Uitspraak 201208940/2/R3


Volledige tekst

201208940/2/R3.
Datum uitspraak: 27 december 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1. [verzoeker sub 1], wonend te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, en anderen,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze,

en

de raad van de gemeente Bernheze,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2012, kenmerk 2012/23283, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Bernheze" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 13 december 2012, waar [verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. M.C.H. van de Sande-van de Ven, [verzoeker sub 2], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en de raad, vertegenwoordigd door M.H.P. van den Elsen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nadere stukken in het geding gebracht.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Het verzoek van [verzoeker sub 1]

2. Het verzoek van [verzoeker sub 1] is beperkt tot de onderdelen van het beroep die betrekking hebben op de planregeling voor teeltondersteunende voorzieningen aan de Justitieweg en de planregeling voor de huisvesting van seizoenarbeiders aan de [locatie].

3. [verzoeker sub 1] betoogt dat de bestaande teeltondersteunende voorzieningen, zogeheten boompalen, op de kadastrale percelen […], […] en […] aan de Justitieweg, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, ten onrechte niet als zodanig zijn bestemd. Met zijn verzoek is volgens hem een spoedeisend belang gediend omdat hij zich op korte termijn geconfronteerd ziet met een handhavingsbesluit.

3.1. Voor de betreffende boompalen is, zoals de raad ter zitting heeft bevestigd, een vergunning verleend op basis van het vorige bestemmingsplan, dat teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van 2 m toelaat. Gelet hierop kan niet staande worden gehouden dat onverwijlde spoed vereist dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen.

Ter zitting heeft [verzoeker sub 1] het spoedeisend belang nader onderbouwd door te stellen dat hogere boompalen voor het komende seizoen noodzakelijk zijn. De voorzitter overweegt dat een schorsing van de op de percelen rustende bestemming niet leidt tot het daarmee beoogde doel. Een voorlopige voorziening die zou voorzien in de door [verzoeker sub 1] gewenste vergroting van de boompalen is te verstrekkend. De voorzitter ziet dan ook aanleiding het verzoek van [verzoeker sub 1] om het treffen van een voorlopige voorziening wat dit plandeel betreft af te wijzen.

4. [verzoeker sub 1] richt zich voorts tegen de vaststelling van artikel 5, lid 5.6, onder 5.6.1, onder e, van de planregels, voor zover dat betrekking heeft op de huisvesting van seizoenarbeiders op zijn perceel [locatie]. Op dit perceel exploiteert hij, naast andere percelen, een agrarisch bedrijf.

[verzoeker sub 1] betoogt dat deze planregel ten onrechte de voorwaarde stelt dat de huisvesting van seizoenarbeiders alleen mag plaatsvinden in een bestaand bedrijfsgebouw, terwijl deze gebouwen daarvoor ongeschikt zijn. Voorts mag de huisvesting volgens deze planregel alleen medewerkers betreffen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten. Weliswaar is in de zienswijzennota aangegeven dat de verschillende bedrijfslocaties van [verzoeker sub 1] voor de toepassing van deze planregel als één bedrijf worden gezien, maar hierover is niets opgenomen in de planregel.

Met zijn verzoek beoogt hij afwijzing van een omgevingsvergunning voor de huisvesting van seizoenarbeiders te voorkomen.

4.1. De voorzitter overweegt dat [verzoeker sub 1] bij schorsing van de bestreden planregel niet is gebaat, omdat het vorige bestemmingsplan, zo is ter zitting gebleken, helemaal geen regeling bood voor de huisvesting van seizoenarbeiders. Een voorlopige voorziening die zou voorzien in de door [verzoeker sub 1] gewenste nieuwbouw voor seizoenarbeiders is te verstrekkend. Bovendien is het standpunt van de raad dat in het buitengebied in beginsel geen nieuwe woningen worden toegestaan naar voorlopig oordeel niet onredelijk. Verder acht de voorzitter de planregel, voor zover daarin de huisvesting wordt beperkt tot seizoenarbeiders die in het bedrijf zelf werkzaam zijn, niet onduidelijk. Zoals in de zienswijzennota staat worden de verschillende bedrijfslocaties van [verzoeker sub 1] voor de toepassing van deze planregel als één bedrijf gezien. De voorzitter ziet dan ook aanleiding het verzoek van [verzoeker sub 1] om het treffen van een voorlopige voorziening ook wat dit plandeel betreft af te wijzen.

5. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van het verzoek van [verzoeker sub 1] bestaat geen aanleiding.

Het verzoek van [verzoeker sub 2]

6. [verzoeker sub 2] richt zich in beroep tegen de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijke kaas- en zuivelboerderij/bed en breakfast/culinair educatiecentrum en detailhandel in streekproducten" die is toegekend aan het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor het perceel Vorstenbosseweg 9 tegenover zijn woning.

Hij stelt dat deze aanduiding een wijziging is ten opzichte van het ontwerpplan en het voorheen geldende plan, die weliswaar is opgenomen in het bekendgemaakte plan maar niet is vastgesteld door de raad, aangezien deze wijziging niet is opgenomen in de lijst van wijzigingen, behorend bij het bestreden besluit.

Met zijn verzoek beoogt [verzoeker sub 2] onomkeerbare gevolgen te voorkomen, zoals het verlenen van vergunningen.

6.1. Het bestreden besluit omvat een opsomming van de wijzigingen die de raad in het plan heeft aangebracht. Deze wijzigingen zijn opgenomen in een lijst van wijzigingen. Blijkens het vaststellingsbesluit heeft de raad ingestemd met de wijzigingen zoals opgenomen in deze lijst. Ter zitting is door de raad evenwel erkend dat het gepubliceerde plan, naast de in de lijst van wijzigingen opgenomen wijzigingen, ook anderszins is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan door aanpassing van voornoemde aanduiding. Nu die wijziging niet is opgenomen in de lijst van wijzigingen en daarmee niet in het vaststellingsbesluit is begrepen, stemt het gepubliceerde plan niet overeen met het besluit van de raad tot vaststelling ervan. Het bestreden besluit en het plan in onderlinge samenhang zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzitter derhalve in zoverre vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.

6.2. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding de voorlopige voorziening te treffen dat de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijke kaas- en zuivelboerderij/bed en breakfast/culinair educatiecentrum en detailhandel in streekproducten" die is toegekend aan het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor het perceel Vorstenbosseweg 9 wordt geschorst.

7. De raad dient ten aanzien van het verzoek van [verzoeker sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Bernheze van 26 juni 2012, kenmerk 2012/23283, voor zover daarbij de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijke kaas- en zuivelboerderij/bed en breakfast/culinair educatiecentrum en detailhandel in streekproducten" aan het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor het perceel Vorstenbosseweg 9 is toegekend;

II. wijst het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen af;

III. veroordeelt de raad van de gemeente Bernheze tot vergoeding van bij [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Bernheze aan [verzoeker sub 2] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2012

429-605.