Uitspraak 201106532/1/A1


Volledige tekst

201106532/1/A1.
Datum uitspraak: 1 februari 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 april 2011 in zaak nr. 09/5386 in het geding tussen:

[appellant]

en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid, voorheen: Oud-Zuid.

1. Procesverloop

Bij besluit van 12 januari 2009 heeft het dagelijks bestuur aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het maken van een dakterras ter plaatse van de eerste verdieping op de uitbouw aan de linker zijgevel van het gebouw [locatie] te Amsterdam (hierna: het perceel).

Bij besluit van 12 oktober 2009 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 27 april 2011, verzonden op 28 april 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juni 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 19 juli 2011.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft vergunninghouder een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R. Ridder, advocaat te Amsterdam, het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. G.A. Janssen, werkzaam bij het stadsdeel, en vergunninghouder zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het bouwplan voorziet in de legalisering van een reeds gerealiseerd dakterras door middel van onder meer de oprichting van een hekwerk op de dakrand van de uitbouw op het perceel. Vast staat dat het bouwplan in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Commissie voor welstand en monumenten van de gemeente Amsterdam (hierna: de welstandscommissie) het bouwplan in haar advies van 15 juli 2009, waarin de welstandscommissie concludeert dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand, ten onrechte aan de in de "Welstandsnota Oud-Zuid 2004" (hierna: de welstandsnota) opgenomen gebiedscriteria heeft getoetst. Volgens hem had zij het bouwplan dienen te toetsen aan de criteria voor kleine bouwwerken/elementen, aangezien het dient te worden beschouwd als een klein bouwwerk als bedoeld in de welstandsnota. Tevens had moeten worden geconcludeerd dat het bouwplan niet aan redelijke eisen van welstand voldoet, omdat in de welstandsnota een dakterras op een uitbouw aan een achtergevel wel expliciet is benoemd, en een dakterras op een uitbouw aan een zijgevel, zoals hier aan de orde, niet, aldus [appellant].

2.2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 mei 2009 in zaak nr. 200804977/1) mag het dagelijks bestuur, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het dagelijks bestuur dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Laatstgenoemde omstandigheid kan aanleiding geven tot het oordeel dat het besluit van het college in strijd is met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet, zoals dit luidde ten tijde van belang, of niet berust op een deugdelijke motivering. Dit neemt echter niet weg dat een welstandsnota criteria kan bevatten die zich naar hun aard beter lenen voor beoordeling door een deskundige dan voor beoordeling door een aanvrager of derde-belanghebbende.

2.2.2. De rechtbank is met juistheid tot het oordeel gekomen dat de welstandscommissie het bouwplan terecht niet aan de criteria voor kleine bouwwerken/elementen heeft getoetst. Uit de welstandsnota volgt, naar het college tevens ter zitting heeft toegelicht aan de hand van het in die nota opgenomen zogeheten stroomschema, dat wanneer een bouwwerk niet staat beschreven in de lijst met kleine bouwwerken/elementen, de welstandscommissie het desbetreffende bouwplan toetst aan de op dat bouwplan van toepassing zijnde gebiedscriteria en de algemene welstandscriteria. Een terras als waarvan in deze sprake is, te weten niet aan de achterkant maar op een uitbouw aan de zijgevel en niet op een hoger gelegen dakvlak, is niet opgenomen in de lijst. Hieruit volgt dat op het bouwplan de criteria voor kleine bouwwerken/elementen niet van toepassing zijn, en dat de welstandscommissie in haar advies van 15 juli 2009 het bouwplan daaraan terecht niet heeft getoetst.

2.2.3. Hangende het hoger beroep heeft het dagelijks bestuur te kennen gegeven dat de adviescommissie bezwaarschriften in haar advies van 11 juni 2009 per abuis heeft aangegeven dat de gebiedscriteria van de De Lairessebuurt op het bouwplan van toepassing zijn, maar dat het bouwplan is gelegen in de Vondelpark- en Willemsparkbuurt. Naar aanleiding hiervan heeft het dagelijks bestuur de welstandscommissie verzocht hem mede te delen aan welke gebiedscriteria zij het bouwplan in het kader van haar advies van 15 juli 2009 heeft getoetst, en tevens aan te geven of toetsing aan de juiste gebiedscriteria tot een andere conclusie zou leiden. De welstandscommissie heeft het dagelijks bestuur bij brief van 25 augustus 2011 haar antwoord doen toekomen.

2.2.4. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 14 oktober 2009 in zaak nr. 200906770/2/H1), wordt overwogen dat het dagelijks bestuur de mogelijkheid heeft om, desgewenst, vóór de behandeling ter zitting van het hoger beroep, een aanvullend welstandsadvies over te leggen ter nadere onderbouwing van zijn standpunt dat het bouwplan aan de juiste gebiedscriteria is getoetst en daaraan voldoet. Derhalve zal de Afdeling de brief van de welstandscommissie van 25 augustus 2011 bij haar oordeel betrekken.

2.2.5. Het is de Afdeling, zoals ook de welstandscommissie in bedoelde brief heeft aangegeven, gebleken dat een deel van de voor het bouwplan van belang zijnde gebiedscriteria van de De Lairessebuurt en de Vondelpark- en Willemsparkbuurt, namelijk dat, samengevat weergegeven, gebruikte materialen en kleuren dienen te zijn afgestemd op de omgeving, niet verschillen, en dat het bouwplan daaraan voldoet. Voorts bevatten de gebiedscriteria behorend bij de Vondelpark- en Willemsparkbuurt tevens het criterium dat hekken van dakterrassen dienen te zijn uitgevoerd in terughoudende kleuren, en dat uitsluitend hekken met een open constructie zijn toegestaan. Hieraan voldoet het bouwplan eveneens. Toetsing aan de juiste gebiedscriteria leidt daarom niet tot een andere conclusie dan die is neergelegd in het welstandsadvies van 15 juli 2009.

Anders dan [appellant] betoogt, heeft de rechtbank terecht overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de welstandscommissie in haar advies niet heeft mogen verwijzen naar het ter plaatse reeds bestaande hekwerk. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 februari 2000 in zaak nr. H01.99.0688; aangehecht), dient bij de welstandstoets rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van zowel bouwwerken die met bouwvergunning als met blijvend aanwezige bouwwerken die zonder bouwvergunning zijn opgericht, daar deze categorieën bouwwerken beide tot de gebouwde omgeving behoren waarover de welstandstoets zich dient uit te strekken. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de rechtbank eveneens met juistheid heeft overwogen dat niet gesteld of gebleken is dat dit dakterras binnen afzienbare tijd verwijderd moet worden.

Gelet hierop, en op de omstandigheid dat [appellant] ter zake geen deskundig advies heeft overgelegd dan wel gemotiveerd heeft aangevoerd dat het welstandsadvies met de volgens de welstandsnota geldende criteria in strijd is, heeft de rechtbank terecht overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het dagelijks bestuur het welstandsadvies van 15 juli 2009 niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen.

2.2.6. Het betoog faalt.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der [appellant]in:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.

w.g. Offers w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2012

407-619.