Uitspraak 201110982/1/R3


Volledige tekst

201110982/1/R3.
Datum uitspraak: 24 oktober 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Steenbergen,

en

de raad van de gemeente Steenbergen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte Hoogstraat Welberg" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [bedrijf A] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2012, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. W.P. Meulblok, en de raad, vertegenwoordigd door P. Dudok en K. Kerstens, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [bedrijf B], vertegenwoordigd door [gemachtigden], verschenen.

Overwegingen

1. Ter zitting hebben [appellant] en anderen de beroepsgrond met betrekking tot de noodzaak om compenserende maatregelen te treffen in verband met het ter plaatse voorkomen van de rugstreeppad ingetrokken.

2. [appellant] en anderen richten zich tegen de vier ruimte-voor-ruimte woningen die het plan mogelijk maakt aan de Hoogstraat in Welberg. Zij betogen dat de bebouwing ter plaatse niet is aan te merken als bebouwingslint. Voor zover de voorziene woningen wel langs een bebouwingslint of in een bebouwingscluster worden gebouwd, wordt volgens hen in strijd met de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 (hierna: de Verordening 2011) een aanzet tot stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. [appellant] en anderen voeren aan dat de raad in strijd heeft gehandeld met het vertrouwensbeginsel, nu een gemeentelijke beleidsvisie over bebouwingsconcentraties vastgesteld zou worden op basis waarvan locatiekeuzen voor de bouw van ruimte-voor-ruimte woningen zouden worden bepaald.

2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de vier voorziene ruimte-voor-ruimtewoningen aan de Hoogstraat aan een bebouwingslint en derhalve in een bebouwingsconcentratie, als bedoeld in de Verordening, liggen. Volgens de raad wordt met de voorziene woningbouw geen aanzet tot stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt.

2.2. Hoofdstuk 11 van de Verordening 2011 stelt regels met betrekking tot niet-agrarische ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied.

Ingevolge artikel 11.1, eerste lid, stelt een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, met inbegrip van een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied voor glastuinbouw, regels ter voorkoming van nieuwbouw van één of meer woningen.

Ingevolge artikel 11.2, eerste lid, kan een bestemmingsplan, in afwijking van artikel 11.1, eerste lid, dat is gelegen in een bebouwingsconcentratie binnen de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, voorzien in de nieuwbouw van één of meer woningen waarbij er geen sprake behoeft te zijn van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning, mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat.

Ingevolge artikel 11.2, tweede lid, blijkt uit de verantwoording, bedoeld in het eerste lid, dat er geen sprake is van een aanzet voor een stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in hoofdstuk 3.

Ingevolge artikel 1.1, onder 12, wordt onder een bebouwingsconcentratie verstaan: kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

Ingevolge artikel 1.1, onder 13, wordt onder bebouwingslint verstaan: lijnvormige verzamelijk van gebouwen langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied.

Ingevolge artikel 1.1, onder 73, wordt onder stedelijke ontwikkeling verstaan: nieuw ruimtebeslag of uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies.

2.3. Vast staat dat de voorziene woningen langs de Hoogstraat in de groenblauwe mantel als bedoeld in de Verordening 2011 liggen. Ter zitting is toegelicht dat de Hoogstraat ter plaatse buiten het stedelijk gebied van Welberg ligt. In de directe omgeving van het plangebied staan aan weerszijden van de Hoogstraat reeds woningen. Gelet op de bestaande bebouwing langs de Hoogstraat, heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat de situatie ter plaatse kan worden aangemerkt als een bebouwingslint dat thans wordt aangevuld. Voor zover [appellant] en anderen stellen dat een aanzet tot stedelijke ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt, omdat de voorziene woningen worden gebouwd langs een bebouwingslingt, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat de voorziene woningen worden gebouwd ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies. Het betoog faalt.

2.4. Wat betreft het beroep op het vertrouwensbeginsel hebben [appellant] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat door of namens de raad de verwachting is gewekt dat het plan niet zou worden vastgesteld voordat een gemeentelijke beleidsvisie over bebouwingsconcentraties zou zijn vastgesteld. Dat de raad van plan is om een dergelijke beleidsvisie vast te stellen, brengt niet met zich dat de raad het plan niet mocht vaststellen voordat de beleidsvisie was vastgesteld. Het betoog faalt.

3. [appellant] en anderen voeren verder aan dat een parkeernorm van twee parkeerplaatsen per woning te weinig is, nu bij de bestemming "Wonen" ook een beroep aan huis mogelijk is. Volgens hen zorgt dit voor een verkeersaantrekkende werking.

3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat wordt voldaan aan de geldende parkeernorm.

3.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor woningen met inbegrip van een beroep aan huis en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen en water.

Ingevolge lid 3.5, onder 3.5.1, is het gebruik van gedeelten van een woning voor kantoor- of praktijkruimte ten behoeve van een beroep aan huis toegestaan, mits de woonsituatie als primaire functie gehandhaafd blijft en het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.

Ingevolge artikel 5, lid 5.2, moet per woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn ingebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Per woning moeten hiervoor ten minste twee parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

3.3. In de plantoelichting staat dat parkeren ten behoeve van de vier voorziene woningen plaatsvindt op eigen terrein en dat bij de ruimte-voor-ruimte regeling standaard twee parkeerplaatsen per woning worden gehanteerd. Daarmee wordt volgens de plantoelichting voldaan aan de geldende parkeernorm. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het plan voorziet in onvoldoende parkeerruimte. De omstandigheid dat bij de bestemming "Wonen" een beroep aan huis mogelijk is maakt dit niet anders, nu een beroep aan huis slechts als ondergeschikte functie bij de woonfunctie is toegestaan en de ruimtelijke uitstraling als woning onveranderd blijft. Het betoog faalt.

4. [appellant] en anderen voeren ten slotte aan dat het aanleggen van houtwallen bij de voorziene woningen onvoldoende is gewaarborgd in de planregels. Volgens hen is dit noodzakelijk om de kleinschaligheid en de karakteristiek van het kwetsbare natuurgebied in stand te houden.

4.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.1, van de planregels geldt ten aanzien van de bestemming "Wonen" dat alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden afgegeven, een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtings- en beplantingsplan dient te zijn overgelegd, waaruit blijkt dat een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing is verzekerd.

4.2. Nu de bouw van de voorziene woningen afhankelijk is van een landschappelijke inpassing waarin de aanleg van houtwallen als uitgangspunt wordt gehanteerd, bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat de aanleg van houtwallen onvoldoende is gewaarborgd in het plan. Het betoog faalt.

5. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012

45-662.