Uitspraak 201105439/1/R2


Volledige tekst

201105439/1/R2.
Datum uitspraak: 18 januari 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Bond Heemschut Vereniging tot Bescherming van Cultuurmonumenten in Nederland en anderen, gevestigd te Amsterdam,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Hulst,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Kloosterzande Oost" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Bond Heemschut en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2011, beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 oktober 2011, waar Bond Heemschut en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden Bond Heemschut], bijgestaan door mr. W.J. Bosma, advocaat te Den Haag, en de raad, vertegenwoordigd door drs. P.B. van Kooten en drs. K.P.A. Schelfhout, zijn verschenen. Verder zijn als partij gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KZK Property KI B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KZK Property KII B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. J.C. Haan.

2. Overwegingen

2.1. Het plan bestaat uit drie afzonderlijke plandelen en voorziet in de bouw van in totaal ongeveer 72 woningen op het plandeel Kloosterzande Noord-Oost (hierna: Noord-Oost) en het plandeel genoemd locatie IZV. Daarnaast zijn, voor zover van belang, voor het plandeel Kloosterzande-Oostflank (hierna: Oostflank) in het plan wijzigingsbevoegdheden opgenomen, die het mogelijk maken de betrokken bestemmingen te wijzigen in, onder andere, wonen.

2.2. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, in samenhang bezien met categorie 3, onder 3.1, van bijlage 1 van de Crisis en herstelwet (hierna: de Chw) is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden ten behoeve van de bouw van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden.

2.3. Het plan maakt de bouw van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk zodat ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Chw afdeling 2 van hoofdstuk 1 op het bestreden besluit van toepassing is.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid

2.4. KZK Property KI B.V. en KZK Property KII B.V., die gronden in het gebied waarop het plan ziet in eigendom hebben, stellen zich op het standpunt dat het beroep, voor zover ingesteld door Bond Heemschut, niet-ontvankelijk is omdat geen sprake is van cultuurmonumenten en -landschappen in het plangebied. Zo stellen zij dat in het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 geen cultuurhistorische waarden toegekend worden aan het plangebied en dat Bond Heemschut geen aanvraag heeft ingediend om de in haar beroepschrift genoemde gebouwen aan te laten wijzen als monument. Daarnaast wijzen zij op de slechte staat waarin de aanwezige gebouwen verkeren.

2.4.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit als het aan de orde zijnde.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

2.4.2. Ingevolge artikel 2, eerste lid van de statuten, heeft Bond Heemschut als statutaire doelstelling: de bescherming van de schoonheid en het historisch-ruimtelijk karakter van Nederland in het algemeen en van cultuurmonumenten in het bijzonder.

Het beroep, voor zover ingesteld door Bond Heemschut kan gelet op haar statutaire doelstelling ontvankelijk worden geacht voor alle drie de plandelen waarop het plan ziet. Het betreft het plandeel Noord-Oost, gelet op de daarbinnen gesitueerde voormalige opslagloods van aardappelhandel Bas Rijk, het plandeel Oostflank, gelet op het daarbinnen gelegen boerderijcomplex met hoogstamboomgaard en het plandeel locatie IZV, gelet op het karakter van de zich in de directe omgeving daarvan bevindende historische lintbebouwing. Daartoe overweegt de Afdeling dat Bond Heemschut aannemelijk heeft gemaakt dat de opslagloods onder na-oorlogse architectuur is gebouwd, een bijzondere metselstructuur heeft en dat deze bebouwing een voorbeeld vormt van de ontwikkelingsstructuur van het dorp Kloosterzande. Met betrekking tot het boerderijcomplex met hoogstamboomgaard heeft Bond Heemschut aannemelijk gemaakt dat sprake is van een bijzondere combinatie van een boerderijcomplex met relatief zeldzame hoogstamboomgaard die in stedenbouwkundig opzicht de scheiding tussen het oude historische centrum van Kloosterzande en de latere lintbebouwing vormt. Hoewel het boerderijcomplex met de boomgaard ligt binnen een groter plandeel waarop de wijzigingsbevoegdheden rusten kan Bond Heemschut, gelet op de uitstraling die bebouwing binnen dit plandeel op het complex en de boomgaard en de daarbij behorende verkavelingstructuur kan hebben, worden aangemerkt als belanghebbende bij het gehele plandeel. Tot slot is aannemelijk geworden dat het plandeel locatie IZV is gesitueerd tussen woningen die behoren tot historische lintbebouwing.

