Uitspraak 200909506/1/R1


Volledige tekst

200909506/1/R1.
Datum uitspraak: 6 juni 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, wonend onderscheidenlijk gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas,
2. [appellante sub 2] en andere, alle gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas,
3. [appellant sub 3], wonend te Moordrecht, gemeente Zuidplas,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Zuidplas, voorheen gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft de raad van de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel, thans: Zuidplas, het bestemmingsplan "Sportpark Kleine Vink 2009" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2009, [appellante sub 2] en andere bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2009, en [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2009, beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2011, waar [appellante sub 2] en andere, vertegenwoordigd door mr. H.A. Bravenboer, advocaat te Rotterdam, [appellant sub 3], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door J. Oosterhof, J. van Elsäcker, M. Verweij, J. Bus en M. Groen, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Bij tussenuitspraak van 22 juni 2011, nr. 200909506/1/T1/R1, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen vier maanden na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 27 oktober 2009 te herstellen.

Bij brief van 30 september 2011, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2011, heeft de raad te kennen gegeven het gebrek in het besluit van 27 oktober 2009 te hebben hersteld.

Bij brief van 13 oktober 2011 zijn [appellant sub 1] en anderen, [appellante sub 2] en andere en [appellant sub 3] in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Door [appellante sub 2] en andere is bij brief van 7 november 2011 een zienswijze naar voren gebracht.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
De raad heeft daarop zijn zienswijze naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2.1. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak overwogen dat [appellant sub 3] geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bij het plan is en dat hij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), geen beroep kan instellen.

Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 3] niet-ontvankelijk.

2.2. Ten aanzien van het beroep van [appellant sub 1] en anderen heeft de Afdeling bij de tussenuitspraak overwogen dat in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] en anderen ongegrond.

2.3. Ten aanzien van het beroep van [appellante sub 2] en andere heeft de Afdeling bij de tussenuitspraak als volgt overwogen.

2.3.1. Nu bij de vaststelling van het plan geen rekening is gehouden met de maximale mogelijkheden van de bestemming "Verkeer (V)" is het besluit van 27 oktober 2009 in zoverre vastgesteld in strijd met de bij een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is op dit punt gegrond. Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding het plandeel met de bestemming "Verkeer (V)" te vernietigen. De Afdeling heeft overwogen dat geen aanleiding bestaat om de raad het zorgvuldigheidsgebrek met betrekking tot deze bestemming te laten herstellen, omdat de raad ter zitting naar voren heeft gebracht dat herinrichting van de bestaande en als zodanig bestemde weg die zich ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Verkeer (V)" bevindt, niet noodzakelijk is voor de aanleg van het sportpark en de raad ook anderszins niet voornemens is deze weg opnieuw in te richten.

2.3.2. Voorts heeft de Afdeling overwogen dat het besluit van 27 oktober 2009 niet berust op een deugdelijke motivering omdat de raad zich op grondslag van de akoestische onderzoeken ten tijde van het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat in het plan voorziene activiteiten op het sportpark 'Kleine Vink' voldoen aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit).

2.3.3. Het beroep van [appellante sub 2] en andere is ook op dit punt gegrond, zodat het bestreden besluit ook voor het overige dient te worden vernietigd. De Afdeling zal evenwel bezien of de brief van de raad van 30 september 2011 en de beoordeling van het beroep van [appellante sub 2] en andere voor het overige aanleiding geven de rechtsgevolgen van het besluit, behoudens ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Verkeer (V)", in stand te laten.

2.4. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen vier maanden na de verzending van de tussenuitspraak:

- met inachtneming van overweging 2.8.8. van de tussenuitspraak nader aan te geven op welke wijze, bijvoorbeeld het stellen van maatwerkvoorschriften, kan worden bewerkstelligd dat in de avondperiode kan worden voldaan aan de daarvoor in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsnormen en of op deze wijze een rendabele exploitatie van het sportpark ook mogelijk is, en op deze wijze het besluit van 27 oktober 2009 alsnog toereikend te motiveren, dan wel dat besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling;

- de Afdeling de uitkomst mede te delen.

