Uitspraak 201208261/1/R3


Volledige tekst

201208261/1/R3.
Datum uitspraak: 13 maart 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Zundert (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellante sub 2], wonend te Zundert,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zundert,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2012 heeft het college voor een aantal woningen en een schoolgebouw hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de aan te leggen randweg en de te reconstrueren Verlengde Hofdreef.

Tegen dit besluit heeft [appellant sub 1] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 18 december 2012 heeft het college het besluit van 15 mei 2012 ingetrokken en voor een aantal woningen en een schoolgebouw opnieuw hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de aan te leggen randweg en de te reconstrueren Verlengde Hofdreef.

Tegen dit besluit heeft [appellante sub 2] beroep ingesteld.

Het college en [appellant sub 1] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 januari 2013, waar [appellante sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en H.J.M. van den Broek, en het college, vertegenwoordigd door A.J.A. Nicia, J.L.A.C. Verheijen, beiden werkzaam bij de gemeente, J.W. van den Boogert en C. Helmes, en bijgestaan door mr. D.S.P. Roelands-Fransen en mr. D.N. van Brederoode, beiden advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

1.1. Het besluit van 18 december 2012 is een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Niet is in geschil dat [appellant sub 1] en het college belang hebben bij de beoordeling van dat besluit. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van [appellant sub 1] dan ook mede betrekking op het besluit van 18 december 2012.

Het besluit van 15 mei 2012

2. Ingevolge artikel 6:19, derde lid, van de Awb, zoals dit luidde ten tijde van belang, staat intrekking van het bestreden besluit niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft.

2.1. Niet is gebleken dat [appellant sub 1] nog belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep, voor zover gericht tegen het inmiddels ingetrokken besluit van 15 mei 2012. Het beroep dient in zoverre wegens gebrek aan procesbelang niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Het besluit van 18 december 2012

3. Het college heeft bij besluit van 18 december 2012 een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vastgesteld van 50 dB voor de gevel van de woning van [appellant sub 1A] aan de [locatie 1] en van 52 dB voor de gevel van de woning van [appellante sub 2] aan de [locatie 2].

4. [appellante sub 2] voert aan dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een te lage verkeersintensiteit op de randweg tussen de Rucphenseweg en de Kapellekestraat. Daarbij wijst zij op het milieueffectrapport (hierna: MER) dat is gemaakt voor het bestemmingsplan "Randweg Zundert". Voorts is volgens [appellante sub 2] ten onrechte geen rekening gehouden met weerkaatsing van het geluid door de hogere ligging van de randweg.

4.1. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) is, behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde, de voor de woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.

Ingevolge artikel 83, eerste lid, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in stedelijk gebied 58 dB niet te boven mag gaan.

Ingevolge het derde lid, kan bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot woningen die reeds aanwezig of in aanbouw zijn, een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld voor de toekomstige geluidsbelasting van een weg die nog niet geprojecteerd is. Voor zover het woningen in stedelijk gebied betreft, mag deze waarde 63 dB niet te boven gaan.

Ingevolge artikel 110d, zoals dat luidde ten tijde van belang, wordt ten behoeve van de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege een weg voor het bepalen van het equivalente geluidsniveau bij ministeriële regeling aangegeven op welke wijze en met inachtneming van welke bestaande of te verwachten omstandigheden, de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid worden vastgesteld, en op welke wijze uit de over een bepaalde periode verkregen uitkomsten het in vorengenoemde omschrijving genoemde gemiddelde wordt afgeleid.

4.2. Ten behoeve van het besluit van 18 december 2012 is een akoestisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek Aanleg van de randweg Zundert en wijziging aan de Prinsenstraat/Rucphenseweg, de Kapellekestraat, de Akkermolenweg, de Bredaseweg en de Hofdreef te Zundert" van 16 oktober 2012 (hierna: het rapport).

4.3. In het rapport staat dat gebruik is gemaakt van verkeersgegevens die zijn aangeleverd door het bureau Goudappel Coffeng. Het college heeft toegelicht dat dit bureau voor de randweg een verkeersmodel heeft gemaakt. [appellante sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gebruikte verkeersgegevens onjuist zijn. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad had dienen uit te gaan van de verkeersintensiteit van 13.350 mvt/etm die in het MER is genoemd, nu deze betrekking heeft op het totaal van de aanvoerwegen naar de rotonde Kapellekestraat-randweg en niet op het verkeer op de randweg.

