekst

201107874/1/R1.
Datum uitspraak: 26 juni 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Wittem, gemeente Gulpen-Wittem,
appellant,

en

de raad van de gemeente Gulpen-Wittem,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Wahlwiller" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. L.E.M. Hendriks, advocaat te Maastricht, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S. Pieters en E. Bosman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Buiten bezwaar van de raad heeft [appellant] ter zitting nadere stukken overgelegd.

Bij tussenuitspraak van 25 april 2012, in zaak nr. 201107874/1/T1/R1, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 17 mei 2011 te herstellen. Bij tussenuitspraak van 11 juli 2012, in zaak nr. 201107874/1/T2/R1, heeft de Afdeling de termijn verlengd tot 32 weken na 25 april 2012. De tussenuitspraken zijn aangehecht.

De raad heeft ter uitvoering van voormelde tussenuitspraak een nadere motivering gegeven.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellant] een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. L.E.M. Hendriks, advocaat te Maastricht, en de raad, vertegenwoordigd door mr. N. Abbas en ing. M. van der Venne, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak van 25 april 2012 de raad opgedragen om met inachtneming van overweging 2.10 en 2.11 wat betreft de gevolgen voor de geluidsbelasting en de inpassing in de omgeving, waartoe het zicht vanuit de omliggende woningen behoort, aan de hand van onderzoek alsnog toereikend te motiveren dat het voorziene gebruik van het parkeerterrein zonder groenstrook niet leidt tot een zodanige situatie dat niet langer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en ook overigens in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

2. [appellant] betoogt dat het ontbreken van een groenstrook leidt tot negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid en de verkeersdoorstroming en met zich brengt dat het parkeerterrein niet in de omgeving past.

2.1. Met betrekking tot de verkeersveiligheid en de verkeersdoorstroming zijn in de tussenuitspraak onder 2.9 eindbeslissingen gegeven. In dat verband is overwogen dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet voorzien in de groenstrook leidt tot een verbetering van de verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming. Behoudens zeer uitzonderlijke gevallen kan niet worden terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.

2.2. In de nadere motivering is vermeld dat het plangebied ten zuiden van de Rijksweg N278 ligt. Het gebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van bedrijven en is in de structuurvisie als bedrijvenzone aangewezen. Voorts is vermeld dat aan de buitenrand van het parkeerterrein reeds een groenstrook met struikgewas en bomen aanwezig is die bijdraagt aan de inpassing in de omgeving.

2.3. Gelet op het vorenstaande bestaat in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de verbetering van de verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming door niet te voorzien in een groenstrook dan aan het belang van omwonenden bij een groenstrook om gevrijwaard te blijven van zicht op het parkeerterrein.

3. [appellant] richt zich tegen de nadere motivering omtrent de geluidsbelasting en heeft hiertoe een tegenrapport van Oranjewoud van 12 november 2012 overgelegd. Hij betoogt dat bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau LAmax ten onrechte is uitgegaan van twee vrachtwagentrailers als geluidscherm. Een vrachtwagentrailer kan volgens hem niet als geluidscherm worden aangemerkt. De werkelijke afschermingseffecten van de vrachtwagentrailer zijn meettechnisch niet bepaald en niet vergelijkbaar met een geheel gesloten object, aldus [appellant].

3.1. De raad stelt zich in de nadere motivering op basis van akoestisch onderzoek en de daarin vermelde maatregelen op het standpunt dat het plan geen onaanvaardbare geluidsbelasting met zich brengt. Een van de maatregelen is de toepassing van twee vrachtwagentrailers als geluidscherm. Een geladen vrachtwagentrailer is aan te merken als een geluidscherm als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer, aldus de raad.

3.2. Ingevolge artikel 1.11, negende lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt het akoestisch onderzoek uitgevoerd overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.

In de Handleiding meten en rekenen industrielawaai staat dat een object als scherm in rekening wordt gebracht als:

- de massa per eenheid van oppervlakte tenminste 10 kg/m2 bedraagt;

- het object geen grote kieren of openingen heeft; procesinstallaties, bomen en dergelijke worden dus niet als scherm in rekening gebracht.

