Uitspraak 201204297/1/R3


Volledige tekst

201204297/1/R3.
Datum uitspraak: 21 november 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Someren, en anderen,

en

de raad van de gemeente Someren,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "[camping]" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] (hierna: [camping]) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door drs. R.T. Klarenaar, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting [camping], vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

1. Het plan voorziet in de uitbreiding van [camping], waarbij een nieuw op te richten groepsaccommodatie, recreatiezaal, recreatieverblijven, receptie, cafetaria en dienstruimten worden mogelijk gemaakt. Verder maakt het plan een overkapping van de rijbak, bouw van een overdekte stapmolen en uitbreiding van de paardenstallen mogelijk.

2. [appellante] en anderen hebben bezwaar tegen het plandeel met de bestemming "Recreatie", voor zover ondersteunende horeca is toegestaan. Hiertoe voeren zij aan dat de exploitatiemogelijkheden te ruim zijn en leiden tot oneerlijke concurrentie. Verder kan, ook indien handhavend wordt opgetreden, niet worden voorkomen dat naast de toegestane ondersteunende horeca met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 100 m² exclusief maximaal 100 m² terras ook ondersteunende horeca in de recreatiezaal zal plaatsvinden. Ook is in het plan onvoldoende gewaarborgd dat de horecafunctie ondersteunend blijft, zodat zaalverhuur aan derden ten behoeve van feesten en partijen niet is uitgesloten. [camping] was, in tegenstelling tot wat zij in haar zienswijze stelt, niet reeds toegestaan om een horecavoorziening te exploiteren voor externe gasten. Om deze reden is een verzoek om handhaving gedaan bij het college van burgemeester en wethouders van Someren. Voorts is het toestaan van ondersteunende horeca in het buitengebied in strijd met de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 (hierna: de Verordening) en met de "Visie op de horeca in het buitengebied in Brabant" (hierna: de TOP-visie). Ook is dit in strijd met het beleid van de gemeente Someren, omdat hierin is vastgelegd dat onnodige en/of ongewenste vestiging van stedelijke functies in het buitengebied wordt tegengegaan.

2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet leidt tot oneerlijke concurrentie. Voorts wordt geen reguliere horecagelegenheid toegestaan, omdat in de planregels slechts ondersteunende horeca ten dienste van de dag- en verblijfsrecreatie mogelijk wordt gemaakt. Hiermee wordt zaalverhuur aan derden uitgesloten. Verder wordt in de planregels gewaarborgd dat slechts een bruto vloeroppervlakte van maximaal 100 m² exclusief maximaal 100 m² terras voor ondersteunende horeca mag worden gebruikt. Voorts is het toestaan van ondersteunende horeca niet in strijd met provinciaal of gemeentelijk beleid. Tot slot is de TOP-visie opgesteld door private partijen en niet door de gemeente Someren als beleid vastgesteld.

2.2. In artikel 1, lid 1.20, van de planregels is het begrip "dagrecreatie" gedefinieerd als recreatieve activiteit die plaatsvindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

In lid 1.32 is het begrip "ondersteunende horeca" gedefinieerd als horeca die ten dienste staat van de hoofdfunctie en die in ruimtelijk opzicht hieraan ondergeschikt is. Het ondersteunende karakter dient van beperkte functionele en ruimtelijke omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft.

In lid 1.36 is het begrip "recreatie" gedefinieerd als het bedrijfsmatig verstrekken van dag- en/of verblijfsrecreatie.

In lid 1.42 is het begrip "verblijfsrecreatie" gedefinieerd als een vorm van recreatief nachtverblijf, waarbij sprake is van overnachtingen anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning dan wel een vaartuig.

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor de uitoefening van een recreatiebedrijf met bijbehorende (gemeenschappelijke) voorzieningen voor dag- en verblijfsrecreatie.

Ingevolge het bepaalde onder c zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor ondersteunende horeca, met dien verstande dat de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van deze ondersteunende functie maximaal 100 m² exclusief maximaal 100 m² terras bedraagt.

