Uitspraak 201110511/2/A3, 201110512/2/A3 en 201110527/2/A3


Volledige tekst

201110511/2/A3, 201110512/2/A3 en 201110527/2/A3.
Datum beslissing: 27 juli 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

[verzoekster], wonend te Zoetermeer,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

1. Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2012, heeft [verzoekster] verzocht om wraking van mr. R.W.L. Loeb bij de behandeling van de zaken met de nrs. 201110511/1/A3, 201110512/1/A3 en 201110527/1/A3.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft het verzoek op 24 juli 2012 ter zitting behandeld, waar [verzoekster] is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, dient het verzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden.

Ingevolge artikel 49, eerste lid, van de Wet op de Raad van State zijn deze artikelen van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.

2.2. [verzoekster] heeft als reden voor het wrakingsverzoek onder meer aangevoerd dat de staatsraad heeft geweigerd om bepaalde stukken aan de procesdossiers van de Afdeling toe te voegen, waaronder een stuk dat deel uitmaakte van het rechtbankdossier, en dat hij geen acht heeft willen slaan op de aanvulling van het hoger beroepschrift en de ter zitting overgelegde pleitnota's. Zij heeft voorts aangevoerd dat, blijkens de bij de zittingszaal neergelegde agenda, de staatsraad de grondslag van de bestreden besluiten heeft veranderd, terwijl de grondslag van die besluiten in de hoger beroepsprocedure nu juist door haar wordt betwist. Ten slotte heeft zij aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de staatsraad bij de behandeling ter zitting ten onrechte, in navolging van het gemeentebestuur, het besluit van 11 november 2009 centraal heeft gesteld, waardoor de twee andere besluiten onderbelicht zijn gebleven. Uit een en ander leidt [verzoekster] af dat de onpartijdigheid van de staatsraad niet is gewaarborgd.

2.3. De zaken zijn ter zitting behandeld op 4 juli 2012. Nu [verzoekster] haar verzoek om wraking eerst op 11 juli 2012 heeft ingediend, is dat verzoek niet gedaan zodra de feiten en omstandigheden die zij daaraan ten grondslag heeft gelegd, haar redelijkerwijs bekend konden zijn. In het betoog van [verzoekster] dat zij eerst op 9 juli 2012 uit de bij de zitting verstrekte agenda heeft afgeleid dat de grondslag van de bestreden besluiten is gewijzigd door de staatsraad - wat van dat laatste ook zij - en dat de periode na de zitting nodig was om advies in te winnen van een advocaat en tot een beslissing omtrent wraking en formulering van het verzoek te komen, waarbij zij bovendien werd gehinderd door gezondheidsproblemen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat [verzoekster] niet eerder om wraking had kunnen verzoeken. Zij heeft aldus niet voldaan aan het gestelde in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb, met welke bepaling wordt beoogd te voorkomen dat door de indiening van een verzoek om wraking de goede voortgang van de procedure onredelijk wordt vertraagd.

2.4. Reeds gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van staat.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2012

240.