Uitspraak 201107535/1/A2, 201111217/1/A2 en 201200380/1/A2


Volledige tekst

201107535/1/A2, 201111217/1/A2 en 201200380/1/A2.
Datum uitspraak: 6 juni 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de stichting Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar, gevestigd te Wassenaar,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 juni 2011 in zaak nr. 11/1558 in het geding tussen:

de Stichting

en

het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar;

en op de hoger beroepen van:

het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar,
appellante,

tegen de uitspraken van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 september 2011 in zaak nr. 11/3613 en van 21 december 2011 in zaak nr. 11/6701 in de gedingen tussen:

de Stichting

en

het college.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] een monumentenvergunning als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet verleend voor het bouwen van een terreinafscheiding met toegangspoort op het perceel [locatie] te Wassenaar (hierna: het perceel).

Bij besluit van 19 januari 2011 heeft het college het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 1 juni 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2011, hoger beroep ingesteld (zaaknummer 201107535/1/A2). De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 augustus 2011.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 26 maart 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] een monumentenvergunning als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet verleend voor het bouwen van een bijgebouw op het perceel.

Bij besluit van 1 maart 2011 heeft het college het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 14 september 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 1 maart 2011 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met in achtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2011, hoger beroep ingesteld (zaaknummer 201111217/1/A2). De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 november 2011.

Bij besluit van 3 april 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een bijgebouw op het perceel.

Bij besluit van 12 juli 2011 heeft het college het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 21 december 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 12 juli 2011 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met in achtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2012, hoger beroep ingesteld (zaaknummer 201200380/1/A2). De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 7 februari 2012.

De Stichting heeft in zaak nr. 201200380/1/A2 een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [vergunninghouder] in alle zaken een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Stichting en [vergunninghouder] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 8 mei 2012, waar de Stichting, vertegenwoordigd door mr. D.J. van Schravendijk, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.M. van der Heijden, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], bijgestaan door mr. N.J.M. Beelaerts van Blokland, advocaat te Den Haag, ter zitting gehoord.

2. Overwegingen

2.1. De Stichting betoogt dat de rechtbank in haar uitspraak van 1 juni 2011 ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen belanghebbende is bij het besluit van 24 november 2009. Het college betoogt dat de rechtbank in haar uitspraken van 14 september 2011 en 21 december 2011 ten onrechte heeft geoordeeld dat de Stichting wel belanghebbende is bij de besluiten van 26 maart 2009 en 3 april 2009.

2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.3. Anders dan het college heeft aangevoerd, is voor het antwoord op de vraag of de Stichting belanghebbende is niet van belang of haar belangen door de besluiten van 26 maart 2009, 3 april 2009 en 24 november 2009, feitelijk worden geraakt. Dit kan pas worden vastgesteld, indien de besluiten inhoudelijk worden beoordeeld. Van belang is of de belangen van de Stichting door die besluiten kunnen worden geraakt.

De Stichting is eigenaar van het rijksmonument Kasteel Oud-Wassenaar (hierna: het kasteel). Het kasteel wordt ontsloten via een toegangsweg die onder meer over het perceel van [vergunninghouder] loopt. Ten behoeve van het kasteel is een erfdienstbaarheid van weg over deze toegangsweg gevestigd ten laste van het perceel. Bij vonnis van 11 april 2007 heeft de rechtbank, sector civiel recht, de vordering van onder andere [vergunninghouder] tegen opheffing van deze erfdienstbaarheid afgewezen. Dit vonnis is bij arrest van 6 december 2011 van het gerechtshof 's-Gravenhage, sector civiel, bekrachtigd. De rechtbank is bij de aangevallen uitspraken van 14 september 2011 en 21 december 2011 terecht van het bestaan van deze erfdienstbaarheid uitgegaan en heeft daarom evenzeer terecht geoordeeld dat de Stichting als eigenaar van het kasteel een beperkt zakelijk recht kan laten gelden op de weg.

Nu de bij het besluit van 26 maart 2009 verleende monumentenvergunning en de op 3 april 2009 verleende ontheffing en bouwvergunning gevolgen kunnen hebben voor de mogelijkheid om dit recht in volle omvang te kunnen uitoefenen heeft de rechtbank de Stichting terecht als belanghebbende bij die besluiten aangemerkt. Ook de wijziging van de toegangspoort en het hekwerk, waarvoor het college bij besluit van 24 november 2009 een monumentenvergunning heeft verleend, kan gevolgen hebben voor de uitoefening van dit recht. De rechtbank heeft bij haar uitspraak van 1 juni 2011 daarom ten onrechte geoordeeld dat de Stichting geen belanghebbende is bij dit besluit.

Het betoog van de Stichting slaagt. Het betoog van het college faalt.

2.4. De hoger beroepen van het college zijn ongegrond. De aangevallen uitspraken van 14 september 2011 en 21 december 2011 dienen te worden bevestigd. Het hoger beroep van de Stichting is gegrond. De aangevallen uitspraak van 1 juni 2011 dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het door de Stichting bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van 19 januari 2011 gegrond verklaren. Dit besluit dient eveneens te worden vernietigd.

2.5. Het college dient op de hierna aangegeven wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep van de Stichting gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 juni 2011 in zaak nr. 11/1558;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar van 19 januari 2011, kenmerk 2010000058/KV;

V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar aan Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 756,00 (zegge: zevenhonderdzesenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt;

VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar tot vergoeding van bij Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.185,00 (zegge: tweeduizend honderdvijfentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII. bevestigt de aangevallen uitspraken van 14 september 2011 en 21 december 2011;

VIII. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar in de zaken 201111217/1/A2 en 201200380/1/A2 een griffierecht van in totaal € 908,00 (zegge: negenhonderdacht euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.

w.g. Van Altena w.g. Lodder
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012

17.