Uitspraak 201106531/1/A1


Volledige tekst

201106531/1/A1.
Datum uitspraak: 29 februari 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Reusel-de Mierden,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 mei 2011 in zaak nr. 10/1955 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden,

en

het college.

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2009 heeft het college een aanlegvergunning verleend voor de aanleg van een insteekweg vanaf de Hamelendijk ten zuiden van het in aanbouw zijnde pand van de Faes Group te Reusel.

Bij besluit van 11 mei 2010 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 4 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 mei 2010 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juni 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 juli 2011.

Bij besluit van 26 juli 2011 heeft het college het door [wederpartij] tegen het besluit van 1 december 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij brief van 6 oktober 2011 heeft de rechtbank het door [wederpartij] bij brief van 10 juli 2011 ingestelde beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op zijn bezwaar, alsmede de bij brief van 2 september 2011 ingediende gronden van beroep tegen het besluit van 26 juli 2011, met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), doorgezonden aan de Afdeling.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het college een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[wederpartij] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2012, waar het college, vertegenwoordigd door M.P.C. Verkooijen, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. P. van den Berg, advocaat te Middelburg, en [wederpartij], in persoon, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

2.2. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [wederpartij] moet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Hiertoe voert het college aan dat [wederpartij], gelet op de afstand van zijn perceel tot de insteekweg en het beperkte zicht op deze weg, alsmede het incidentele gebruik van de insteekweg niet in zijn belang wordt geschaad.

2.2.1. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het besluit.

2.2.2. [wederpartij] is mede-eigenaar van het perceel aan de Wilhelminalaan, kadastraal bekend gemeente Reusel, sectie C, nummer 4259. Dit perceel bestaat uit een weiland en is gelegen op ongeveer 130 m van de inmiddels aangelegde insteekweg aan de Hamelendijk. Uit de ter zitting toegelichte foto's van de situatie ter plaatse blijkt dat tussen het perceel en de insteekweg begroeiing in de vorm van beplanting en bomen aanwezig is, waardoor [wederpartij] gedurende een groot deel van het jaar vanaf zijn perceel geen zicht op de weg zal hebben. Ook gedurende de wintermaanden wordt de insteekweg gedeeltelijk aan het zicht vanaf het perceel onttrokken door de aanwezige begroeiing.

De insteekweg zal worden gebruikt ten behoeve van het beheer en onderhoud van de ecologische zone rond de Rouwenbogtloop en voor de ontsluiting van het bedrijf van Faes Group. Nu geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de onbetwiste verklaring van het college dat gedurende de dag slechts enkele vrachtwagens gebruik zullen maken van de insteekweg, valt voorts niet te verwachten dat de ruimtelijke uitstraling van de insteekweg zodanig groot is dat [wederpartij] daardoor rechtstreeks in zijn belang wordt geschaad, zodat [wederpartij] niet als belanghebbende bij de aanlegvergunning kan worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat [wederpartij] gedurende de wintermaanden enig zicht zal hebben op de van de weg gebruik makende vrachtauto's is daarvoor, gelet op voormelde afstand, onvoldoende. Gelet hierop heeft het college het bezwaar van [wederpartij] terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt.

2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 11 mei 2010 van het college alsnog ongegrond verklaren. Nu met de vernietiging van de aangevallen uitspraak en de ongegrondverklaring van het bij de rechtbank ingestelde beroep de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling eveneens is komen te vervallen, heeft het college geen belang meer bij de beoordeling van de hiertegen gerichte hoger beroepsgrond, zodat de Afdeling aan bespreking hiervan niet toekomt.

2.4. Bij brief van 10 juli 2011 heeft [wederpartij] beroep ingesteld tegen het uitblijven van een nieuwe beslissing op zijn bezwaar. Niet in geschil is dat het college niet tijdig opnieuw op het bezwaarschrift heeft beslist ter uitvoering van de aangevallen uitspraak. Bij besluit van 26 juli 2011 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, alsnog opnieuw beslist op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar. Gelet hierop en nu niet van het tegendeel is gebleken, heeft [wederpartij] geen belang meer bij een afzonderlijke beoordeling van dit beroep. Het beroep van [wederpartij] van 10 juli 2011 gericht tegen het uitblijven van een besluit op het bezwaar is derhalve niet-ontvankelijk.

Gelet op het bepaalde in artikel 6:20, vierde lid, van de Awb moet het beroep van 10 juli 2011 tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar worden geacht mede te zijn gericht tegen het hangende de hoger beroepsprocedure genomen besluit op bezwaar van 26 juli 2011, dat ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van die wet, geacht wordt eveneens onderwerp te zijn van het geding, nu daarbij aan zijn bezwaren niet is tegemoetgekomen. De door [wederpartij] bij brief van 2 september 2011 ingediende gronden van beroep worden derhalve beschouwd als een aanvulling van de gronden van het reeds bij brief van 10 juli 2011 ingestelde beroep.

Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 2.3 is overwogen, komt de Afdeling tot het oordeel dat aan het besluit van 26 juli 2011, dat ter uitvoering van de aangevallen uitspraak is genomen, de grondslag is komen te ontvallen. Om die reden zal de Afdeling het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 26 juli 2011 gegrond verklaren en dit besluit vernietigen.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 mei 2011 in zaak nr. 10/1955;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van [wederpartij] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden van 11 mei 2010, kenmerk 051210, ongegrond;

IV. verklaart het beroep van [wederpartij], voor zover dat is gericht tegen het uitblijven van een besluit op zijn bezwaar niet-ontvankelijk;

V. verklaart het beroep van [wederpartij], voor zover dat is gericht tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden van 26 juli 2011, kenmerk 072711, gegrond;

VI. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden van 26 juli 2011, kenmerk 072711.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, ambtenaar van staat.

w.g. Troostwijk w.g. Deen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2012

604.