Uitspraak ​201300489/2/R4


Volledige tekst

​201300489/2/R4.
Datum uitspraak: 29 maart 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Barendrecht,

en

de raad van de gemeente Barendrecht,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Sportpark Ziedewij" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 maart 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door E.J.P. Verheul, en de raad, vertegenwoordigd door mr. Scheppink en ing. D.T. Amesz, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan bevat een juridisch-planologische regeling voor het sportpark Ziedewij. Met de vaststelling van het plan heeft de raad beoogd om onder meer de bouw van maximaal 40 grondgebonden woningen mogelijk te maken ter plaatse van de voormalige hockeyvelden en het tussen deze velden gelegen openbaar groen. Daartoe heeft de raad aan deze gronden de bestemming "Woongebied - 1" toegekend. [verzoeker] woont aan het [locatie], direct naast het desbetreffende plandeel.

3. [verzoeker] vreest voor de gevolgen die realisering van de voorziene ontwikkelingen kan hebben voor zijn woon- en leefklimaat, onder meer wat betreft het verloren gaan van openbaar groen en de als gevolg van het gebruik van de voorziene ontsluitingsweg te verwachten geluidhinder. Volgens [verzoeker] zal de geluidhinder voor hem aanzienlijk zijn, vooral omdat de in het bouwplan voorziene ontsluitingsweg met een haakse bocht direct langs twee zijden van zijn woning loopt en voorts vanwege de aansluiting op de Boezemweg tot veel sluipverkeer zal leiden. De raad heeft bij de vaststelling van het plan in zoverre onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen, aldus [verzoeker].

4. De raad stelt zich op het standpunt dat de voorziene ontwikkelingen, ook voor zover het de ontsluitingsweg betreft, geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat van [verzoeker]. Volgens de raad zal de te verwachten verkeersintensiteit op de door [verzoeker] bedoelde nieuwe ontsluitingsweg, inclusief bewonersverkeer en sluitverkeer van en naar de Boezemweg, circa 2.700 voertuigbewegingen per etmaal bedragen. Dit aantal valt volgens de raad binnen de norm van 2.000 tot 3.000 verkeersbewegingen per etmaal binnen een verblijfsgebied als vastgelegd in het gemeentelijk verkeersveiligheidsplan. Verder heeft de raad uiteengezet dat uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de voorziene ontsluitingsweg - inclusief sluipverkeer - op de in het plangebied voorziene nieuwe woningen maximaal 62 dB zal bedragen. Tevens is een berekening van de geluidbelasting van woningen langs de Margrietsingel gemaakt, waaruit blijkt dat de verhoging van de geluidbelasting hier 4 dB bedraagt. Om de hoge geluidbelasting van deze woningen te voorkomen worden verkeerskundige maatregelen genomen zodat wordt voldaan aan gemeentelijk geluidbeleid, aldus de raad.

5. Ingevolge artikel 9, lid 9.1, van de planregels zijn de voor "Woongebied - 1" aangewezen gronden bestemd voor onder meer wonen, waarbij geldt dat het aantal woningen niet meer bedraagt dan 40, en wijkontsluitingswegen.

6. Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan dat voorziet in de door [verzoeker] bedoelde ontsluitingsweg die met een haakse bocht direct langs twee zijden van zijn woning loopt en aan de andere kant van het plangebied aansluit op de Boezemweg, de beoogde invulling van de planologische mogelijkheden is. Tussen partijen is evenmin in geschil dat de bedoelde ontsluitingsweg ook gebruikt zal kunnen worden door verkeer van en naar het gebied gelegen aan de andere kant van het plangebied.

De voorzitter overweegt dat weliswaar onderzoek is gedaan naar de akoestische gevolgen van de ontsluitingsweg voor woningen in het plangebied en voor woningen aan de Margrietsingel, maar dat hem niet is gebleken dat onderzoek is gedaan naar de gevolgen die realisering van de ontsluitingsweg kan hebben voor de geluidbelasting van de woning van [verzoeker]. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de raad zich in zoverre vooralsnog onvoldoende rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van realisering van de in het plan voorziene ontwikkelingen voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [verzoeker]. Het komt de voorzitter voor dat deze gevolgen, gelet op de ligging van de woning ten opzichte van de voorziene ontsluitingsweg, de aldaar te verwachten verkeersintensiteit en in aanmerking genomen de hoogte van de geluidbelastingen die zijn berekend voor de in het plangebied voorziene woningen, aanzienlijk zouden kunnen zijn. Gelet daarop ziet de voorzitter, bij afweging van de betrokken belangen, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Barendrecht van 18 december 2012, waarbij het bestemmingsplan "Sportpark Ziedewij" is vastgesteld, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Woongebied - 1";

II. gelast dat de raad van de gemeente Barendrecht aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Timmerman
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2013

431-745.