Gelet op de doelstelling van Bond Heemschut behoeft, anders dan KZK Property KI B.V. en KZK Property KII B.V. stellen, geen bijzondere monumentenstatus op de betrokken gebouwen te rusten of door Bond Heemschut daartoe een aanvraag te zijn ingediend. Ook behoeft de slechte staat van de gebouwen geen reden te zijn om belanghebbendheid niet aan te nemen, nu dit op zichzelf niet afdoet aan de cultuur-historische status van het bouwwerk.

2.5. Voorts stellen de raad en KZK Property KI B.V. en KZK Property KII B.V. zich op het standpunt dat [gemachtigden Bond Heemschut] geen rechtstreeks zicht hebben op de gronden waarop de woningen bij recht mogelijk worden gemaakt en dat het beroep, voor zover door hen is ingesteld daarom niet-ontvankelijk is. Met betrekking tot de locatie Oostflank stellen zij dat er eerst sprake zou zijn van belang, nadat gebruik is gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

2.5.1. Niet in geschil is dat [gemachtigden Bond Heemschut] in de nabijheid van plandeel Oostflank wonen en hierop zicht hebben. Gelet hierop, kan een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang worden aangenomen, ook nu, anders dan KZK Property KI B.V. en KZK Property KII stellen, nog geen gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheden in het plan wordt de aanvaardbaarheid van woningbouw binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel immers als een gegeven beschouwd.

Verder wonen [gemachtigden Bond Heemschut] blijkens de verbeelding op ongeveer 80 meter van de locatie IZV en vrezen zij verkeersoverlast vanwege dit plandeel en het plandeel Noord-Oost. Een toename van verkeersbewegingen langs de woning van [gemachtigden Bond Heemschut] kan, vanwege de ligging van de woning aan een doorgaande weg en het feit dat de plandelen onder andere via die weg zullen worden ontsloten, niet worden uitgesloten. Gelet hierop kan ook ten aanzien van de plandelen locatie IZV en Noord-Oost een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang worden aangenomen en is geen grond aanwezig het beroep, voor zover ingesteld door [gemachtigden Bond Heemschut] niet-ontvankelijk te verklaren.

Ten aanzien van het beroep voor het overige

2.6. Voor zover Bond Heemschut en anderen in het beroepschrift hebben verwezen naar de inhoud van de zienswijze en daarbij hebben gesteld dat deze niet volledig zijn beantwoord in het besluit, overweegt de Afdeling dat artikel 3:46 van de Awb zich er niet tegen verzet dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.

2.6.1. Bond Heemschut en anderen betogen dat de behoefte aan de te bouwen woningen ontbreekt. Zij voeren hiertoe aan dat het college van gedeputeerde staten in de zienswijze al had aangevoerd dat werd voorzien in een te groot aantal woningen, en dat het gebrek aan behoefte niet wordt ondervangen door de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn volgens Bond Heemschut en anderen voorts in strijd met artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro. Tenslotte betogen zij dat, indien al woningen zouden moeten worden toegestaan, het in de rede ligt deze woningen op het plandeel Oostflank te situeren in plaats van de plandelen locatie IZV en Noord-Oost.

2.6.2. Met betrekking tot de behoefte stelt de raad dat in de wijzigingsbevoegdheden als voorwaarde is opgenomen dat deze alleen mogen worden toegepast indien dit past binnen een geaccordeerde planningslijst en het gemeentelijk woningbouwprogramma. Verder stelt hij dat alleen op de plandelen locatie IZV en Noord-Oost een concrete woonbestemming rust, waardoor het plan blijkens het verweerschrift ongeveer 72 woningen mogelijk maakt. Hiermee kan volgens de raad worden tegemoetgekomen aan de teruglopende woningbehoefte.

