Uitspraak 200508926/1
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2005:AU7649
- Datum uitspraak
- 21 november 2005
- Inhoudsindicatie
- Bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 26 oktober 2005, heeft verzoeker de Afdeling verzocht de uitspraak van 1 augustus 2005 in zaak no. 200505593/1, waarbij het hoger beroep van verzoeker tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 22 juni 2005 ongegrond is verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd, te herzien. De brief en een afschrift van de uitspraak van 1 augustus 2005 zijn aangehecht.
- Herziening
- Vreemdelingenkamer - Overige
200508926/1.
Datum uitspraak: 21 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) op het verzoek van:
[verzoeker],
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 1 augustus 2005 in zaak no. 200505593/1.
1. Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 26 oktober 2005, heeft verzoeker de Afdeling verzocht de uitspraak van 1 augustus 2005 in zaak no. 200505593/1, waarbij het hoger beroep van verzoeker tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 22 juni 2005 ongegrond is verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd, te herzien. De brief en een afschrift van de uitspraak van 1 augustus 2005 zijn aangehecht.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht kan een onherroepelijk geworden uitspraak worden herzien op grond van in deze bepaling nader omschreven feiten en omstandigheden.
2.2. De door verzoeker aangevoerde beslissing op bezwaar dateert van 6 oktober 2005. De rechtbank en de Afdeling hebben daarmee dus geen rekening kunnen houden. Dat daarbij met ingang van 26 maart 2003 aan verzoeker een verblijfsvergunning is verleend, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van een feit of omstandigheid, als bedoeld in voormelde bepaling.
2.3. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Van Soest-Ahlers
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2005
385.