2.3. Zoals de raad in zijn verweerschrift stelt, volgt uit de planregels dat ondersteunende horeca alleen ten dienste van de dag- en verblijfsrecreatie mogelijk wordt gemaakt, zodat voldoende is gewaarborgd dat alleen horeca van beperkte functionele omvang is toegestaan. Voorts is in de planregels opgenomen dat een bruto vloeroppervlakte van maximaal 100 m² exclusief maximaal 100 m² terras ten behoeve van ondersteunende horeca in gebruik mag worden genomen, zodat, mede gezien de totale oppervlakte aan gronden met een recreatieve bestemming, ook voldoende is gewaarborgd dat alleen horeca van beperkte ruimtelijke omvang is toegestaan. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan geen zelfstandige horeca, zoals zaalverhuur aan derden ten behoeve van feesten en partijen, toestaat.

2.4. Vast staat dat ten tijde van de vaststelling van het plan de Verordening, zoals die gold vanaf 1 maart 2011, van toepassing was.

Ingevolge artikel 6.3, eerste lid, van de Verordening strekt een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden en stelt een dergelijk bestemmingsplan regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Ingevolge artikel 11.6, eerste lid, kan een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een niet-agrarische ruimtelijke ontwikkeling, anders dan bepaald in de artikelen 11.1 tot en met 11.5, mits:

a. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000 m2 ;

b. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;

c. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;

d. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;

e. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;

f. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2 ;

g. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;

h. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling.

Ingevolge het tweede lid, onder a, bevat de toelichting bij een bestemmingsplan, als bedoeld in het eerste lid, een verantwoording waaruit blijkt dat ingeval de beoogde ontwikkeling plaatsvindt in de groenblauwe mantel, deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3, eerste lid, onder a en b, gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

2.5. In de Verordening is door middel van een kaart die als bijlage hiervan deel uitmaakt, vastgelegd dat het perceel van [camping] is aangewezen als groenblauwe mantel, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw. In paragraaf 3.3.2 van de plantoelichting heeft de raad uiteengezet op welke wijze deze uitbreiding van een niet-agrarische ruimtelijke ontwikkeling een positieve bijdrage levert aan de bescherming en ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. Hierin is ook opgenomen dat overtollige bebouwing zal worden gesloopt. Daarnaast zijn in de artikelen 3 en 4 van de planregels mede ter bescherming hiertoe regels opgenomen. Verder volgt uit de toelichting op de Verordening dat met artikel 11.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening wordt beoogd dat een uitbreiding van een niet-agrarische ruimtelijke ontwikkeling alleen is toegestaan indien de bouwblokgrootte ten hoogste 5.000 m² is. In artikel 4, lid 4.2, sub 4.2.1, onder a en e, van de planregels is opgenomen dat het bebouwingsoppervlak binnen het bestemmingsvlak waar bedrijfsbebouwing dient te worden opgericht niet meer dan 4.000 m² mag bedragen. In artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, is vervolgens gewaarborgd dat de bedrijfsbebouwing ten behoeve van ondersteunende horeca maximaal een bruto vloeroppervlakte van 100 m² exclusief maximaal 100 m² terras mag hebben. Nu [appellante] en anderen voorts hun stelling over strijd met de Verordening niet hebben onderbouwd, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat activiteiten mogelijk worden gemaakt die volgens de Verordening niet passend zouden zijn op deze locatie. Gelet op het vorenstaande heeft de raad terecht gesteld dat het toestaan van ondersteunende horeca op deze locatie niet in strijd is met de in de Verordening vervatte algemene regels.

2.6. In de beleidsvisie Toerisme & Recreatie Gemeente Someren "De kracht van Toerisme", 1e fase Analyse en Visie (hierna: de beleidsvisie) is de ambitie verwoord dat Someren zich in 2020 heeft ontwikkeld tot een toeristische gemeente. Recreatiegebied de Heihorsten, waar [camping] in ligt, is de pijler voor het toerisme. Het toeristisch recreatieve bedrijfsleven wordt ruimte gegeven om te kunnen ondernemen, voor uitbreiding, vernieuwing of nieuwe initiatieven.

