Uitspraak 201207956/1/R1


Volledige tekst

​201207956/1/R1.
Datum uitspraak: 3 april 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de vereniging Bewonersvereniging Bergen Centrum, gevestigd te Bergen (NH), en anderen,
2. [appellant sub 2], wonend te Bergen (NH),
appellanten,

en

de raad van de gemeente Bergen (NH),
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Elkshove 1" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwfonds Ontwikkeling B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De raad en de Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2013, waar Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 2], bijgestaan door [gemachtigde], voormeld, en de raad, vertegenwoordigd door S.J. van Dam en mr. D.E. Minkman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord Bouwfonds Ontwikkeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Kozijn en P.M. van Oeveren, beiden werkzaam bij Bouwfonds Ontwikkeling, bijgestaan door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Baarn.

Overwegingen

Het plan

1. Het plan maakt een appartementengebouw met maximaal 17 woningen mogelijk op de locatie Elkshove. Het plangebied grenst aan de Koninginneweg en de Prins Hendriklaan.

Ontvankelijkheid

2. Bouwfonds Ontwikkeling betoogt dat het beroep van de Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen, voor zover ingesteld door de Bewonersvereniging Bergen Centrum en de Bewonersvereniging "Koninginneweg", niet-ontvankelijk is, omdat niet is gebleken dat de algemene ledenvergaderingen van deze verenigingen toestemming hebben gegeven voor het instellen van beroep tegen het bestreden besluit.

2.1. Ingevolge artikel 2:45, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vertegenwoordigt het bestuur de vereniging, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit.

Ingevolge het tweede lid kunnen de statuten de bevoegdheid tot vertegenwoordiging bovendien toekennen aan een of meer bestuurders.

Ingevolge het derde lid is de bevoegdheid tot vertegenwoordiging die aan het bestuur of aan een bestuurder toekomt onbeperkt en onvoorwaardelijk, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. Een wettelijk toegelaten of voorgeschreven beperking van of voorwaarde voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging kan slechts door de vereniging worden ingeroepen.

2.2. De Afdeling stelt vast dat bestuursleden van de Bewonersvereniging Bergen Centrum en de Bewonersvereniging "Koninginneweg" overeenkomstig de statuten van deze verenigingen het beroepschrift hebben ondertekend. De Afdeling overweegt onder verwijzing naar haar uitspraak van 12 mei 2000 in zaak nr. E03.97.1821 (JB 2000/181) dat, gelet op artikel 2:45, derde lid, van het BW, niet wordt getreden in de vraag of aan de ondertekening van het beroepschrift door bestuursleden een rechtsgeldig besluit van het bevoegde orgaan van de rechtspersoon ten grondslag ligt. Op grond van deze bepaling kan een voorwaarde voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging die aan het bestuur of een bestuurder toekomt slechts door de vereniging en niet door derden worden ingeroepen. Dat niet is gebleken dat de algemene ledenvergaderingen van de Bewonersvereniging Bergen Centrum en de Bewonersvereniging "Koninginneweg" toestemming hebben gegeven voor het instellen van beroep, betekent dus niet dat het beroep, voor zover ingesteld door deze verenigingen, niet-ontvankelijk is.

Formele bezwaren

3. Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de raad vooringenomen was bij de vaststelling van het plan, omdat de gemeente op grond van een overeenkomst met de projectontwikkelaar, Bouwfonds Ontwikkeling, een inspanningsverplichting heeft om het voorziene appartementsgebouw planologisch mogelijk te maken. Het niet-naleven van deze inspanningsverplichting zou volgens hen nadelige financiële gevolgen voor de gemeente hebben.

3.1. Ingevolge artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vervult het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid.

3.2. De Afdeling is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de gemeente een contractuele inspanningsverplichting heeft om het voorziene appartementsgebouw planologisch mogelijk te maken en niet-naleving daarvan nadelige financiële gevolgen voor de gemeente zou hebben ontoereikend is voor het oordeel dat de raad vooringenomen was. Een contractuele inspanningsverplichting van de gemeente om een bepaalde ontwikkeling planologisch mogelijk te maken leidt immers niet tot een verplichting van de raad aan gronden een bestemming te geven die de raad niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening zou achten. Het is altijd mogelijk dat de definitieve beslissing over de vaststelling van het bestemmingsplan, mede afhankelijk van alle in de loop van de procedure naar voren gekomen feiten en belangen, anders uitvalt dan door het college van burgemeester en wethouders bij het sluiten van een overeenkomst is ingeschat.

