Uitspraak 201107687/1/A4


Volledige tekst

201107687/1/A4.
Datum uitspraak: 19 september 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden,
appellant,

en

het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2009 heeft het college een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de agrarische inrichting van [partij] op het perceel [locatie] te Reusel afgewezen.

Bij besluit van 11 mei 2011 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en het besluit van 22 december 2009 gehandhaafd.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij de rechtbank 's-Hertogenbosch beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) ter verdere behandeling doorgezonden aan de Afdeling. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.M. van den Boom, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, als partij gehoord.

Overwegingen

1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.6, eerste lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.

2. Bij besluit van 27 augustus 2002 heeft het college voor de inrichting een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend.

Bij besluiten van 15 februari 2010 heeft het college meldingen als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer voor het veranderen van de inrichting geaccepteerd.

3. [appellant] betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat aan dat besluit geen deugdelijk controlebezoek ten grondslag ligt. Onder verwijzing naar door hem overgelegde foto's stelt [appellant] dat binnen de inrichting vijf tractoren, een loader en een minigraafmachine aanwezig zijn, terwijl op grond van de vergunning van 27 augustus 2002 en de op 15 februari 2010 geaccepteerde meldingen slechts twee tractoren en een loader aanwezig mogen zijn. Indien het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende controlebezoek deugdelijk was geweest, dan had in ieder geval in zoverre een overtreding moeten zijn geconstateerd, aldus [appellant].

3.1. Voor zover het college zich op het standpunt stelt dat deze grond wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing dient te blijven, omdat de grond niet reeds in bezwaar is aangevoerd, kan het hierin niet worden gevolgd. De toetsing door de Afdeling van het bestreden besluit op bezwaar naar de feiten en omstandigheden ten tijde van de totstandkoming daarvan noch enige rechtsregel staan er, binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden, aan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van dat besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in bezwaar naar voren zijn gebracht. Anders dan het college veronderstelt, begrenst de goede procesorde niet de mogelijkheid om in beroep een nieuwe grond aan te voeren ten opzichte van de bezwaarfase.

3.2. Het college heeft aan het bestreden besluit een verslag van een controlebezoek van 25 februari 2011 ten grondslag gelegd. Volgens het college zijn tijdens dit controlebezoek geen overtredingen geconstateerd.

3.3. Uit het verslag van het controlebezoek van 25 februari 2011 blijkt dat er op die dag een minigraafmachine in de werktuigenberging van de inrichting werd gestald. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 23 september 2009 in zaak nr. 200808630/1/M2 heeft overwogen, is de aanwezigheid van landbouwmachines en kleine grondverzetmachines, behoudens twee tractoren en een loader, niet vergund in de vergunning van 27 augustus 2002. Dat op een van de vergunning deel uitmakende plattegrondtekening een opslaglocatie voor niet nader omschreven werktuigen is weergegeven, is onvoldoende om te oordelen dat mede vergunning is verleend voor andere landbouwmachines of grondverzetmachines dan de - op de plattegrondtekening expliciet aangeduide - twee tractoren en loader. De op 15 februari 2010 geaccepteerde meldingen hadden slechts betrekking op een verplaatsing van reeds vergunde activiteiten en niet op een uitbreiding van activiteiten of een verandering van de aard daarvan. Gelet hierop is de aanwezigheid van een minigraafmachine niet toegestaan op grond van de voor de inrichting geldende vergunning, zodat zich in ieder geval in zoverre tijdens het controlebezoek van 25 februari 2011 een overtreding voordeed. Dat met de minigraafmachine volgens het verslag van het controlebezoek in de inrichting niet wordt gereden, doet aan deze overtreding niet af. Het college heeft dit in het bestreden besluit miskend, zodat dit besluit in strijd met artikel 3:46 van de Awb niet op een deugdelijke motivering berust.
De beroepsgrond slaagt.

4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Hetgeen voor het overige in beroep is aangevoerd, behoeft geen bespreking.

5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden van 11 mei 2011;

III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.233,86 (zegge: twaalfhonderddrieëndertig euro en zesentachtig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.

w.g. Sorgdrager w.g. Van Grinsven
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2012

462-693.