Uitspraak 201109777/2/A2


Volledige tekst

201109777/2/A2.
Datum beslissing: 5 juni 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats], gemeente Haarlemmermeer,
verzoeker,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

1. Procesverloop

Tijdens de zitting op 7 mei 2012 heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. D. Roemers, als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van de zaak nr. 201109777/1/A2.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft het verzoek op 31 mei 2012 ter zitting behandeld, waar [verzoeker] is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Ingevolge artikel 49, eerste lid, van de Wet op de Raad van State is dit artikel van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.

2.2. Het verzoek om wraking berust op de stelling dat de openbaarheid van de zitting onvoldoende verzekerd is, omdat de inhoudelijke behandeling van de zaak niet mocht worden gefilmd. Daartoe voert [verzoeker] aan dat het persbeleid van de Afdeling ondoorzichtig is en dat het zich leent voor willekeurige toepassing. Voorts stelt hij dat de staatsraad door de wijze waarop hij het persbeleid heeft toegepast de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Daartoe voert hij aan dat de staatsraad de weigering door de Raad voor Rechtsbijstand om toestemming voor het filmen te verlenen te lichtvaardig heeft geaccepteerd, nu dit een overheidsorgaan betreft, en voorts het belang van de zaak heeft miskend.

2.3. De openbaarheid van de zitting, onder meer neergelegd in artikel 8:62, eerste lid, van de Awb, heeft als functie het rechterlijk optreden inzichtelijk en controleerbaar te maken. Uit het uitgangspunt dat de zitting openbaar is, noch uit de functie daarvan vloeit voort dat het filmen van de inhoudelijke behandeling ter zitting per definitie moet worden toegestaan. Gelet hierop is door de weigering het filmen van de inhoudelijke behandeling toe te staan de openbaarheid van de zitting, als bedoeld in voormelde bepaling, niet geschonden.

De Afdeling hanteert een persbeleid dat als uitgangspunt heeft dat het maken van opnamen tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak niet is toegestaan, tenzij de zittingsvoorzitter hier bij uitzondering uitdrukkelijk toestemming voor verleent. Het persbeleid leidt aldus op zichzelf niet tot een absolute belemmering om de inhoudelijke behandeling te filmen, doch biedt de voorzitter afwegingsruimte bij het nemen van een beslissing op een verzoek daartoe.

De weigering het filmen van de inhoudelijke behandeling van de zaak toe te staan behelst een processuele beslissing van de staatsraad als lid van de enkelvoudige kamer. Zodanige beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien sprake is van flagrante schending van eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen en die schending aanleiding geeft voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de betrokken staatsraad. Van een zodanige schending is niet gebleken. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de staatsraad zijn beslissing heeft voorzien van een motivering, gebaseerd op het persbeleid. Voor zover [verzoeker] dat beleid onduidelijk vindt, dient de wrakingsprocedure er niet toe om daar duidelijkheid over te verkrijgen.

2.4. Bovenstaande leidt ertoe dat er geen grond is voor het oordeel dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ook anderszins geeft het door [verzoeker] aangevoerde geen aanknopingspunten voor die conclusie.

2.5. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2012

392.