Uitspraak 201104396/1/A1


Volledige tekst

201104396/1/A1.
Datum uitspraak: 25 januari 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Bergen op Zoom,

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 2 maart 2011 in zaak nr. 09/5039 in het geding tussen:

[appellant]

en

de raad van de gemeente Bergen op Zoom.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2009 heeft de raad geweigerd om medewerking te verlenen aan plannen tot uitbreiding van de aan de Bergsebaan te Bergen op Zoom gevestigde camping De Bergse Hoeve (hierna: de camping).

Bij besluit van 24 september 2009 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 maart 2011, verzonden op 3 maart 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 mei 2011.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[belanghebbende A] en anderen hebben daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. B.J.P.G. Roozendaal, advocaat te Breda, en de raad, vertegenwoordigd door J.M.E.M. Verpaalen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens zijn daar [belanghebbende A] en anderen, alsmede [belanghebbende B], vertegenwoordigd door mr. M.G. Ramakers en H.M.J. van Duijnhoven, als belanghebbenden gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het project voorziet in uitbreiding van de camping in oostelijke richting. De uitbreiding ligt evenals de bestaande camping in het gebied tussen de Bergsebaan en de spoorlijn Roosendaal - Bergen op Zoom.

2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Oost" (hierna: het bestemmingsplan) rust op de gronden waarop de uitbreiding van de camping is voorzien, de bestemming "Agrarisch gebied". Het project is hiermee in strijd. De raad heeft geweigerd om met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling te verlenen.

2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de raad in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen weigeren. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 24 september 2009 onvoldoende is gemotiveerd en dat dit besluit onevenredig nadelige gevolgen voor hem heeft. Volgens [appellant] volgt uit de rapporten van de Regionale Milieudienst West-Brabant (hierna: RMD) van 1 oktober 2007 en de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (hierna: DCMR) van 21 november 2008 dat aanleiding bestond om ten behoeve van zijn uitbreidingsplan gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering" (hierna: de VNG-brochure) met betrekking tot afvalstation "De Kragge 2" (hierna: het afvalstation).

2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 december 2009 in zaak nr. 200902826/1/H1), behoort de beslissing om al dan niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan tot de bevoegdheden van - in dit geval - de raad, waarbij de raad beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of de raad in redelijkheid tot zijn besluit om vrijstelling te weigeren, heeft kunnen komen.

2.3.2. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de raad de gevraagde vrijstelling, gelet op de daartoe door hem aangevoerde redenen, in redelijkheid heeft kunnen weigeren. De raad wenst geen medewerking aan de uitbreiding te verlenen, omdat hij de locatie daarvoor niet geschikt acht. Daarbij heeft hij gewezen op de aanwezigheid in de directe omgeving van het afvalstation en de spoorlijn waarop een toename van goederenvervoer en vervoer van gevaarlijke stoffen te verwachten is, op de omstandigheid dat de Bergsebaan zonder fiets- en voetpaden niet op de uitbreiding van de camping is berekend en op de mogelijke overlast voor omwonenden. De raad heeft er verder op gewezen dat hij als vaste gedragslijn hanteert dat slechts medewerking aan projecten met betrekking tot recreatieve voorzieningen wordt verleend, indien deze naar het inzicht van de raad bijdragen aan een kwaliteitsverbetering daarvan. Nu het project volgens de raad niet aan die doelstelling voldoet, wenst hij daaraan geen medewerking te verlenen.

De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat aan de beleidsvrijheid die de raad bij de besluitvorming ter zake toekomt, geen afbreuk wordt gedaan door de rapporten van RMD en DCMR, ook al zou op grond daarvan afwijking van de richtlijnen in de VNG-brochure en daarmee het verlenen van vrijstelling mogelijk zijn. Ook de stelling van [appellant] dat het mogelijk is om de camping adequaat te beschermen tegen de door het gebruik van het afvalstation te verwachten geluidhinder en gevaar door het vervoer van gevaarlijke stoffen, heeft de rechtbank terecht niet tot het oordeel gebracht dat de raad de vrijstelling niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Dit geldt eveneens voor de stelling dat de weigering onevenredig nadelige gevolgen voor [appellant] heeft.

Gelet op het voorgaande, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de raad een zwaarder gewicht heeft mogen toekennen aan het belang om vrijstelling te weigeren dan aan de belangen van [appellant] bij het realiseren van het uitbreidingsplan.

Het betoog faalt.

2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank zijn beroep op het vertrouwensbeginsel ten onrechte heeft verworpen. Daartoe voert hij aan dat hij aan het collegevoorstel van 23 september 2008, waarin het college de raad heeft voorgesteld om medewerking te verlenen aan het uitbreidingsplan, het in rechte te honoreren vertrouwen kon ontlenen dat de gevraagde medewerking zou worden verleend.

2.4.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is nodig dat de raad ter zake concrete en ondubbelzinnige mededelingen doet waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat niet is gebleken van mededelingen van de raad waarin uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is toegezegd dat de gevraagde planologische medewerking zou worden verleend. Dat het college daartoe blijkens het raadsvoorstel van 23 september 2008 wel voornemens was, en het college van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven, leidt niet tot een ander oordeel, nu, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, de raad het bevoegde orgaan is om ter zake een besluit te nemen.

Het betoog faalt.

2.5. [appellant] betoogt ten slotte dat de rechtbank heeft miskend dat de raad door medewerking te weigeren, in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Hij wijst in dit verband op camping De Heide/Vredenburg, welke volgens hem wel mag uitbreiden. Voorts wijst hij op het perceel van [persoon], waarvoor, naar hij stelt, onlangs vergunning is verleend voor het realiseren van 25 chalets.

2.5.1. Dit betoog faalt. De raad heeft onbetwist gesteld dat aan [persoon] geen toestemming voor het realiseren van 25 chalets is verleend. Camping De Heide/Vredenburg is volgens de raad gelegen in een ander bestemmingsplangebied, op grotere afstand van het afvalstation, in het gebied Bergse Heide, dat volgens de raad meer en betere recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden kent.

2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.

w.g. Troostwijk w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2012

531-641.