Uitspraak 201300227/1/V3


Volledige tekst

201300227/1/V3.
Datum uitspraak: 6 maart 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[vreemdeling],

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 28 december 2012 in zaak nr. 12/38560 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2012 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 28 december 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De staatssecretaris heeft desgevraagd schriftelijk inlichtingen verstrekt.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2013, waar de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Thissen, advocaat te Alphen aan den Rijn, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. C.J. Tromp en mr. R.A. Visser, beiden werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorganger.

2. Hetgeen door de vreemdeling als grief 2 en 3 is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.

3. De vreemdeling klaagt in grief 1 allereerst dat de rechtbank door te overwegen dat zicht op uitzetting naar Sierra Leone bestaat, een onjuist althans onvolledig toetsingskader heeft gehanteerd. Volgens de vreemdeling miskent de rechtbank aldus dat zij had behoren te toetsen of zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Voorts heeft de rechtbank volgens de vreemdeling ten onrechte geen belang toegekend aan de omstandigheid dat onbekend is wanneer het Memorandum of Understanding (hierna: het MoU) betreffende gedwongen terugkeer naar Sierra Leone zal worden ondertekend en aan het feit dat er ook anderszins geen tastbare vooruitgang is geboekt in de onderhandelingen met de autoriteiten van Sierra Leone.

3.1. De stelling van de vreemdeling dat de rechtbank in rechtsoverweging 7.4 van de aangevallen uitspraak een onjuist toetsingskader hanteert door te toetsen of zicht op uitzetting bestaat in plaats van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn, berust op een onjuiste lezing van de aangevallen uitspraak. Reeds hierom kan dat betoog niet tot het daarmee beoogde doel leiden.

3.2. In de uitspraak van 20 oktober 2011, in zaak nr. 201107797/1/V3 (pdf, 521 kB), heeft de Afdeling, samengevat weergegeven, overwogen dat zicht op uitzetting naar Sierra Leone binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. De Afdeling heeft daarbij onder meer van belang geacht dat de staatssecretaris nog steeds contacten met de autoriteiten van Sierra Leone onderhoudt, gericht op de afgifte van laissez passer voor gedwongen vertrek.

3.3. De staatssecretaris heeft desgevraagd verklaard dat de Dienst Terugkeer & Vertrek (hierna: de DT&V) in de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 de autoriteiten van Sierra Leone voor 180 onderscheidenlijk 170, 100 en 20 personen heeft verzocht om afgifte van laissez passer. In ongeveer 105 gevallen is naar aanleiding van een dergelijk verzoek de nationaliteit van de betreffende vreemdeling vastgesteld.

De staatssecretaris heeft verder verklaard dat de autoriteiten van Sierra Leone sinds 1 januari 2010 geen laissez passer hebben verstrekt aan de DT&V ten behoeve van in Nederland verblijvende Sierra Leoners. Wel hebben de autoriteiten van Sierra Leone in 2010, 2011 en 2012 onderscheidenlijk acht, negen en negen laissez passer aan de Internationale Organisatie voor Migratie verstrekt. Voorts heeft er in deze jaren vijf keer gedwongen vertrek plaatsgevonden op basis van een geldig nationaal paspoort of een EU-staat, aldus de staatssecretaris.

De staatssecretaris heeft voorts verklaard dat de directie internationale aangelegenheden en de stafafdeling van de DT&V eind september 2012 een bezoek aan Sierra Leone hebben gebracht. De belangrijkste uitkomst van de aldaar gevoerde gesprekken is volgens de staatssecretaris dat de autoriteiten van Sierra Leone in principe hun medewerking hebben toegezegd aan gedwongen terugkeer. Ze stellen evenwel als eis dat voordat daaraan uitvoering kan worden gegeven de afspraken hieromtrent moeten worden vastgelegd in een MoU. Op 24 oktober 2012 heeft de DT&V de resultaten van deze missie met de vertegenwoordiging van Sierra Leone in Brussel besproken.

De staatssecretaris heeft ter zitting van de Afdeling toegelicht dat een concept van het MoU begin november 2012 aan de autoriteiten in Sierra Leone is toegezonden. In reactie op een rappel van de staatssecretaris hebben de autoriteiten van Sierra Leone medegedeeld dat daarop, als gevolg van de in november 2012 gehouden verkiezingen en de daarop volgende verdeling van de ministersposten, niet onverwijld kan worden gereageerd. Het nieuwe kabinet in Sierra Leone is in januari 2013 geïnstalleerd.

3.4. Nu vaststaat dat gedwongen vertrek met de DT&V sinds 1 januari 2010 niet plaatsvindt, ligt het op de weg van de staatssecretaris voortvarendheid te betrachten bij het intensiveren van de samenwerking met de autoriteiten van Sierra Leone.

Uit overweging 3.3 volgt dat op diplomatiek niveau inspanningen zijn verricht om gedwongen vertrek naar Sierra Leone mogelijk te maken, dat die hebben geleid tot een toezegging van de autoriteiten van Sierra Leone dat zij bereid zijn mee te werken aan gedwongen vertrek en dat de afspraken hieromtrent zijn vastgelegd in een concept-MoU dat onder de aandacht van de verantwoordelijke(n) is gebracht. Gezien overweging 3.3 heeft de staatssecretaris afdoende gemotiveerd waarom de autoriteiten van Sierra Leone vooralsnog geen reactie op het concept van het MoU hebben gegeven. Onder deze omstandigheden bestaat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, thans geen grond voor het oordeel dat voor de vreemdeling zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. De Afdeling kent daarbij mede gewicht toe aan de ter zitting gedane mededeling van de staatssecretaris dat eind februari 2013 opnieuw een rappel uitgaat.

3.5. De grief faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.

w.g. Troostwijk w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2013

466-489.