Uitspraak 201012010/1/R4


Volledige tekst

201012010/1/R4.
Datum uitspraak: 25 april 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Hengelo,
2. [appellant sub 2], wonend te Leek,

en

het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.

1. Procesverloop

Het college heeft bij besluit van 2 november 2010 opnieuw besloten over de goedkeuring van het bij besluit van 7 juli 2008 door de raad van de gemeente Ameland vastgestelde bestemmingsplan "Recreatieterrein Nes-Buren 2007".

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 december 2010, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2010, beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 6 januari 2011.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2012, waar [appellant sub 1] bijgestaan door mr. E.S. Fikkert, advocaat te Enschede, en [appellant sub 2] zijn verschenen. Het college is niet verschenen.
Voorts is daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door R. Korvemaker, werkzaam bij de gemeente Ameland.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

2.2. Het plan voorziet in een planologische actualisering voor het recreatieterrein "Recreatieterrein Nes-Buren".

2.3. Bij besluit van 16 december 2008, kenmerk 00798957, heeft het college ten eersten male besloten over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Dit besluit heeft de Afdeling bij haar uitspraak van 7 juli 2010, no. 200901177/1/R3 vernietigd, voor zover het betrekking had op de percelen waarop 6 nieuwe recreatiewoningen zijn mogelijk gemaakt en waaraan de aanduiding "nieuwbouw recreatiewoning toegestaan" is toegekend. Het college heeft met het besluit van 2 november 2010 het plan in zoverre opnieuw goedgekeurd.

2.4. De Afdeling heeft in voornoemde uitspraak overwogen dat uit het "Streekplan Fryslân 2007: Om de kwaliteit fan de romte" (hierna: het streekplan) volgt dat ontwikkelingsruimte voor nieuwe toeristische capaciteit is gekoppeld aan verbetering van landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten, met name in de binnenduinrand. Meer samenhang tussen recreatieve voorzieningen is gewenst door meer concentratie van voorzieningen en door verbetering van de recreatieve routestructuur.

Voorts heeft de Afdeling overwogen:

"2.8.3. In het bestreden besluit staat dat ter bescherming van de landschappelijke en natuurlijke waarden van het plangebied een aanlegvergunningstelsel is opgenomen. Daarbij wordt onder andere uitgegaan van het behoud van duinruggen en duin- en bosbeplanting. Met inachtneming van het aanlegvergunningstelsel in samenhang met de bij de bestemming "Recreatie (R)" horende planvoorschriften over de hoofdvorm van de woningen en de onderlinge afstand kunnen de landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten dan ook worden verbeterd, aldus het bestreden besluit.

Hiermee is nog niet inzichtelijk gemaakt dat niet slechts sprake is van behoud, maar ook daadwerkelijk van een verbetering van de landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten als bedoeld in paragraaf 3.6.4. van het streekplan. Weliswaar is ter zitting door de raad betoogd dat deze kwaliteitsverbetering ook bestaat uit het feit dat elders op Ameland de toeristische overnachtingscapaciteit is afgenomen, maar de raad heeft dit niet nader kunnen onderbouwen."

2.5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] richten hun beroep tegen het goedkeuringsbesluit waarbij opnieuw goedkeuring is verleend aan de plandelen met de aanduiding "nieuwbouw recreatiewoning toegestaan" ter plaatse van de percelen aan de Helmweg 19, Bosrand 28, Provincieweg 4 en Zwarteweg 18 en 20. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het college het gestelde motiveringsgebrek niet heeft hersteld en dat het slechts argumenten heeft aangevoerd ter weerlegging van de uitspraak van de Afdeling. In dit verband heeft [appellant sub 1] een in zijn opdracht opgesteld landschapsadvies "Landschapsadvies aanvaardbaarheid recreatiewoningen Ameland" van Bureau Zichtlijn van 29 november 2010 (hierna: het landschapsadvies) overgelegd.