3.3. Het akoestisch onderzoek bestaat uit het rapport van Bureau Geluid van 11 april 2012 en de rapporten van Akoestisch Buro Tideman van 3 juli 2012 en 24 september 2012. Hierin is vermeld dat de nachtperiode van 23:00 tot 7:00 uur de maatgevende beoordelingsperiode is. Zonder maatregelen worden de grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT en het maximaal geluidsniveau LAmax betreffende piekgeluiden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer overschreden. Door het treffen van maatregelen, waaronder de toepassing van twee vrachtwagentrailers als geluidscherm, is gebruik van het parkeerterrein in overeenstemming met het Activiteitenbesluit milieubeheer mogelijk. Hiermee wordt ook aan de toepasselijke binnenwaarden voldaan, aldus het akoestisch onderzoek.

3.4. Vast staat dat vrachtwagentrailers een open onderzijde hebben. Voorts heeft de raad toegelicht dat de laadruimte van de vrachtwagentrailers van [partij moet worden beladen om aan de massa per eenheid van oppervlakte van tenminste 10 kg/m2 te voldoen. Zowel wat betreft de onderzijde als de laadruimte is niet komen vast te staan dat het object daarmee voldoet aan de massa per eenheid van oppervlakte van tenminste 10 kg/m2 zonder dat grote kieren of openingen bestaan als bedoeld in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai. Gelet hierop heeft de raad zich niet in redelijkheid op het akoestisch onderzoek kunnen baseren voor zover vrachtwagentrailers worden ingezet als geluidscherm.

4. [appellant] betoogt dat in het akoestisch onderzoek geen rekening is gehouden met andere geluidbronnen van [partij dan de vrachtwagens op het parkeerterrein.

4.1. Vast staat dat naast de geluidsbelasting vanwege het parkeerterrein zelf ook andere geluidsbronnen een bijdrage leveren aan de geluidsbelasting van de omliggende woningen. [appellant] noemt in dit verband het geluid vanwege het deel van de inrichting aan de andere zijde van de Capucijnenweg, het manoeuvreren van vrachtwagens tussen beide inrichtingsdelen, het verladen en herbeladen met heftrucks, het koppelen van trailers, de werkplaats en de wasstraat. Niet gebleken is dat in het kader van het onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege het parkeerterrein de totale geluidsbelasting vanwege de verschillende geluidbronnen van [partij is onderzocht. Gelet hierop heeft de raad zich niet in redelijkheid op het akoestisch onderzoek kunnen baseren.

5. [appellant] betoogt voorts dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met de geluidsbelasting ter plaatse van de Rijksweg N278 en het kruispunt van de Capucijnenweg en de Rijksweg N278 vanwege de vrachtwagens die naar het parkeerterrein rijden en vanaf het parkeerterrein vertrekken.

5.1. Gebleken is dat de geluidsbelasting vanwege de extra verkeersbewegingen is beoordeeld tot aan het kruispunt van de Capucijnenweg en de Rijksweg N278. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de geluidsbelasting vanwege de extra verkeersbewegingen ter plaatse van de Rijksweg N278 en het kruispunt van de Capucijnenweg en de Rijksweg N278 wegvalt tegen de geluidsbelasting vanwege het bestaande verkeer op de Rijksweg N278. De raad heeft de verkeersintensiteit ter plaatse van de Rijksweg N278 en het kruispunt van de Capucijnenweg en de Rijksweg N278 en de bijdrage daaraan door [partij, voor onder meer de periode tot 7:00 uur in de ochtend, evenwel niet inzichtelijk gemaakt.

6. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken is het beroep gegrond. Het besluit van 19 mei 2011 is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en berust niet op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 3:46 van de Awb, voor zover het betreft het plandeel voor het parkeerterrein van [partij aan de oostzijde van de Capucijnenweg. Het besluit dient in zoverre te worden vernietigd. Gelet op hetgeen onder 3.4, 4.1 en 5.1 is overwogen omtrent het nadere onderzoek en de nadere motivering, zijn deze gebreken niet geheel hersteld. Er bestaat derhalve geen aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit in zoverre in stand blijven.

Gelet op het vorenstaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.

7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van 19 mei 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kern Wahlwiller", voor zover het betreft het plandeel voor het parkeerterrein van [partij aan de oostzijde van de Capucijnenweg;

III. veroordeelt de raad van de gemeente Gulpen-Wittem tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2007,16 (zegge: tweeduizendzeven euro en zestien cent), waarvan € 1652,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Gulpen-Wittem aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Hupkes
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2013

635.