Uitspraak 201111534/1/A2


Volledige tekst

201111534/1/A2.
Datum uitspraak: 27 juni 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Laren (Gelderland),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 28 september 2011 in zaak nr. 10/336 in het geding tussen:

[appellant]

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

1. Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2009 heeft staatssecretaris een verzoek van [appellant] om vergoeding van schade afgewezen.

Bij besluit van 22 januari 2010 heeft staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 28 september 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 november 2011, hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 mei 2012, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. drs. R.G.J. Wildemors en mr. L.C. van der Linden, werkzaam op het ministerie, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Bij besluit van 8 maart 2006 heeft de korpschef van de regiopolitie Zuid-Holland een aanvraag van [appellant] om verlening van een jachtakte voor het tijdvak 2006/2007 geweigerd.

Bij besluit van 1 juni 2007 heeft de staatsecretaris het daartegen ingediende administratief beroep ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 14 december 2007 heeft de rechtbank Dordrecht het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.

2.2. De rechtbank heeft overwogen, voor zover thans van belang, dat de staatssecretaris het verzoek van [appellant] om vergoeding van schade als gevolg van de ten onrechte geweigerd jachtvergunning terecht en op goede gronden heeft afgewezen.

2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de kosten van het laten controleren en herstellen van zijn jachtwapens niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat hij geen nota's heeft overgelegd, heeft miskend dat hij kosten heeft gemaakt. Dat zijn wapens na opslag niet in het reguliere circuit zijn schoongemaakt en gerepareerd, doet daar volgens hem niet aan af.

2.3.1. Dit betoog slaagt niet. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris de door [appellant] gestelde kosten voor reparatie van zijn wapens niet hoefde te vergoeden, nu [appellant] deze kosten niet door middel van concrete en verifieerbare bewijzen heeft aangetoond. Uit het door hem overgelegde ontvangstbewijs voor de teruggave van zijn wapens kan niet worden afgeleid of hij de wapens daadwerkelijk en, zo ja, voor welk bedrag, heeft moeten laten repareren.

2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de staatssecretaris de jachthuur voor de jachtvelden Ter Aar en Bergen aan hem had moeten vergoeden, nu hij als gevolg van de weigering van de jachtakte de jacht op deze velden niet kon uitoefenen.

2.4.1. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, kunnen uitgaven voor de huur van de jachtvelden Ter Aar en Bergen in beginsel worden aangemerkt als schade ten gevolge van het besluit van 8 maart 2006. Het is aan dit besluit toe te rekenen dat [appellant] niet heeft kunnen jagen op deze velden. Voor het begroten van deze door hem geleden schade, die als vermogensschade moet worden aangemerkt, geldt als uitgangspunt dat de waarde van het gemiste voordeel moet worden gesteld op de voor het verkrijgen daarvan gedane uitgaven. Nu [appellant] echter geen enkele toelichting heeft gegeven op de door hem overgelegde huurovereenkomsten en hij in het geheel niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij huur heeft betaald voor het gebruik van de jachtvelden in het seizoen 2006/2007, is de door hem gestelde schade niet aannemelijk geworden.

2.5. [appellant] betoogt tot slot dat de rechtbank heeft miskend dat de staatssecretaris de kosten van verzorging van zijn jachthond dient te vergoeden, nu hij de hond in zijn bezit had met als doel de jacht uit te oefenen.

2.5.1. Ook dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] de kosten van verzorging van zijn jachthond, zijn eigendom, ook had dienen te maken indien de jachtakte niet zou zijn geweigerd, zodat deze kosten niet als gevolg van die weigering kunnen worden aangemerkt.

2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van gronden, te worden bevestigd.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. G. Snijders, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van staat.

w.g. Van Altena w.g. Planken
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2012

299.