Uitspraak 201108666/1/A3


Volledige tekst

201108666/1/A3.
Datum uitspraak: 24 oktober 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 23 juni 2011 in zaak nr. 10/466 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Assen.

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2009 heeft de burgemeester geweigerd [appellant] een vergunning te verlenen voor het organiseren van het evenement 'Dance Event Sector 01' (hierna: het evenement) in de TT Hall te Assen.

Bij besluit van 10 juni 2010 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 juni 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 mei 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. N.B. de Neef, advocaat te Dordrecht, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A. Pronk en W. Britstra, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8.1 eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals deze luidde ten tijde van belang, is het verboden zonder een daartoe strekkende vergunning een inrichting waartoe een gpbv-installatie behoort:

a. op te richten;

b. te veranderen of de werking daarvan te veranderen;

c. in werking te hebben.

Ingevolge artikel 8.10, eerste lid, kan de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd.

Ingevolge artikel 8.20, eerste lid, geldt een voor een inrichting verleende vergunning voor ieder die de inrichting drijft. Deze draagt ervoor zorg dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden nageleefd.

Ingevolge artikel 1:8, van de Algemene Plaatselijke Verordening van Assen (hierna: de APV) kan de vergunning of ontheffing door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van

a. de openbare orde;

b. de openbare veiligheid;

c. de volksgezondheid;

d. de bescherming van het milieu.

Ingevolge artikel 2:24, eerste lid, wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a. bioscoopvoorstellingen;

b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

Ingevolge het tweede lid wordt onder evenement mede verstaan:

a. een herdenkingsplechtigheid;

b. een braderie;

c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3, op de weg;

d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg.

Ingevolge artikel 2:25, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2. Voor de TT Hall is op 28 november 2006 op grond van de Wet milieubeheer een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een evenementenhal op het perceel De Haar 9 te Assen (hierna: de milieuvergunning).

3. Aan het in beroep bestreden besluit heeft de burgemeester onder meer ten grondslag gelegd dat bij de aanvraag van de milieuvergunning voor de TT Hall het rapport van een akoestisch onderzoek was gevoegd. In dat onderzoek is gebruik gemaakt van een berekening die uitgaat van muziek die overeenkomt met het zogeheten popspectrum. Bij een houseparty als het evenement wordt muziek ten gehore gebracht die overeenkomt met het housespectrum. In verband daarmee wordt met het evenement de grondslag van de milieuvergunning verlaten en zou het evenement strijd met die vergunning opleveren. De burgemeester heeft bij de beoordeling of aanleiding bestaat de gevraagde evenementenvergunning te weigeren in het belang van bescherming van het milieu in aanmerking genomen dat na verlening van de milieuvergunning driemaal eerder danceparty's in de TT Hall zijn georganiseerd. Tijdens die evenementen is onderzoek gedaan naar de naleving van de in de vergunning voorgeschreven gestelde geluidsnormen strekkende tot een geluidsbelasting op de omliggende woningen van maximaal 40-44 dB(A). Daarbij zijn overschrijdingen vastgesteld van 15-20 dB(A), wat leidde tot tientallen klachten. Deze overschrijdingen deden zich ook voor bij het laatste evenement, hoewel strenge voorzorgsmaatregelen waren opgelegd en nageleefd. Op grond van deze ervaringen heeft de burgemeester geweigerd [appellant] vergunning te verlenen op grond van artikel 1:8, aanhef en onder d, in samenhang bezien met de artikelen 2:24 en 2:25, eerste lid, van de APV omdat een ernstige overschrijding van de geluidsvoorschriften behorende bij de milieuvergunning viel te verwachten en handhaving van die voorschriften bij eenmaal gebleken overschrijding, afbreken van het evenement vergde en dit uit een oogpunt van openbare orde niet verantwoord werd geacht.

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester de vergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Volgens [appellant] heeft de rechtbank miskend dat de burgemeester een aanvraag van een vergunning voor een evenement niet kan weigeren in het belang van de bescherming van het milieu, indien dat evenement plaatsvindt in een inrichting waarvoor al een milieuvergunning is verleend. Volgens [appellant] kan de burgemeester geluidsoverlast in het kader van een evenementenvergunning in een dergelijk geval niet meewegen.

4.1. Indien voor een inrichting een milieuvergunning is verleend, dient de bescherming van het milieu in beginsel plaats te vinden door handhaving van de aan die vergunning verbonden voorschriften ten aanzien van de activiteiten die in de inrichting plaatsvinden. In bijzondere gevallen evenwel kan een vergunning voor een in zo'n inrichting te organiseren evenement worden geweigerd met het oog op de gevolgen van dat evenement voor het milieu. Een dergelijk geval doet zich voor, indien gelet op de aard van het evenement op voorhand hoogstwaarschijnlijk is dat de voorschriften die bij en krachtens de Wet milieubeheer aan de inrichting zijn gesteld bij het houden van het evenement zullen worden overtreden en het handhavend optreden tegen die overtreding, zodra die zich voordoet, uit een oogpunt van openbare orde in redelijkheid niet verantwoord kan worden geacht.

In dit geval heeft de burgemeester geconstateerd dat bij afgifte van de milieuvergunning voor de TT Hall slechts rekening is gehouden met het organiseren van popmuziekevenementen. [appellant] heeft thans een vergunning aangevraagd voor het hardstyle house-evenement. Omdat de burgemeester op grond van eerdere ervaringen met zulke evenementen in redelijkheid mocht aannemen dat bij zo'n evenement het geluidsniveau ver boven het krachtens de Wet milieubeheer vergunde niveau zou uitstijgen, kon de burgemeester in het belang van bescherming van het milieu, in het bijzonder ter voorkoming van ernstige geluidsoverlast, in redelijkheid de vergunning weigeren. Daarbij is van belang dat niet uit zijn aanvraag is gebleken dat [appellant] maatregelen zal treffen teneinde de te verwachten geluidsoverlast afdoende te beperken en dat zich bij soortgelijke, eerdere evenementen ondanks daarbij wel getroffen maatregelen, ernstige geluidsoverlast heeft voorgedaan. Voorts is daarbij van belang dat de burgemeester, gelet op de aard van het evenement en het aantal te verwachten bezoekers, in redelijkheid heeft kunnen menen dat het risico dat zich bij onderbreking van het evenement na gebleken overtreding van de geluidsvoorschriften een ernstige verstoring van de openbare orde zou voordoen, te groot was om dit verantwoord te kunnen nemen.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.

w.g. Vlasblom w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012

195-671.