Uitspraak 201110767/1/A1


Volledige tekst

201110767/1/A1.
Datum uitspraak: 6 juni 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. het college van burgemeester en wethouders van Landerd,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Landerd,
appellanten,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 augustus 2011 in zaken nrs. 11/2159 en 11/2119 in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Compliment B.V., gevestigd te Zeeland,

en

het college.

1. Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2010 heeft het college Compliment onder oplegging van een dwangsom gelast om het stallen en/of parkeren van voertuigen en machines, het opslaan van overige goederen en materialen, waaronder afvalmaterialen en het plaatsen van installaties, in strijd met de geldende bestemming op de percelen, kadastraal bekend gemeente Zeeland, sectie H, nummers 3942 en 3944 (hierna: de percelen), zoals op de bij het besluit gevoegde luchtfoto met een blauwe kleur aangeduid, geheel te staken en gestaakt te houden.

Bij besluit van 10 mei 2011 heeft het college het door Compliment daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 30 november 2010 in stand gelaten.

Bij uitspraak van 26 augustus 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door Compliment ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 november 2010 (lees: 10 mei 2011) vernietigd, het bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 13 juli 2010 (lees: 30 november 2010) herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2011, hoger beroep ingesteld.

[appellant sub 2] en het college hebben nadere stukken ingediend.

Compliment heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 februari 2012, waar [appellant sub 2], bijgestaan door mr. A.A.M. van der Aa, en het college, vertegenwoordigd door R.C.J.M. Zwijsen en T.P.L. Pijnappels, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is daar Compliment, vertegenwoordigd door J.L.A.H. Nooijen, bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" rust op de percelen de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke/ cultuurhistorische en/of abiotische waarden -Alca-" (hierna: "Alca").

Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften zijn de op plankaart 1 als zodanig aangewezen gronden bestemd voor instandhouding van landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en waterhuishoudkundige waarden in combinatie met agrarische bedrijfsvoering, afgestemd op de differentiatievlakken als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

Ingevolge het tweede lid, onder b, onder 2, zijn deze gronden, voor zover zij zijn gelegen binnen een van de op de hulpkaart B bij plankaart 1 aangegeven differentiatievlakken, tevens bestemd voor de instandhouding van "landschappelijk besloten gebied".

Ingevolge het derde lid, aanhef en onder 1, mag op de gronden niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de doeleinden, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie; sleufsilo's worden hier niet onder begrepen. De hoogte van de bouwwerken mag maximaal 1,50 m bedragen.

Ingevolge het derde lid, aanhef en onder 2, mogen door de bouw c.q. aanwezigheid van bedoelde bouwwerken dan wel als gevolg van het te verwachten gebruik de op hulpkaart A en B aangeduide waarden niet onevenredig worden geschaad.

Ingevolge artikel 24, eerste lid, voor zover thans van belang, is het verboden de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangegeven in de doeleinden.

2.2. [appellant sub 2] en het college betogen dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden tegen het gebruik van de percelen. Zij voeren daartoe aan dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het gebruik dat Compliment van de percelen maakt in strijd is met de bestemming "Alca", omdat binnen die bestemming de doelstelling is om het groene en landelijke karakter van het buitengebied te behouden. Zij wijzen er hierbij op dat in de doeleindenomschrijving van artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften instandhouding van landschappelijke en andere waarden als hoofddoel is opgenomen. Verder legt de voorzieningenrechter volgens hen de term "agrarische bedrijfsvoering" te ruim uit. Hij is daarbij ten onrechte voorbijgegaan aan de systematiek van het bestemmingsplan, dat een duidelijk onderscheid maakt tussen agrarische bedrijfsbestemmingen en agrarische gebiedsbestemmingen, aldus [appellant sub 2] en het college.

2.2.1. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat het gebruik van het perceel voor de stalling van machines en voertuigen en de opslag van goederen en materialen, in overeenstemming is met de in artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften gegeven doeleindenomschrijving.

Dit gebruik valt onder de in dit artikel genoemde "agrarische bedrijfsvoering", nu niet in geschil is dat de desbetreffende voertuigen, machines, goederen en materialen dienen ten behoeve van de uitoefening van het agrarische bedrijf van Compliment op de percelen.

De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat uit artikel 8, eerste lid, noch uit enig ander planvoorschrift volgt dat het begrip "agrarische bedrijfsvoering" zo beperkt moet worden uitgelegd, dat daaronder uitsluitend agrarisch grondgebruik in de zin van de teelt van gewassen of veeteelt moet worden verstaan. Anders dan het college stelt, volgt die uitleg niet uit de omstandigheid dat voor de betrokken gronden de zogenoemde dubbelbestemming "Alca" geldt. De voorzieningenrechter heeft bij zijn oordeel voorts terecht in aanmerking genomen dat op de bestemming "Alca", zij het op beperkte schaal, bouwwerken mogen worden opgericht.

Er bestaat evenmin aanleiding om deze strikte uitleg uit de systematiek van het bestemmingsplan af te leiden. Voorts vermeldt de toelichting op de artikelen 4 tot en met 9 van de planvoorschriften, voor zover van belang, dat "bij gronden met de hoofdbestemming "Alca" (artikel 8) het accent ligt op het agrarisch gebruik".

Het subsidiaire betoog van [appellant sub 2] dat alleen voor zover de voertuigen, machines, goederen en materialen daadwerkelijk voor het bedrijf worden gebruikt dit gebruik onder de doeleindenomschrijving valt, wordt evenmin gevolgd. Ook wanneer deze goederen en materialen moeten worden gestald of opgeslagen omdat zij tijdelijk niet voor het bedrijf in gebruik zijn, dienen zij ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering op de percelen.

De voorzieningenrechter heeft in zoverre terecht overwogen dat, nu geen sprake is van een overtreding van de planvoorschriften, het college niet bevoegd was om handhavend op te treden. De overweging van de voorzieningenrechter over mogelijke intensivering van het gewraakte gebruik in de toekomst dat mogelijk wel in strijd met de bestemming zou kunnen zijn, betreft een overweging ten overvloede. Daaraan komt niet de betekenis toe die [appellant sub 2] daaraan toegekend zou willen zien.

2.2.2. Voor zover met het besluit tevens handhavend is opgetreden tegen de opslag van afvalmaterialen op het perceel, heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat, nu de aanwezigheid daarvan bij de aan de handhaving ten grondslag gelegde controle van 2 november 2010 niet is geconstateerd, hiertegen niet kon worden opgetreden.

Het betoog faalt.

2.3. De door [appellant sub 2] en het college ten slotte naar voren gebrachte omstandigheid dat de voorzieningenrechter in zijn beslissing onjuiste bij de besluiten behorende data heeft genoemd, leidt niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Deze onjuiste data kunnen worden aangemerkt als kennelijke verschrijvingen, aangezien in het in de uitspraak opgenomen procesverloop wel de juiste data zijn vermeld en ook voor het overige hierover in de uitspraak geen misverstanden bestaan.

2.4. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van staat.

w.g. Wortmann w.g. Oudenaller
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012

374-641.