2.6. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de Afdeling in haar uitspraak van 7 juli 2010 aangehaalde passage uit het streekplan niet van toepassing is op de onderhavige recreatiewoningen, omdat het in dit geval volgens het college niet gaat om nieuwe toeristische capaciteit. Het college stelt zich op het standpunt dat het daarom niet inzichtelijk hoefde te maken dat de landschappelijke en natuurlijke waarden worden verbeterd.

Het college heeft in navolging van de raad voorts gewezen op het thematische beleid in het streekplan, in het licht waarvan het gebiedsgerichte beleid volgens het college en de raad moet worden beoordeeld. Volgens het door het college gevolgde betoog van de raad dient er op grond daarvan ontwikkelingsruimte te zijn voor toeristische capaciteit. Als er niet genoeg ontwikkelingsruimte is, zouden volgens dit betoog de recreatieve ontwikkelingen voor Ameland op slot komen te staan, hetgeen in strijd is met het streekplan. Hiertoe voert het college in navolging van de raad voorts aan dat het specifieke beleid voor Ameland in het streekplan slechts wordt weergegeven in richtinggevende uitspraken. Nu aan de, door het college als essentieel aangemerkte, uitspraak dat de ontwikkeling van recreatie en toerisme voor de sociaal-economische positie van de Waddeneilanden van cruciaal belang zijn, voorrang verleend moet worden, behoefde geen rekening te worden gehouden met de richtinggevende uitspraak dat sprake moet zijn van een verbetering van de landschappelijke / natuurlijke kwaliteiten, aldus het college. De raad heeft ter zitting gesteld niet te kunnen voldoen aan het beleid van de provincie indien dat zo gelezen moet worden dat nieuwe toeristische capaciteit gekoppeld moet worden aan een verbetering van de landschappelijke en natuurlijke waarden.

Het college heeft zich tot slot in navolging van de raad op het standpunt gesteld dat er sprake is van een kwaliteitsverbetering, nu het totaal aantal bedden op Ameland sinds 1991 met 1162 stuks is afgenomen.

2.7. In paragraaf 2.5.2. van het streekplan is, kort samengevat, uiteengezet dat gestreefd wordt naar kwaliteitsverbetering van recreatieve voorzieningen. Onder het kopje verblijfsrecreatie is uiteengezet dat het accent op de verbetering van het bestaand aanbod ligt.

In paragraaf 3.6.4. van het streekplan is onder het kopje Ameland uiteengezet dat er ontwikkelingsruimte voor nieuwe toeristische capaciteit is, die gekoppeld is aan de verbetering van landschappelijke/natuurlijke kwaliteiten, met name in de binnenduinrand.

2.8. Het college had gelet op de uitspraak van de Afdeling van 7 juli 2010 in zijn bestreden besluit inzichtelijk moeten maken dat er daadwerkelijk sprake is van een verbetering van de landschappelijke en natuurlijke waarden. Het college heeft geen daartoe strekkende motivering aangedragen.

2.9. Ten aanzien van het betoog van het college dat paragraaf 3.6.4. van het streekplan niet van toepassing is, omdat geen sprake is van nieuwe capaciteit maar van uitbreiding van bestaande capaciteit, overweegt de Afdeling dat nu het gaat om nieuwe recreatiewoningen in het duingebied, niet valt in te zien waarom deze woningen niet zouden zijn aan te merken als nieuwe toeristische capaciteit. Dat er reeds recreatiewoningen in het gebied aanwezig zijn, maakt dat niet anders.

2.10. Ten aanzien van het betoog van het college dat het gebiedsgerichte beleid moet worden beoordeeld in het licht van het thematische beleid, overweegt de Afdeling als volgt. Het beleid onder het kopje verblijfsrecreatie is algemeen beleid voor de hele provincie Friesland. Het beleid dat is neergelegd onder het kopje Ameland bevat een specifieke uitwerking van dit beleid, toegespitst op Ameland en is hiermee in het bijzonder voor dat gebied geschreven beleid, dat het college in zijn besluitvorming had moeten betrekken. Dat dit beleid volgens het college slechts een richtinggevende uitspraak zou bevatten, betekent, anders dat het college onder 2.6. heeft betoogd, niet dat het college met die uitspraak geen rekening behoefde te houden, te meer daar het hier gaat over plaatsing van recreatiewoningen in de binnenduinrand.