Inhoudelijke bezwaren

4. Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen en [appellant sub 2] voeren voorts aan dat uitsluitend financiële motieven ten grondslag zijn gelegd aan het plan. Volgens hen zal het voorziene appartementengebouw tot een ernstige aantasting van de ruimtelijke karakteristiek leiden als gevolg van het verdwijnen van groen en de toegestane bouwhoogte van 15 m voor het appartementengebouw en de omvang daarvan. Het voorziene appartementengebouw is daarom volgens Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen en [appellant sub 2] in strijd met de structuurvisie Bergen uit 1992. Ook is volgens hen ten onrechte geen rekening gehouden met ontwikkelingen op het naastgelegen terrein waarop het oude gemeentehuis staat.

4.1. De raad betwist dat financiële motieven ten grondslag zijn gelegd aan het plan. Volgens de raad waren voorafgaand aan de verkoop van de gronden in het plangebied aan Bouwfonds Ontwikkeling reeds stedenbouwkundige voorwaarden opgesteld. De raad acht een hoogteaccent op de hoek van de Prins Hendriklaan en de Koninginneweg wenselijk opdat deze locatie gemakkelijk is te vinden. Het voorziene appartementengebouw past volgens de raad in de omgeving. De raad neemt verder het standpunt in dat het voorziene appartementengebouw niet in strijd is met de structuurvisie. Ook is volgens de raad nog onzeker welke ontwikkelingen op het naastgelegen terrein zullen plaatsvinden en staan mogelijke ontwikkelingen daarop los van het voorziene appartementengebouw.

4.2. Aan de gronden in het plangebied zijn onder meer de bestemmingen "Wonen - 1" met een bouwvlak en "Groen" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden onder meer bestemd voor groen en water.

Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Wonen - 1" aangewezen gronden onder meer bestemd voor wonen.

Blijkens de verbeelding, bezien in samenhang met lid 5.2, onder 5.2.1 en b en d, zijn maximaal 17 woningen en een maximale bouwhoogte van 15 m toegestaan voor het voorziene appartementengebouw.

De afstand van het voorziene appartementengebouw tot omliggende woningen is ten minste ongeveer 35 m en tot de Prins Hendrikstraat en de Koninginneweg ongeveer 20 m. De bestaande bebouwing in het plangebied heeft een hoogte van 8 m. De toegestane hoogte voor de meeste omliggende woningen is op grond van het bestemmingsplan "Bergen - Dorpskern - Zuid" 10 m.

4.3. In de structuurvisie staat dat het beleid voor het centrum is gericht op behoud en versterking van de cultuurhistorische en karakteristieke stedenbouwkundige structuur. Verdichting is hier mogelijk indien de ruimtelijke karakteristieken niet worden aangetast.

5. Anders dan Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen en [appellant sub 2] aanvoeren, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad louter uit financiële motieven het plan heeft vastgesteld. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet in geschil is dat reeds voordat werd besloten de gronden in het plangebied aan Bouwfonds Ontwikkeling te verkopen stedenbouwkundige voorwaarden waren opgesteld waarbij sprake was van een appartementengebouw ter plaatse. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ruimtelijke karakteristieken niet zullen worden aangetast als gevolg van het voorziene appartementengebouw. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat een groenstrook langs de Prins Hendriklaan en de Koninginneweg behouden blijft. Voorts zal het voorziene appartementengebouw weliswaar hoger zijn dan de direct omliggende woningen en een grotere omvang hebben dan de bestaande bebouwing, maar de afstand van het voorziene appartementengebouw tot de omliggende woningen is ten minste ongeveer 35 m en tot de weg ongeveer 20 m. Ook is niet in geschil dat in de omgeving van het plangebied meer gebouwen staan die hoger zijn dan de omliggende bebouwing. Er bestaat derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd met de structuurvisie is vastgesteld.

Voor zover Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen en [appellant sub 2] aanvoeren dat ten onrechte geen rekening is gehouden met ontwikkelingen op het naastgelegen terrein en de raad de ontwikkeling in het voorliggende plan daarvan niet had mogen afsplitsen, wordt overwogen dat de raad beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan en dat bovendien de raad te kennen heeft gegeven dat nog onzeker is welke ontwikkelingen daarop zullen plaatsvinden. Bij de besluitvorming over het naastgelegen terrein zal rekening moeten worden gehouden met het voorziene appartementengebouw. Belanghebbenden kunnen zo nodig rechtsmiddelen aanwenden tegen een eventueel besluit dat ontwikkelingen mogelijk maakt op het naastgelegen terrein.

6. Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen en [appellant sub 2] voeren verder aan dat de gronden in het plangebied niet in een openbare aanbestedingsprocedure aan Bouwfonds Ontwikkeling zijn verkocht.

De Afdeling overweegt onder verwijzing naar haar uitspraak van 5 oktober 2011 in zaak nr. 201104011/1/R3 dat volgens Nederlands nationaal recht de burgerlijke rechter en niet de bestuursrechter de aangewezen rechter is om over de rechtmatigheid van het achterwege laten van een openbare aanbesteding een oordeel te vellen. Het betoog faalt.

7. In hetgeen Bewonersvereniging Bergen Centrum en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Huszar
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2013

533-703.