Uitspraak 201203414/1/V1


Volledige tekst

201203414/1/V1.
Datum uitspraak: 4 maart 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa),
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 19 maart 2012 in zaak nr. 11/25634 in het geding tussen:

[vreemdeling]

en

het COa.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2011 heeft het COa een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 17, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005) de kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise taalanalyse te vergoeden, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 19 maart 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat het COa een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het COa hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. In de enige grief klaagt het COa dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het zijn besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd, omdat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem in te schakelen opsteller van de contra-expertise deskundig is, nu de rechtbank deze opsteller al in een eerdere procedure als deskundig heeft aangemerkt. Het COa voert, onder verwijzing naar artikel 17, derde lid, van de Rva 2005 en de uitspraak van de Afdeling van 2 september 2010 in zaak nr. 200904984/1/V1 (pdf, 736 kB), aan dat de rechtbank heeft miskend dat het COa vooraf de onafhankelijkheid en deskundigheid van de desbetreffende persoon mag verifiëren om te beoordelen of de voorgenomen contra-expertise redelijkerwijs kan bijdragen aan de beoordeling en toetsing in de asielprocedure en of de gevraagde kosten dus wel noodzakelijk zijn. De omstandigheid dat de vreemdeling door tussenkomst van De Taalstudio een opsteller inschakelt noch de omstandigheid dat dezelfde opsteller reeds een contra-expertise voor de vreemdeling heeft opgesteld, garandeert volgens het COa dat deze opsteller aan de kwaliteitseisen voldoet die uit de Afdelingsjurisprudentie volgen.

1.1. Bij brief van 10 januari 2011 heeft het COa de vreemdeling in de gelegenheid gesteld te kennen te geven of De Taalstudio bereid is de identiteit van de opsteller van de contra-expertise, desnoods onder geheimhouding, aan het COa kenbaar te maken en erop gewezen dat de vreemdeling, indien hij de identiteit van de desbetreffende persoon niet laat bekendmaken, rekening moet houden met afwijzing van de aanvraag.

De vreemdeling heeft het COa op 17 januari 2011 telefonisch medegedeeld dat De Taalstudio voor deze contra-expertise dezelfde deskundige zal inschakelen als die, die een eerdere contra-expertise voor de vreemdeling heeft opgesteld.

Bij brief van 26 januari 2011 heeft het COa de vreemdeling medegedeeld dat het dat niet uit de door de vreemdeling overgelegde stukken heeft kunnen afleiden, hem nogmaals verzocht om de identiteitsgegevens van de in te schakelen opsteller van de contra-expertise kenbaar te laten maken en hem verzocht om aanvullende informatie te laten verstrekken waaruit blijkt dat het een onafhankelijke, academisch opgeleide linguïst is die over de benodigde specifieke deskundigheid beschikt. Verder heeft het COa, voor het geval De Taalstudio weigert dat te doen, de vreemdeling verzocht om deze weigering te rechtvaardigen en erop gewezen dat de vreemdeling, als hij de identiteit van de desbetreffende persoon niet kenbaar laat maken, rekening moet houden met afwijzing van de aanvraag.

In reactie hierop heeft de vreemdeling een brief van 9 februari 2011 ingestuurd, waarin De Taalstudio heeft bevestigd dat hij voor deze contra-expertise dezelfde deskundige zal inschakelen als die, die een eerdere contra-expertise voor de vreemdeling heeft opgesteld, en vermeld dat het een academisch opgeleide linguïst betreft die De Taalstudio volgens zijn vaste werkwijze heeft geselecteerd en die over actuele kennis beschikt van de taal waarover hij of zij rapporteert en heeft De Taalstudio een anoniem curriculum vitae overgelegd. Verder heeft De Taalstudio laten weten het kenbaar maken van de identiteitsgegevens van de in te schakelen opsteller van de contra-expertise eerst te overwegen nadat het COa heeft voorgesteld hoe het de vertrouwelijkheid van deze gegevens zal waarborgen.

In het besluit van 11 juli 2011 heeft het COa zich op het standpunt gesteld dat het niet vooraf heeft kunnen verifiëren of de door de vreemdeling door tussenkomst van De Taalstudio in te schakelen opsteller van de contra-expertise onafhankelijk en deskundig is en dat het de kosten daarom niet vergoedt.

1.2. Het COa betoogt terecht dat de rechtbank ten onrechte zonder meer op de uitspraak van 18 oktober 2010 in zaak nr. 10/400, over de asielprocedure van de vreemdeling, is afgegaan. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (uitspraak van 23 oktober 2003 in zaak nr. 200304904/1) is voor toetsing van het standpunt van een bestuursorgaan over de inzichtelijkheid van een deskundigenrapport dat het aan een besluit ten grondslag legt niet vereist dat degene die tegen dat standpunt een beroepsgrond voordraagt een contra-expertise overlegt. Nu de rechtbank in voormelde uitspraak van 18 oktober 2010 heeft geconcludeerd dat het desbetreffende rapport taalanalyse van Bureau Land en Taal niet inzichtelijk is, heeft zij de deskundigheid van de opsteller van de in die zaak overgelegde contra-expertise niet hoeven beoordelen, hetgeen zij in die uitspraak ook niet met zoveel woorden heeft gedaan. Bovendien blijkt uit voormelde uitspraak van 18 oktober 2010 niet dat de rechtbank in die zaak heeft kennisgenomen van de identiteitsgegevens van de desbetreffende opsteller. In de thans bestreden overweging heeft de rechtbank het besluit van 11 juli 2011 in zoverre ten onrechte ondeugdelijk gemotiveerd geacht.

1.3. Uit 1.1 volgt dat het COa de vreemdeling in de gelegenheid heeft gesteld om ervoor zorg te dragen dat De Taalstudio het COa de identiteit van de opsteller, desnoods onder geheimhouding, mededeelt. Voor dit geval heeft de Afdeling de in de grief voor het overige opgeworpen rechtsvraag reeds beantwoord in de uitspraak van 16 januari 2013 in zaak nr. 201112376/1/v1 (pdf, 217 kB). Uit die uitspraak, waar de Afdeling bij blijft, volgt dat de rechtbank ook in zoverre ten onrechte heeft overwogen dat het COa het besluit van 11 juli 2011 ondeugdelijk heeft gemotiveerd.

1.4. De grief slaagt.

2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal het inleidende beroep alsnog ongegrond worden verklaard.

3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 19 maart 2012 in zaak nr. 11/25634;

III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van staat.

w.g. Lubberdink w.g. Schuurman
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2013

282-587.