Uitspraak 201210335/1/A1


Volledige tekst

201210335/1/A1.
Datum uitspraak: 5 juni 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 september 2012 in zaak nr. 12/1081 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Rucphen.

Procesverloop

Bij besluit van 5 april 2011 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het niet-agrarisch gebruik van het perceel aan (lees: naast) de [locatie] te Sint Willebrord (hierna: het perceel) afgewezen.

Bij besluit van 14 februari 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 20 september 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door ing. M.L.M. Sijmens en M.R.H. Mulder-Van Broekhoven LLB, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij belanghebbende is bij zijn verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van de loods op het perceel in strijd met het bestemmingsplan. Hij voert daartoe aan dat hij pachter is van het naastgelegen perceel en conflictsituaties verwacht, nu een burger de loods gebruikt en agrariërs en burgers elkaar volgens hem niet goed in het buitengebied verdragen.

1.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 1:3, derde lid, wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.

1.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] geen belanghebbende is bij zijn verzoek om handhavend op te treden. [appellant] is in zijn hoedanigheid van pachter van het naastgelegen perceel weliswaar te onderscheiden van anderen, maar [appellant] heeft niet aangegeven wat zijn concreet en actueel belang is bij zijn verzoek noch hoe zijn belang rechtstreeks wordt geraakt. De rechtbank heeft dienaangaande terecht overwogen dat zijn stelling dat het gebruik van het perceel door een burger in het buitengebied leidt tot conflicten, niet een voldoende concreet belang betreft, nu, ongeacht de uitkomst van deze procedure, hiermee eventuele conflicten in de toekomst niet kunnen worden voorkomen. [appellant] heeft voorts desgevraagd ter zitting bij de Afdeling in navolging van die bij de rechtbank herhaald geen hinder van het gebruik van de loods te ondervinden en ook niet in zijn bedrijfsvoering te worden geschaad.

Het betoog faalt.

2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.

w.g. Troostwijk w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013

374-761.