Uitspraak 201004316/5/R1


Volledige tekst

201004316/5/R1.
Datum uitspraak: 29 juli 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], wonend te [woonplaats], gemeente Koggenland,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Koggenland (hierna: de raad),
verweerder.

1. Procesverloop

Bij brief van 4 mei 2010, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2010, hebben [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B] beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van 8 februari 2010.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

2. Overwegingen

2.1. De voorzitter doet uitspraak zonder zitting.

2.2. Het verzoek van verzoekers strekt er toe om bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Distriport" te schorsen. Verzoekers lichten toe dat de ontwikkeling van dit bedrijventerrein op zeer korte termijn zal starten, zeker gezien de strakke planning die in het exploitatieplan is gepresenteerd. Als deze werkzaamheden starten, is de schade die wordt aangebracht aan het huidige cultuurlandschap onomkeerbaar. Het plan voorziet in de ontwikkeling van bedrijvenpark Distriport Noord-Holland. Het plangebied in haar huidige vorm wordt getransformeerd naar een multifunctioneel en eigentijds logistiek bedrijvenpark. Bij brief van 6 juli 2010 hebben burgemeester en wethouders medegedeeld dat de uitvoering van het bestemmingsplan "Distriport Noord-Holland", vastgesteld door de raad op 8 februari 2010, en het exploitatieplan Distriport niet eerder ter hand zal worden genomen dan nadat bedoeld bestemmingsplan/exploitatieplan de status van onherroepelijkheid zal hebben verkregen. Dit betekent dat tot dat moment geen grondwerkzaamheden of andere fysieke voorbereidende werkzaamheden in het plangebied van het betreffende bestemmingsplan/exploitatieplan zullen worden uitgevoerd. De Voorzitter is gelet hierop van oordeel dat geen sprake is van een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het staat verzoekers vrij om, indien de situatie zich wijzigt, een nieuw verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen.

2.3. Gelet hierop ziet de voorzitter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Sloten w.g. Van Onselen
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2010

178.