2.11. De Afdeling ziet gelet op hetgeen onder 2.9. en 2.10. is overwogen geen aanleiding voor het oordeel dat paragraaf 3.6.4. van het streekplan niet van toepassing is op de door het bestemmingsplan mogelijk gemaakte uitbreiding. Het besluit berust in zoverre derhalve niet op een deugdelijke motivering.

2.12. Het betoog van het college en de raad dat de recreatieve ontwikkeling van Ameland op slot zou komen te staan, vat de Afdeling aldus op dat volgens hen een afwijking van het beleid voor Ameland gerechtvaardigd is, omdat het volgens hen onmogelijk is toeristische capaciteit te ontwikkelen met inachtneming van het in het streekplan vastgelegde beleid. Niet is gebleken dat is onderzocht of door een wijziging van het plan alsnog aan de beleidsuitgangspunten voor Ameland kan worden voldaan. Het college heeft gelet daarop niet deugdelijk gemotiveerd dat een afwijking van het beleid voor Ameland gerechtvaardigd is, omdat anders geen recreatieve ontwikkelingen meer mogelijk zouden zijn. Dat de raad stelt dat hij met het onderhavige plan niet aan dit beleid kan voldoen, doet daaraan niet af.

2.13. Met betrekking tot het betoog van het college en de raad dat de overnachtingscapaciteit afneemt en daardoor een kwaliteitsverbetering wordt gerealiseerd, overweegt de Afdeling dat het totaal aantal bedden met het bestemmingsplan "Recreatieterreinen Nes-Buren 2007" met 96 toeneemt. De gestelde afname is geen gevolg van dit plan, maar omvat de totale ontwikkeling in beddencapaciteit sinds 1991. Gelet daarop volgt de Afdeling niet het betoog van het college en de raad dat met het plan een kwaliteitsverbetering wordt gerealiseerd die een afwijking van het streekplan zou rechtvaardigen. Ook in zoverre berust het besluit niet op een deugdelijke motivering.

2.14. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.

2.15. De Afdeling ziet in de omstandigheid dat het besluit ten tweeden male niet berust op een deugdelijke motivering en in de omstandigheid dat het college en de raad hebben aangegeven met dit plan niet te kunnen voldoen aan het streekplan, aanleiding om goedkeuring te onthouden aan de plandelen met de aanduiding "Nieuwbouw recreatiewoning toegestaan" ter plaatse van de percelen Helmweg 19, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2927; Bosrand 28, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2405; Provincieweg 4, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2860; Zwarteweg 18, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2645 en Zwarteweg 20, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2219.

Proceskosten

2.10 Het college dient ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 2 november 2010, kenmerk 00920497, voor zover dit betrekking heeft op de plandelen met de aanduiding "Nieuwbouw recreatiewoning toegestaan" ter plaatse van de percelen Helmweg 19, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2927; Bosrand 28, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2405; Provincieweg 4, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2860; Zwarteweg 18, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2645 en Zwarteweg 20, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2219;

III. onthoudt goedkeuring aan de plandelen met de aanduiding "Nieuwbouw recreatiewoning toegestaan" ter plaatse van de percelen Helmweg 19, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2927; Bosrand 28, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2405; Provincieweg 4, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2860; Zwarteweg 18, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2645 en Zwarteweg 20, kadastraal bekend gemeente Nes, sectie B, nummer 2219;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Fryslân tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Fryslân tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 52,52 (zegge: tweeënvijftig euro en tweeënvijftig cent);

VII. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Fryslân aan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 1] en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 2] vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, ambtenaar van staat.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Postma
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012

539-731.