De beleidsvisie is uitgewerkt in de beleidsnota "De kracht van Toerisme", Toerisme & Recreatie Gemeente Someren, 2e fase Beleid en Actieprogramma (hierna: de beleidsnota). De Heihorsten is hierin benoemd tot een primair toeristisch ontwikkelingsgebied, waarbij ruimte wordt geboden aan extensieve en intensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatie. Toeristisch recreatieve ontwikkelingen hebben in deze zone het primaat. Uit de beleidsnota volgt voorts dat horeca is toegestaan in de Heihorsten, voor zover het ondersteunende of routegebonden horeca betreft. Ondersteunende horeca buiten de bebouwde kom heeft een maximaal bruto vloeroppervlakte van 100 m² inclusief buitenterras. Bij grootschalige toeristische en recreatieve activiteiten in de Heihorsten, zoals campings en groepsaccommodaties, is volgens de beleidsnota gelet op de omvang van deze activiteiten meer ondersteunende horeca noodzakelijk. De maximale bruto vloeroppervlakte aan ondersteunende horeca zal per ontwikkeling worden afgestemd op de hoofdfunctie. Hieruit volgt dat de ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, van de planregels toegestane ondersteunende horeca met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 100 m² exclusief maximaal 100 m² terras in overeenstemming is met de beleidsnota, nu [camping] een camping in de Heihorsten exploiteert, waarbij gelet op de omvang van deze activiteiten meer ondersteunende horeca noodzakelijk is.

Uit de structuurschets Buitengebied in Ontwikkeling volgt ten slotte dat de westrand van Someren een recreatieve schakel tussen de woonkern, het nieuwe recreatiegebied de Heihorsten en de achterliggende bos- en natuurgebieden vormt. Daarnaast dient een duidelijke symbiose te ontstaan met enerzijds de woonkernen en anderzijds het recreatiegebied de Heihorsten. Om deze reden kunnen hier ondersteunende recreatieve en andere voorzieningen worden geplaatst.

Nu [appellante] en anderen voorts hun stelling over strijd met het beleid van de gemeente Someren niet hebben onderbouwd, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat activiteiten mogelijk worden gemaakt die volgens dit beleid niet passend zouden zijn op deze locatie. Gelet op het vorenstaande heeft de raad terecht gesteld dat het toestaan van ondersteunende horeca op deze locatie niet in strijd is met het gemeentelijke beleid.

2.7. Ten aanzien van de gestelde strijd met de TOP-visie, overweegt de Afdeling dat, wat hier ook van zij, de raad bij het vaststellen van het plan hier geen rekening mee hoefde te houden, nu de raad deze visie, die afkomstig is van het Toeristisch Ondernemers Platform TOP Brabant, niet als beleid heeft vastgesteld en dit beleid ook niet tot het zijne heeft gemaakt.

2.8. Voor zover [appellante] en anderen een toename van concurrentie vrezen, stelt de Afdeling voorop dat er geen aanleiding bestaat om in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter zake regulerend op te treden. Slechts in geval zich een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in dit opzicht zal voordoen, zodanig dat sprake is van een in planologisch opzicht onaanvaardbare situatie, is hiervoor plaats. In het enkele gegeven dat het toestaan van ondersteunende horeca wellicht ten koste zal gaan van het bezoek aan elders gelegen horecagelegenheden behoefde de raad geen aanleiding te zien om de mogelijkheden voor ondersteunende horeca verder te beperken.

2.9. Voor zover [appellante] en anderen vrezen dat [camping], ondanks de in het plan toegestane maximale bruto vloeroppervlakte voor ondersteunende horeca, meer dan 100 m² exclusief maximaal 100 m² terras voor ondersteunende horeca in gebruik zal nemen en dat [camping] zelfstandige horeca zal gaan exploiteren, overweegt de Afdeling dat dit, wat hier verder ook van zij, handhavingsaspecten betreffen die buiten het toetsingskader van deze procedure vallen.

3. In hetgeen [appellante] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestreden plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep is ongegrond.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.

w.g. Hagen w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012

288-758.