Uitspraak 201110776/1/A2


Volledige tekst

201110776/1/A2.
Datum uitspraak: 22 augustus 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te IJmuiden, gemeente Velsen,

tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 23 september 2011 in zaak nr. 11/2988 op het verzoek van [appellant] om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het beroep (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)).

1. Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2011 heeft de Belastingdienst het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen de vaststelling van de zorgtoeslag over het jaar 2009 en de verlening van voorschotten zorgtoeslag voor het jaar 2010 ongegrond verklaard.

Bij brief van 27 mei 2011 heeft [appellant] tegen dit besluit beroep ingesteld.

Bij besluit van 15 juli 2011 heeft de Belastingdienst het besluit van 20 mei 2011 ingetrokken en het bezwaar van [appellant] alsnog gegrond verklaard.

Bij brief van 22 juli 2011 heeft [appellant] het beroep ingetrokken. Daarbij heeft hij verzocht om de Belastingdienst ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.

Bij uitspraak van 23 september 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 november 2011.

De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Nadat partijen bij brieven van 4 en 12 april 2012 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking hebben op:

a: kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

[…].

Ingevolge de Bijlage bij het Bpb wordt het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Bpb, vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen overeenkomstig onderstaande lijst.

1. beroepschrift/verweerschrift (artikel 6:4; 8:42) 1

[…].

2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten heeft afgewezen. Daartoe voert hij aan dat Cyma Advies het beroepschrift in concept heeft opgesteld en het beroepschrift heeft verzonden. Cyma Advies heeft daarvoor bij hem € 317,73 aan kosten in rekening gebracht, zoals volgens hem ook blijkt uit de door hem overgelegde factuur. Voorts voert hij aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Belastingdienst € 41,00 aan griffierecht aan hem had moeten voldoen.

2.2.1. Voor het door [appellant] op eigen naam ingediende beroepschrift kan geen vergoeding worden toegekend, ook niet als dit beroepschrift, zoals [appellant] stelt, door of met de hulp van Cyma Advies zou zijn opgesteld. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb, gelezen in samenhang met de Bijlage bij het Bpb, wordt slechts een vergoeding toegekend voor verrichte proceshandelingen. Het opstellen van een beroepschrift vormt als zodanig geen proceshandeling. Vergoeding zou slechts mogelijk zijn geweest indien het beroepschrift door of mede door Cyma Advies in kenbare hoedanigheid van gemachtigde van [appellant] zou zijn ingediend. De rechtbank heeft derhalve terecht geen aanleiding gezien om het verzoek om vergoeding voor het indienen van het beroepschrift in te willigen.

2.2.2. Uit het door [appellant] bij brief van 30 november 2011 overgelegde rekeningafschrift blijkt, dat het griffierecht eerst op 3 oktober 2011, derhalve nadat de rechtbank uitspraak had gedaan op zijn verzoek, bij [appellant] is afgeschreven, zodat het betoog dat de rechtbank de Belastingdienst had moeten veroordelen tot het betalen van het griffierecht niet slaagt. De Afdeling gaat er van uit dat dit griffierecht door de rechtbank wordt teruggestort.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.

w.g. Borman w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2012

362-705.