2.5. De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak de Milieudienst Midden-Holland (hierna: de milieudienst) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de overschrijding van het geluid in de avondperiode. Daarbij is in het bijzonder gekeken naar de deelgeluidniveaus van de verschillende inrichtingen die zich zullen vestigen op het sportpark en naar de gecumuleerde geluidsniveaus van alle inrichtingen tezamen. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in de notitie 'Maatwerkvoorschriften sportpark Kleine Vink (gemeente Zuidplas)' van 23 augustus 2011 (hierna: de notitie van de milieudienst). In deze notitie is per inrichting, te weten een naschoolse opvang (hierna: nso), een korfbalvereniging, een tennisvereniging, een hockeyvereniging en een jeu-de-boulevereniging, een voorstel voor maatwerkvoorschriften opgenomen. Op grond van de bij deze maatwerkvoorschriften genoemde uitgangspunten zijn de geluidniveaus voor de week- en weekenddagen berekend. Daarbij is uitgegaan van een openingstijd tot 23.00 uur en is stemgeluid buiten beschouwing gelaten. Uit deze berekeningen volgt dat alleen ter plaatse van de woning op het perceel Hoofdweg Noord 15 de norm van 45 dB(A) voor het cumulatieve geluidniveau in de avondperiode met 1 dB(A) zal worden overschreden. Om aan deze norm te kunnen voldoen zou een afscherming van ten minste 3,5 m opgericht moeten worden. Er zal daarom een hogere waarde voor de avondperiode worden vastgesteld van 46 dB(A). Ook zullen maatwerkvoorschriften worden opgelegd aan de inrichtingen op het sportpark. Anders dan in de akoestische onderzoeken die ten behoeve van het plan zijn opgesteld, wordt bij het treffen van maatwerkvoorschriften niet uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting, maar wordt voor iedere inrichting afzonderlijk een maatwerkvoorschrift opgelegd. Op deze wijze wordt voorkomen dat de gecumuleerde geluidbelasting van 46 dB(A) ter plaatse van Hoofdweg Noord 15 wordt overschreden. Het afwijken van de standaard geluidsnorm is in dit geval mogelijk omdat het huidige referentieniveau van het omgevingsgeluid hoger is dan 46 dB(A) in de avondperiode. Op grond van artikel 2.20, tweede lid, van het Activiteitenbesluit kan een hogere waarde worden vastgesteld indien in de geluidgevoelige ruimten van de woning in de avondperiode een waarde van maximaal 30 dB(A) wordt gegarandeerd. Omdat de overschrijding in de avondperiode 1 dB(A) bedraagt zal de minimale isolatiewaarde van de gevel 16 dB(A) moeten bedragen. Blijkens de notitie van de milieudienst heeft een normaal onderhouden woning een gevelwering van minimaal 20 dB(A). In dit geval zijn in het kader van de aanleg van een ontsluitingsweg in 2005 maatregelen getroffen aan de woning aan Hoofdweg Noord 15 in verband met geluid. Aangenomen mag worden dat de gevelwering van de onderhavige woning derhalve ten minste 20 dB(A) zal bedragen. Uit de eveneens door de milieudienst opgestelde rapportage 'Gevelweringsmeting Hoofdweg Noord 15 te Nieuwerkerk a/d IJssel' van 22 september 2011 volgt dat het binnenniveau van 30 dB(A) ter plaatse van de woning aan Hoofdweg Noord 15 niet wordt overschreden en dat alle gemeten verblijfsruimten en verblijfsgebieden kunnen voldoen aan de eisen voor nieuwbouwwoningen volgens het Bouwbesluit.

2.5.1. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 30 augustus 2011 besloten om maatwerkvoorschriften zoals voorgesteld in de notitie van de milieudienst op te leggen aan de diverse sportverenigingen en de nso nadat de meldingen van deze verenigingen in het kader van het Activiteitenbesluit zullen zijn ontvangen.

Bij besluit van 27 september 2011 heeft de raad met dit collegebesluit ingestemd en besloten dit besluit als nadere motivering ten grondslag te leggen aan het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan "Sportpark Kleine Vink 2009".

2.5.2. Bij brief van 30 september 2011 heeft de raad de Afdeling te kennen gegeven het gebrek in het besluit te hebben hersteld. In deze brief stelt de raad zich, onder verwijzing naar de notitie van de milieudienst, op het standpunt dat een hogere waarde van 46 dB(A) voor de avondperiode kan worden vastgesteld. Deze hogere waarde en het opleggen van maatwerkvoorschriften aan alle toekomstige gebruikers van het sportpark 'Kleine Vink', zoals aangegeven in de notitie van de milieudienst, zullen gedurende de dag- en avondperiode op weekdagen en in het weekend niet leiden tot beperkingen voor de desbetreffende gebruikers, aldus de raad. De raad concludeert dat door het stellen van maatwerkvoorschriften kan worden voldaan aan het Activiteitenbesluit en dat een rendabele exploitatie van het sportpark mogelijk is. Daarmee is tevens sprake van een uitvoerbaar bestemmingsplan, zo stelt de raad.

