Uitspraak 201104059/2/H3


Volledige tekst

201104059/2/H3.
Datum beslissing: 17 januari 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

[verzoekster], wonend te Kruisland, gemeente Steenbergen,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

1. Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 december 2011, heeft [verzoekster] verzocht om wraking van mr. R.W.L. Loeb (hierna: de staatsraad) bij de behandeling van de zaak nr. 201104059/1/H3.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft het verzoek op 11 januari 2012 ter zitting behandeld, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door J.P. de Kok en mr. P.J. de Bruin, advocaat te Rotterdam, is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Ingevolge artikel 49, eerste lid, van de Wet op de Raad van State is dit artikel van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.

2.2. Het verzoek om wraking berust hierop dat de staatsraad slechts een van de twee vertegenwoordigers van [verzoekster] heeft toegestaan namens haar het woord te voeren tijdens de behandeling van de zaak ter zitting op 29 november 2011. [verzoekster] betoogt dat zij de juridische aspecten van de zaak door mr. De Bruin had willen laten toelichten en de feitelijke aspecten door De Kok, die daartoe een korte pleitnota had opgesteld. Zij stelt dat de staatsraad door zijn handelwijze haar bewust een deel van haar verdediging heeft ontzegd, als gevolg waarvan haar belangen zijn geschaad. Uit de handelwijze van de staatsraad volgt dat diens oordeel omtrent de zaak tevoren vast stond en dat diens onpartijdigheid niet was gewaarborgd, aldus [verzoekster].

2.3. De staatsraad had als lid van de enkelvoudige kamer van de Afdeling op de voet van artikel 8:61, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de leiding over het onderzoek ter zitting. De beslissingen omtrent het verloop van de zitting en de orde in de zittingszaal staan als zodanig in een wrakingsprocedure niet ter beoordeling.

Dat de staatsraad bij aanvang van de zitting de vertegenwoordigers van [verzoekster] te kennen heeft gegeven dat één van hen als woordvoerder in de gelegenheid zou worden gesteld namens haar het woord te voeren, biedt geen grond voor het oordeel dat de staatsraad de zitting heeft geleid op een wijze die blijk geeft van vooringenomenheid, dan wel voor het oordeel dat de gerechtvaardigde vrees bestond dat de staatsraad niet in onpartijdigheid zijn oordeel zou vormen. Niet is gebleken dat de staatsraad aan [verzoekster] een deel van de verdediging van haar zaak heeft ontzegd. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat mr. De Bruin, daartoe door de staatsraad in de gelegenheid gesteld, ter zitting namens [verzoekster] het woord heeft gevoerd door middel van het voordragen van een pleitnota en tevens gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid namens haar een slotwoord uit te spreken. Desgewenst had mr. De Bruin ervoor kunnen kiezen om tevens de door De Kok opgestelde pleitnota voor te dragen. Dat, naar De Kok en mr. De Bruin hebben gesteld, de sfeer ter zitting door hen aldus werd ervaren dat deze er niet naar was om dit te doen, doet hieraan niet af.

De ter zitting van de wrakingskamer door mr. De Bruin naar voren gebrachte stelling dat een partij altijd het recht heeft in persoon het woord te voeren, behoeft geen beoordeling, aangezien [verzoekster] niet in persoon aanwezig was bij de mondelinge behandeling van de zaak op 29 november 2011.

2.4. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2012

392.