Uitspraak 201201620/2/A3


Volledige tekst

201201620/2/A3.
Datum beslissing: 21 december 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te Heerlen,

om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van mr. J.A. Hagen als lid van de Afdeling bij de behandeling van zaak nr. 201201620/1/A3.

Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 november 2012, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. J.A. Hagen (hierna: de staatsraad) bij de behandeling van zaak nr. 201201620/1/A3.

De staatsraad heeft niet berust in de wraking.

De Afdeling heeft het wrakingsverzoek behandeld op de zitting van 17 december 2012, waar [verzoeker] is verschenen. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2. [verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij de gang van zaken van de behandeling van zijn zaak ongepast vindt, omdat de behandeling ter zitting reeds was geëindigd toen hij arriveerde terwijl hij tijdig in Den Haag was en hij telefonisch meermalen via bodes te kennen had gegeven dat hij in de buurt was, maar geen parkeerplaats kon vinden. Tijdens het laatste contact - zo heeft [verzoeker] ter zitting aangegeven - heeft hij de bode gemeld dat hij de parkeergarage inreed en nu snel ter plaatse zou zijn, waarop hem werd meegedeeld dat de behandeling van de voorgaande zaak uitliep. Toen hij kort nadien arriveerde bleek zijn zaak evenwel reeds buiten zijn aanwezigheid te zijn behandeld. In dit verband heeft [verzoeker] er nog op gewezen dat eerder al was besloten om de behandeling ter zitting niet uit te stellen, ondanks dat hij als advocaat verhinderd was en hij zich tot het uiterste heeft moeten inspannen om ter zitting aanwezig te kunnen zijn. Voorts heeft [verzoeker] erop gewezen dat hij in zijn zaak niet alleen optrad als advocaat, maar tevens als belanghebbende.

Volgens [verzoeker] volgt uit voormelde gang van zaken dat op zijn minst de schijn van partijdigheid van de staatsraad is gewekt. Hij is niet in de gelegenheid gesteld zijn standpunt ter zitting uiteen te zetten, terwijl de andere partij en belanghebbenden die mogelijkheid wel hebben gehad.

2.1. Het niet voldoen aan het verzoek tot uitstel van de behandeling ter zitting in zaak nr. 201201620/1/A3 is een procedurele beslissing, waarvan de juistheid niet getoetst kan worden in een wrakingsprocedure. Het enkele feit dat deze procedurele beslissing is genomen brengt niet met zich dat sprake is van een feit of een omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

De beslissing om de zaak van [verzoeker] ter zitting te behandelen ondanks de omstandigheid dat hij nog niet aanwezig was, is eveneens een procedurele beslissing. De behandeling van zijn zaak stond gepland voor 29 november 2012 om 12:00 uur, op welk tijdstip hij aanwezig diende te zijn. Dat de behandeling van de voorgaande zaak uitliep en de behandeling van de zaak van [verzoeker] daardoor bijna een half uur later aanving dan gepland, maakt daarom niet dat geoordeeld kan worden dat de schijn van partijdigheid is gewekt door met de behandeling ervan aan te vangen voordat [verzoeker] was verschenen. Daarbij is van belang dat bij het nemen van een dergelijke procedurele beslissing tevens rekening moest worden gehouden met de andere partijen die reeds om 12.00 uur aanwezig waren en met de planning van de overige werkzaamheden voor die dag.

Dat [verzoeker] zowel partij als advocaat was, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat hij in zaak nr. 201201620/1/A3 voor zichzelf procedeerde.

3. Nu ten aanzien van de staatsraad ook overigens niet is gebleken van enig feit of van enige omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, is het wrakingsverzoek afgewezen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, ambtenaar van staat.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Reuveny
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2012

622.