2.5.3. In hun zienswijze op de brief van de raad van 30 september 2011 hebben [appellante sub 2] en andere te kennen gegeven zich niet te kunnen verenigen met de wijze waarop de raad het gebrek in het besluit van 27 oktober 2009 heeft hersteld. Ter onderbouwing van hun betoog hebben zij een door Witteveen + Bos opgestelde second opinion overgelegd, getiteld 'Second opinion geluid tussenuitspraak RvS', gedateerd op 7 november 2011.

2.6. [appellante sub 2] en andere betogen in hun zienswijze dat de conclusie van de raad dat de komst van het sportpark niet zal resulteren in een verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen in de directe omgeving nog steeds voorbarig is. Zij voeren hiertoe ten eerste aan dat het referentieniveau niet correct is vastgesteld omdat ten onrechte is uitgegaan van het peiljaar 2020.

2.6.1. De raad heeft bij zijn zienswijze op het deskundigenbericht van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening naar aanleiding van de wijze waarop de raad het gebrek heeft hersteld (hierna: het nadere deskundigenbericht) een memo van de milieudienst bijgevoegd, gedateerd op 19 december 2011. In deze memo is weergegeven dat het referentieniveau van het omgevingslawaai is bepaald op basis van de meest recente versie - daterend van 1 november 2011 - van de Regionale Verkeersmilieukaart Midden-Holland. Hierbij is gebruik gemaakt van het peiljaar 2011. Uit de memo volgt dat het geluidniveau van het sportpark op geen enkel berekeningspunt het referentieniveau van het omgevingsgeluid overschrijdt. Bij het geluidniveau van het sportpark is het stemgeluid bovendien meegenomen. [appellante sub 2] en andere hebben deze memo niet betwist. Het betoog faalt.

2.7. Ten tweede voeren [appellante sub 2] en andere hiertoe aan dat het stemgeluid van sporters en toeschouwers ten onrechte niet in de beoordeling van de vraag of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is betrokken. Ook bij het opleggen van de maatwerkvoorschriften is hiermee geen rekening gehouden.

2.7.1. Ingevolge artikel 2.18, eerste lid, van het Activiteitenbesluit, blijft bij het bepalen van de geluidniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19, 2.20 dan wel 6.12, buiten beschouwing:

a. het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein;

b. het stemgeluid van bezoekers op het open terrein van een inrichting voor sport- of recreatiedoeleinden;

(…)

i. het stemgeluid van kinderen op een onverwarmd of onoverdekt terrein dat onderdeel is van een instelling voor kinderopvang.

2.7.2. De raad stelt zich op het standpunt dat, ook inclusief stemgeluid, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De toename van het geluid als gevolg van het sportpark leidt, zo stelt de raad, niet tot een (merkbare) verslechtering van het woon- en leefklimaat. Omdat het huidige woon- en leefklimaat als aanvaardbaar kan worden aangemerkt, staat daarmee vast dat ook het toekomstige woon- en leefklimaat aanvaardbaar is.

2.7.3. De Afdeling overweegt dat, gelet op artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit, in de akoestische onderzoeken geen rekening behoefde te worden gehouden met het stemgeluid van sporters en toeschouwers. De bijdrage van stemgeluid speelt evenmin een rol bij het opstellen van maatwerkvoorschriften. Wel dient de raad het stemgeluid in het kader van een goede ruimtelijke ordening in de beoordeling te betrekken. Hiervoor is reeds overwogen dat uit de memo van 19 december 2011 volgt dat de geluidbelasting als gevolg van het sportpark inclusief stemgeluid het referentieniveau op geen enkele locatie overschrijdt. Gelet hierop is niet gebleken dat de raad het stemgeluid niet in de beoordeling heeft betrokken, zoals [appellante sub 2] en andere betogen. De Afdeling is gezien het voorgaande voorts van oordeel dat de raad in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat ter plaatse sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het betoog faalt.

2.8. [appellante sub 2] en andere betogen verder dat de uitwerking van de maatwerkvoorschriften zodanig beperkt is dat niet is aangetoond dat de gecumuleerde geluidbelasting zal voldoen aan de hogere vastgestelde waarde. Er is bijvoorbeeld geen inzicht gegeven in hoogte en verdeling van de aan de inrichtingen te stellen geluidsnormen. Evenmin is duidelijk of de inrichtingen die zich zullen vestigen aan de desbetreffende maatwerkvoorschriften zullen kunnen voldoen.

