Uitspraak 201205174/5/R3


Volledige tekst

201205174/5/R3.
Datum beslissing: 23 augustus 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:

[verzoekster A], gevestigd te Sint-Oedenrode, en [verzoeker B] en [verzoekster C], beiden wonend te Sint-Oedenrode (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker)

om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.

1. Procesverloop

Bij brief van 19 augustus 2012, ingekomen bij de Raad van State op 20 augustus 2012, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. Th.C. van Sloten (hierna: de staatsraad), als voorzitter belast met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening in zaak nr. 201205174/2.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

Bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 22 augustus 2012, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van de wrakingskamer die belast is met de behandeling van het verzoek om wraking van de staatsraad.
Bij mondelinge beslissing van 23 augustus 2012, zaak nr. 201205174/6, heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) buiten behandeling gelaten.

De Afdeling heeft ter openbare zitting op 23 augustus 2012 het wrakingsverzoek van 19 augustus 2012 aan de orde gesteld, waar [verzoeker] zich niet heeft doen vertegenwoordigen.
De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

2. Beslissing

Bij mondelinge beslissing van 23 augustus 2012 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen.

3. Overweging

Daartoe heeft zij het volgende overwogen.

3.1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Wet op de Raad van State zijn deze artikelen van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling (beroep wordt ingesteld en) een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingediend.

Ingevolge artikel 4, derde lid, van de Wrakingsregeling Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Wrakingsregeling) worden, indien het wrakingsverzoek wordt gedaan nadat partijen in de bodemprocedure zijn uitgenodigd om op een zitting van de Afdeling te verschijnen, maar voordat het onderzoek ter zitting in die zaak is aangevangen, de verzoeker en het lid om wiens wraking is verzocht in de gelegenheid gesteld te worden gehoord op de datum en het tijdstip van die zitting, tenzij aan hen mededeling wordt gedaan dat zij op een andere datum en tijdstip voorafgaand aan die zitting in de gelegenheid worden gesteld.

3.2. Vaststaat dat het verzoek op 20 augustus 2012 om 00.11 uur bij de Raad van State per faxbericht is binnengekomen. Vervolgens is [verzoeker] overeenkomstig artikel 4, derde lid, van de Wrakingsregeling ter zitting op 23 augustus 2012 in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
[verzoeker] heeft in haar verzoek verzocht om eerst te worden gehoord nadat uitspraak is gedaan op een tweetal door Van Rooij recentelijk in België ingestelde gerechtelijke procedures. De Afdeling heeft dit verzoek afgewezen omdat dit te verstrekkend is. Het verzoek komt neer op uitstel voor onbepaalde tijd. Dit verdraagt zich niet met de bij de behandeling van de voorlopige voorzieningsprocedure betrokken belangen van derden, noch met het uitgangspunt van de Algemene wet bestuursrecht dat op een verzoek om voorlopige voorziening zo spoedig mogelijk uitspraak wordt gedaan.

3.3. Het verzoek berust - zakelijk weergegeven - op het betoog dat de staatsraad niet onpartijdig is. [verzoeker] heeft hieraan in haar brief van 19 augustus 2012 een uitvoerige toelichting ten grondslag gelegd.

3.4. In de aan het verzoek ten grondslag gelegde stukken kan geen enkel aanknopingspunt worden gevonden voor de objectief gerechtvaardigde vrees dat de staatsraad het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoeker] niet met de vereiste onpartijdigheid zal beoordelen.

3.5. Het verzoek om wraking wordt afgewezen.

Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Helvoort
voorzitter ambtenaar van staat

240.