Uitspraak 201202229/1/R4


Volledige tekst

201202229/1/R4.
Datum uitspraak: 23 januari 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Sloten, gemeente Gaasterlân-Sleat,

en

de raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2011 heeft de raad de aanvraag om gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2004" afgewezen.

Bij besluit van 24 januari 2012 heeft de raad het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door C. Zeldenrust, en de raad, vertegenwoordigd door drs. T.J. Jagersma, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2004" is gevraagd met het oog op het legaliseren van vijf stacaravans op de camping van [appellant]. Deze recreatief te bewonen stacaravans bevinden zich op een afstand van ongeveer 50 meter van de rioolwaterzuiveringsinstallatie Sloten (hierna: rioolwaterzuiveringsinstallatie) van het Wetterskip Fryslân (hierna: Wetterskip).

2. [appellant] voert ten eerste aan dat de raad ten onrechte de vijf stacaravans op 50 meter van de rioolwaterzuiveringsinstallatie als permanent bewoonde milieugevoelige objecten heeft aangemerkt. Volgens hem worden de stacaravans niet permanent bewoond, mede door de bouwkundige verschillen met een recreatiewoning. Daarnaast betoogt [appellant] dat kleinschalig kamperen niet als geurgevoelig is aan te merken en, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2005, in zaak nr. 200407535/1, dat het beschermingsniveau voor een recreatiewoning lager is dan voor een permanent bewoonde woning.

2.1. Volgens de raad komt aan stacaravans dezelfde bescherming toe als aan permanent bewoonde woningen. Verder betoogt de raad dat volgens de Handreiking "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: VNG-brochure) de stacaravans wel als milieugevoelige objecten moeten worden aangemerkt.

2.2. De Afdeling stelt voorop dat de raad beleidsvrijheid toekomt bij het besluit omtrent een verzoek tot partiële herziening van een bestemmingsplan.

2.3. Anders dan [appellant] betoogt heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aan de bewoners van de stacaravans een aanvaardbaar verblijfsklimaat moet worden geboden. Daarbij heeft de raad de stacaravans mogen aanmerken als milieugevoelige objecten die bescherming verdienen. De stelling van [appellant] dat de stacaravans niet permanent worden bewoond, maakt dit niet anders, nu ook aan niet permanent bewoonde milieugevoelige objecten een zekere mate van bescherming kan worden toegekend. Het betoog faalt.

3. [appellant] betoogt voorts dat de raad ten onrechte vasthoudt aan een afstand van 100 meter rondom de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Ter onderbouwing van zijn stelling voert [appellant] aan dat deze afstand niet is gebaseerd op de werkelijke capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Verder verwijst hij naar een gesprek met een ambtenaar van het Wetterskip, waarin door die ambtenaar zou zijn toegezegd dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie de komende 40 jaar niet wordt uitgebreid. Ook heeft de raad volgens [appellant] bij het bestreden besluit onvoldoende rekening gehouden met nieuwe technologische ontwikkelingen. Als deze worden toegepast bij de rioolwaterzuiveringsinstallatie, dan kunnen de stacaravans volgens [appellant] dichter bij de zuiveringsinstallatie worden geplaatst.

3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de aan te houden afstand tot de rioolwaterzuiveringsinstallatie is gemotiveerd vanuit de gedachte dat de bewoners van de stacaravans uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening recht hebben op bescherming van het recreatieve verblijfsklimaat. Daarbij zijn volgens de raad de belangen van [appellant] voldoende meegewogen. Verder wijst de raad op een brief van het Wetterskip van 30 mei 2011, waaruit volgt dat het Wetterskip nog geen besluit heeft genomen over de toekomst van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

3.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een afstand van 100 meter tot de rioolwaterzuiveringsinstallatie uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is om een aanvaardbaar verblijfsklimaat bij de stacaravans aanwezig te laten zijn en de uitbreidingsmogelijkheden van de rioolwaterzuiveringsinstallatie niet te zeer te beperken. De raad heeft hierbij het belang van een aanvaardbaar recreatief verblijfsklimaat gemotiveerd afgewogen tegen het belang van [appellant]. Daarbij is van belang dat in het eerdere vrijstellingsbesluit van 14 december 2006, waarbij een uitbreiding van het aantal stacaravans op de camping en het aantal ligplaatsen bij de camping mogelijk is gemaakt, gemotiveerd is afgeweken van de richtafstand van 200 meter tot de rioolwaterzuiveringsinstallatie uit de VNG-brochure. De raad heeft zich eveneens in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij het in acht nemen van een afstand tussen de stacaravans en de rioolwaterzuiveringsinstallatie niet alleen moet worden uitgegaan van de huidige capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Blijkens de brief van 30 mei 2011 van het Wetterskip is, anders dan [appellant] kennelijk meent, nog geen besluit genomen over het al dan niet uitbreiden van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen om technologische ontwikkelingen op het gebied van rioolwaterzuivering niet bij de besluitvorming te betrekken, nu het al dan niet toepassen daarvan niet tot de competentie van de gemeente behoort, maar tot die van het Wetterskip, als exploitant van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het betoog faalt.

4. [appellant] voert verder aan dat er geen te beschermen zichtlijnen worden aangetast door de gevraagde gedeeltelijke herziening van het plan. Hij wijst ter onderbouwing van zijn betoog op de uitspraak van de Afdeling van 3 augustus 2011, in zaak nr. 201012520/1/H1 (www.raadvanstate.nl), waaruit volgens hem volgt dat er geen te beschermen zichtlijnen van en naar Sloten worden aangetast. Ook betoogt [appellant] dat de uitbreiding van de camping bijdraagt aan de uitvoering van het gemeentelijke recreatie- en toerismebeleid.

4.1. De raad erkent dat de zichtlijnen van en naar Sloten met de gevraagde herziening van het plan niet verder zouden worden aangetast ten opzichte van het vrijstellingsbesluit uit 2006. De raad betoogt dat de gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan wel leidt tot een aaneengesloten bouwlint waardoor het open landschap wordt aangetast. Dit belang is volgens de raad afgewogen tegen de ontwikkeling van recreatie en toerisme.

4.2. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een groter belang dient te worden gehecht aan de openheid van het landschap en het tegengaan van verdere verstening van het landschap dan aan de ontwikkeling van recreatie en toerisme in de gemeente. De raad heeft daarbij in aanmerking mogen nemen dat het gebied een nationaal landschap betreft en reeds in het vrijstellingsbesluit uit 2006 is kenbaar gemaakt dat geen aaneengesloten bouwlint mag ontstaan. Het betoog faalt.

5. [appellant] heeft voor het overige verwezen naar de inhoud van het bezwaarschrift. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op dit bezwaarschrift. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende bezwaren in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2013

218-767.