2.8.1. Het nadere deskundigenbericht vermeldt dat de door de milieudienst voorgestelde maatwerkvoorschriften feitelijk alleen zien op het voornemen om lagere geluidnormen te stellen dan de standaardwaarden die gelden op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit en het bij maatwerkvoorschrift stellen van beperkingen aan de openingstijden van de inrichtingen. Een concrete invulling van de te stellen maatwerkvoorschriften is nog niet mogelijk, aangezien nog geen inrichtingen gevestigd zijn op het sportpark en ook geen meldingen op grond van het Activiteitenbesluit daartoe zijn gedaan. Een inzicht in de verdeling van de geluidnormen zoals Witteveen + Bos bepleit zou in dit geval slechts fictief zijn. De inrichtingen zullen volgens het collegebesluit van 30 augustus 2011 cumulatief worden getoetst aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit. Pas op dat moment kan worden vastgesteld of aan de normen wordt voldaan en of de inrichtingen aan de desbetreffende maatwerkvoorschriften kunnen voldoen.

2.8.2. De raad stelt in zijn zienswijze op het nadere deskundigenbericht dat in de notitie van de milieudienst is uitgegaan van gecumuleerde geluidbelasting, omdat een concrete invulling van de maatwerkvoorschriften thans nog niet mogelijk is. Alleen deze gecumuleerde geluidbelasting leidt tot een gevelbelasting van 46 dB(A), geen van de afzonderlijke inrichtingen veroorzaakt een overschrijding van de norm. Naar aanleiding van de second opinion van Witteveen + Bos van 7 november 2011 heeft de raad alsnog aanleiding gezien een verdeling van de geluidsruimte op te laten stellen en deze over te leggen. Deze verdeling is opgenomen in de memo van 19 december 2011.

2.8.3. Met betrekking tot de maatwerkvoorschriften overweegt de Afdeling dat de raad te kennen heeft gegeven dat per gebruiker van het sportpark, na melding op grond van het Activiteitenbesluit, maatwerkvoorschriften zullen worden vastgesteld. In de notitie van de milieudienst is voor de beoogde toekomstige gebruikers een voorstel hiertoe gedaan. Zowel het college van burgemeester en wethouders als de raad hebben met dit voorstel ingestemd. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat, aangezien er nog geen concrete gebruikers en meldingen zijn, een concrete invulling van de maatwerkvoorschriften niet mogelijk is. Verder zal een hogere waarde van 46 dB(A) worden vastgesteld nu is gebleken dat de gecumuleerde geluidbelasting ter plaatse van Hoofdweg Noord 15 deze waarde niet overschrijdt. Gelet op hetgeen is opgemerkt omtrent het referentieniveau is het vaststellen van deze hogere waarde evenmin onredelijk te achten.

Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de Afdeling door de notitie van de milieudienst, de toelichting van de raad daarop en de nader overgelegde verdeling van de geluidruimte in de memo van 19 december 2011 voldoende inzichtelijk geworden dat door maatwerkvoorschriften voldaan kan worden aan de hogere waarde van 46 dB(A) voor de gecumuleerde geluidbelasting tengevolge van het sportpark. In hetgeen [appellante sub 2] en andere hebben aangevoerd is niet aannemelijk geworden dat dit niet mogelijk is. De enkele stelling dat niet zeker is dat de toekomstige gebruikers aan deze maatwerkvoorschriften kunnen voldoen is daartoe niet voldoende.

2.9. Tot slot biedt de notitie van de milieudienst volgens [appellante sub 2] en andere geen inzicht in de vraag of een rendabele exploitatie van het sportpark mogelijk is, in het bijzonder niet nu niet duidelijk is of de inrichtingen aan de maatwerkvoorschriften kunnen voldoen en welke gevolgen voor hun activiteiten zullen optreden.

2.9.1. Over de exploitatie van het sportpark overweegt de Afdeling dat uit de notitie van de milieudienst volgt dat in de vorm van maatwerkvoorschriften per gebruiker beperkingen zullen worden gesteld voor de perioden dat de inrichting niet in bedrijf is, in die zin dat gebruik buiten de openingstijden is niet toegestaan. De raad heeft te kennen gegeven dat de hogere waarde noch het opleggen van deze maatwerkvoorschriften gedurende de dag- en avondperiode op weekdagen en in het weekend tot beperkingen voor de toekomstige gebruikers zullen leiden. [appellante sub 2] en andere hebben dit niet gemotiveerd betwist. De raad heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een rendabele exploitatie van het sportpark ook met het stellen van maatwerkvoorschriften mogelijk is.