Het college heeft gesteld dat met de ligging van de randweg en met reflectie van geluid rekening is gehouden in de toepassing van de Standaard rekenmethode II uit bijlage III van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (hierna: RMV 2006). In hetgeen [appellante sub 2] heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat dit onjuist is.

5. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] voeren aan dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen geluidsreducerende maatregelen mogelijk zijn. [appellant sub 1] voert daartoe aan dat de stelling dat de maximumsnelheid niet kan worden verlaagd van 80 naar 50 km/uur omdat de randweg een provinciale weg zal zijn, onvoldoende is. [appellant sub 1] wijst voorts op de mogelijkheid van een verdiepte ligging. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] voeren aan dat ten onrechte geen geluidsscherm of groene wal wordt opgericht. [appellante sub 2] betoogt dat het college eerder heeft toegezegd in een groene wal te voorzien. Volgens [appellant sub 1] is het geluidsreducerende asfalt waar het college op wijst, ondeugdelijk, nu de geluidsreducerende werking daarvan snel afneemt.

5.1. Ingevolge artikel 110a, vijfde lid, van de Wgh, gelezen in samenhang met het eerste lid, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege de weg van de gevel van de betrokken woningen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

5.2. Het college stelt zich op het standpunt dat geluidsreducerende maatregelen, anders dan stil asfalt, niet toepasbaar zijn.

Een verlaging van de maximumsnelheid naar 50 km/uur is volgens het college niet gewenst, nu uit verkeersonderzoek is gebleken dat een randweg met die maximumsnelheid minder verkeer zal aantrekken en daardoor meer verkeer door de kern blijft rijden. Dit is in strijd met de doelstelling van de randweg om juist zoveel mogelijk verkeer uit de kern van Zundert te houden om de leefbaarheid daar te verbeteren. Gelet op het voorgaande heeft het college naar het oordeel van de Afdeling deze bronmaatregel in redelijkheid niet hoeven toepassen.

Volgens het college is verder een verdiepte aanleg verkeerstechnisch niet gewenst, nu in dat geval geen aansluiting op de Kapellekestraat kan worden gerealiseerd en minder verkeer van de randweg gebruik zal maken. Ook heeft een ongelijkvloerse verbinding effecten op de waterhuishouding, vraagt het om forse technische maatregelen en is deze aanleg veel duurder. Gelet op het voorgaande heeft het college in redelijkheid kunnen besluiten de randweg niet verdiept aan te leggen.

Over geluidsschermen is in het akoestisch rapport opgenomen dat dit vanwege de verspreide ligging van de geluidsgevoelige bestemmingen zeer kostbaar is. Ter zitting heeft het college verder toegelicht dat voor een geluidswal ter hoogte van de woningen van [appellant sub 1A] en [appellante sub 2] onvoldoende ruimte is en dat een geluidscherm of wal bij de rotonde met de Kapellekestraat vanuit verkeersveiligheid niet mogelijk is, omdat het verkeer zicht op de rotonde en aanvoerende wegen dient te hebben. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college gelet daarop niet in redelijkheid heeft kunnen stellen dat deze afschermende maatregelen niet mogelijk zijn. [appellante sub 2] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat door of namens het college de verwachting is gewekt dat bij haar woning een geluidswal zal worden gerealiseerd. De afbeelding waar [appellante sub 2] op wijst, ziet op een voorstel voor een landschappelijke inpassing in het kader van het bestemmingsplan en derhalve niet op geluidsvoorzieningen in het kader van het besluit tot vaststelling van hogere waarden. Het college heeft het besluit derhalve in zoverre niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.

Over het geluidsreducerend asfalt heeft de Afdeling eerder overwogen (uitspraak van 30 maart 2011 in zaak nr. 201005121/1/M), kort weergegeven, dat bij de vaststelling van de geluidsemissie van het wegdek in de Standaard rekenmethode II uit het RMV 2006 door middel van het toepassen van correctiefactoren rekening wordt gehouden met de effecten van slijtage van het wegdek. Evenals in die zaak ziet de Afdeling ook hier geen aanleiding voor het oordeel dat het RMV 2006 buiten toepassing moet blijven, omdat in de hierin voorgeschreven rekenmethodiek niet in andere of verdergaande mate rekening wordt gehouden met de slijtage van verschillende wegdektypen. Het college heeft derhalve van de berekende geluidsreducerende werking van het stil asfalt uit kunnen gaan.