2.10. Gelet op het bovenstaande overweegt de Afdeling dat het in de tussenuitspraak geconstateerde en in 2.3.2 genoemde gebrek is hersteld.

In het hierna volgende zal de Afdeling bezien of ook de beoordeling van het beroep van [appellante sub 2] en andere voor het overige aanleiding geeft de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten.

Het beroep van [appellante sub 2] en andere voor het overige

2.11. [appellante sub 2] en andere hebben in beroep de financiële uitvoerbaarheid van het plan betwist. Hiertoe hebben zij aangevoerd dat de verwervingskosten de raming uit het plan zullen overstijgen en dat de voorziene opbrengsten van de woningen in Dorrestein en Britse Zoom, welke de raad wil aanwenden om het ingeschatte tekort te dekken, onzeker zijn, gelet op de prille planvorming van deze woningen en op de financiële crisis.

Ook stellen zij dat de exploitatiebegroting ten onrechte niet ter inzage is gelegd noch cijfermatig is uitgewerkt, zodat deze niet kan worden getoetst.

2.11.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan financieel uitvoerbaar is en dat een klein deel gefinancierd wordt met opbrengsten van projecten elders binnen de gemeente. Voorts wijst de raad er op dat de gemeente garant staat voor een eventueel tekort. Een tekort zal ten laste van de algemene reserve zal komen daar de ontwikkeling van het sportpark als van groot algemeen belang wordt gezien.

2.11.2. In de plantoelichting is een grondexploitatieberekening opgenomen. Hieruit volgt dat het plan financieel sluitend gemaakt wordt met de opbrengsten van twee woningbouwprojecten elders. De raad heeft bij besluit van 25 september 2007 besloten om de financiële consequenties van de ontwikkeling van het sportpark op te nemen in de gemeentelijke meerjarenbegroting 2008-2011. Dit heeft tot gevolg dat eventuele negatieve consequenties, zoals tegenvallende opbrengsten van grondverkoop, ten laste zullen worden gebracht van de algemene middelen van de gemeente. Daarnaast staat in de plantoelichting dat 16 miljoen euro beschikbaar is voor het verwerven van gronden. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan financieel uitvoerbaar is. De Afdeling betrekt hierbij dat de verwervingskosten hun grondslag vinden in een daartoe uitgevoerde taxatie en dat [appellante sub 2] en andere niet aannemelijk hebben gemaakt dat de verwervingskosten de in het plan opgenomen ramingen zullen overschrijden. De enkele stelling dat voor het verwerven van het bedrijf van [appellante sub 2] en andere al ongeveer 2,5 miljoen euro nodig is en dat deze gronden slechts 11% van het plangebied beslaan, is hiertoe niet voldoende.

2.12. Ook hetgeen [appellante sub 2] en andere in beroep voor het overige hebben aangevoerd geeft geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand te laten.

Proceskostenveroordeling

2.13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van [appellant sub 3] en [appellant sub 1] en anderen geen aanleiding.

De raad dient ten aanzien van [appellante sub 2] en andere op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

2.13.1. Voor zover [appellante sub 2] en andere hebben verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten voor de opgestelde deskundigenrapporten, overweegt de Afdeling dat deze rapporten, behoudens de second opinion van Witteveen + Bos van 15 maart 2011, niet zijn opgesteld ten behoeve van de behandeling van het beroep, maar reeds ten behoeve van de door hen ingediende zienswijze.

Ingevolge artikel 8:75 van de Awb komen deze rapporten, uitgezonderd de second opinion, derhalve niet voor vergoeding in aanmerking.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 3] niet-ontvankelijk;

II. verklaart het beroep van [appellante sub 2] en andere gegrond;

III. vernietigt het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Sportpark Kleine Vink 2009" van de raad van de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel, thans Zuidplas, van 27 oktober 2009;

IV. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven, behoudens ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Verkeer (V)";

V. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen ongegrond;

VI. veroordeelt de raad van de gemeente Zuidplas tot vergoeding van bij [appellante sub 2] en andere in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.711,00 (zegge: zeventienhonderdenelf euro), waarvan € 1.311,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;

VII. gelast dat de raad van de gemeente Zuidplas aan [appellante sub 2] en andere het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Driessen
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012

410-667.