De Afdeling ziet, gelet op het vorengaande, geen aanleiding voor het oordeel dat het college heeft gehandeld in strijd met artikel 110a, vijfde lid, van de Wgh. Het college heeft derhalve in zoverre van haar bevoegdheid tot het vaststellen van hogere waarden gebruik kunnen maken.

6. [appellante sub 2] voert aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de cumulatie van wegverkeerslawaai van drie wegen bij haar woning. Ook is door de hoge geluidsbelasting niet aannemelijk dat kan worden voldaan aan een binnenwaarde van 33 dB.

6.1. Ingevolge artikel 110a, zesde lid, van de Wgh, geeft het college indien artikel 110f van toepassing is, slechts toepassing aan het derde en vierde lid voor zover de gecumuleerde geluidsbelasting na de correctie op grond van artikel 110f, derde lid, niet leidt tot een naar zijn oordeel onaanvaardbare geluidbelasting.

Ingevolge artikel 110f, eerste lid, dient degene, die bij of krachtens deze wet verplicht is tot het verrichten van een akoestisch onderzoek, indien een van de volgende onderdelen van deze wet of van het krachtens deze onderdelen bepaalde:

a. Afdeling 1 en afdeling 2 van hoofdstuk V,

b. Afdeling 2, 2a, 3 en 4 van hoofdstuk VI,

c. hoofdstuk VII, en

d. hoofdstuk VIII,

van toepassing is op woningen gelegen in twee of meer aanwezige of toekomstige geluidszones als bedoeld in de artikelen 40, 52, 74, 106b en 108, of als vastgesteld krachtens artikel 107, dan wel in een of meer hiervoor genoemde geluidszones, ter plaatse van die woningen overeenkomstig de door de minister gestelde regels, tevens onderzoek te doen naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen. Aangegeven dient te worden op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij de te treffen maatregelen.

6.2. Uit het rapport volgt dat voor de woning van [appellante sub 2] aan de [locatie 2] de gecumuleerde geluidsbelasting is berekend en dat deze niet boven de 60 dB ligt. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat deze geluidsbelasting niet onaanvaardbaar is, nu deze onder de ten hoogste te verlenen hogere waarde voor de geluidsbelasting van 63 dB ligt. Het college stelt voorts dat het maatgevende weggedeelte de rotonde van de randweg is, waarvoor maatregelen reeds zijn beoordeeld. De Afdeling ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gecumuleerde geluidsbelasting niet onaanvaardbaar is, als bedoeld in artikel 110a, zesde lid, van de Wgh.

Wat betreft de binnenwaarde wordt overwogen dat uit de systematiek van de Wgh volgt dat eerst na vaststelling van hogere waarden behoeft te worden bepaald of gevelisolerende maatregelen moeten worden getroffen. Het bestreden besluit gaat niet over de verplichting tot het treffen van maatregelen aan de gevel, als thans vastgelegd in artikel 111b, tweede lid, van de Wgh. Bespreking van deze beroepsgrond is daarom in deze procedure niet aan de orde.

6.3. In deze procedure staat ter beoordeling of het college heeft kunnen overgaan tot vaststelling van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsdbelasting vanwege de voorziene randweg bij de woningen aan de [locatie 1] en de [locatie 2], als bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Wgh. De bezwaren van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] met betrekking tot de planologische besluitvorming, waaronder de afweging van belangen en alternatieven, kunnen in dit kader geen rol spelen.

Conclusie

7. Het beroep van [appellant sub 1] is, voor zover ontvankelijk, ongegrond. Het beroep van [appellante sub 2] is ongegrond.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] niet-ontvankelijk, voor zover gericht tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zundert van 15 mei 2012 tot het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de aan te leggen randweg en de te reconstrueren Verlengde Hofdreef;

II. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], voor zover ontvankelijk, en het beroep van [appellante sub 2] ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013

288-715.