Ten aanzien van de keuze om de bij recht voorziene woningen mogelijk te maken op de plandelen locatie IZV en Noord-Oost stelt de raad zich op het standpunt dat woningbouw op deze locaties meer gewenst is dan op de locatie Oostflank.

2.6.3. Ingevolge artikel 16, lid 16.2.1, van de planregels, voor zover van belang, kan ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied-1' de bestemming 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Kantoor', 'Bedrijf', 'Gemengd', 'Agrarisch', 'Verkeer' en 'Wonen' worden gewijzigd ten behoeve van woningbouw, centrum-, groen- en verkeersvoorzieningen (…).

Ingevolge lid 16.2.1 van dit artikel kan ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied - 2 'de bestemming 'Agrarisch', 'Wonen' en 'Verkeer' worden gewijzigd ten behoeve van woningbouw, groen - en verkeersvoorzieningen (…).

2.6.4. Volgens onder meer de reactienota van de raad voorzag het ontwerpplan op alle drie de plandelen bij recht in woningbouw en was de bedoeling dat in totaal ongeveer 196 woningen zouden worden gebouwd. Blijkens de reactienota heeft de raad naar aanleiding van de zienswijzen van het college van gedeputeerde staten van Zeeland en de Bond Heemschut en anderen, inhoudende dat het aantal woningen voor Kloosterzande te hoog is en dat dit niet past in de woningbouwplanning, het plan gewijzigd vastgesteld. Hierbij zijn de bij recht voorziene woningen op de gronden Oostflank verwijderd en zijn voor dit plandeel de in overweging 2.6.3. genoemde wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Het plan voorziet nu nog bij recht in woningbouw op de gronden Noord-Oost en locatie IZV.

Gezien de verbeelding in samenhang met de bouwvoorschriften voorziet het plan daarmee bij recht in een aantal van ongeveer 72 woningen.

Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat geen behoefte bestaat aan dit aantal woningen. Voorts past dit aantal binnen het woningbouwprogramma.

2.6.5. Wat betreft het plandeel Oostflank en het aantal woningen dat daarbinnen met de wijzigingsbevoegdheden wordt mogelijk gemaakt overweegt de Afdeling evenwel het volgende.

Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het college van burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels het plan kan wijzigen binnen de bij het plan te bepalen grenzen.

Mede gelet op de rechtszekerheid van belanghebbenden dient in een wijzigingsbepaling in voldoende mate te worden bepaald in welke gevallen en op welke wijze hiervan gebruik mag worden gemaakt. Een wijzigingsbevoegdheid dient derhalve door voldoende objectieve normen te worden begrensd. De vraag of een wijzigingsbepaling door voldoende objectieve normen wordt begrensd hangt af van de omstandigheden van het geval. Hierbij kan onder meer belang worden gehecht aan de aard van de wijziging, de omvang van het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid ziet en de aanleiding voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid.

2.6.6. In dit geval is de aanleiding voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid het gebrek aan een concrete behoefte aan het in het ontwerp voorziene aantal woningen. De Afdeling stelt vast dat de raad geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit kan worden afgeleid dat aannemelijk is dat binnen de planperiode alsnog behoefte zal ontstaan aan woningbouw. Hoewel de behoefte aan woningbouw bij het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid niet nauwkeurig behoeft vast te staan dienen er wel aanknopingspunten te zijn om aan te nemen dat deze behoefte zich binnen de planperiode zal kunnen voordoen. Uit de stukken noch het verhandelde ter zitting zijn zulke aanknopingspunten gebleken. Het feit dat in de wijzigingsbepalingen de voorwaarde is opgenomen dat het aantal woningen moet passen in het gemeentelijke woningbouwprogramma en een geaccordeerde planningslijst acht de Afdeling onvoldoende. In zoverre berust het besluit niet op een deugdelijke motivering. Ter zitting is in dit verband bovendien nog naar voren gekomen dat in het nabijgelegen dorp Perkpolder ook in een aanzienlijk aantal woningen is voorzien.

Voor zover de raad stelt dat om die reden juist is gekozen voor flexibiliteit opdat kan worden ingesprongen op maatschappelijke en economische perspectieven overweegt de Afdeling dat, zoals volgt uit overweging 2.6.5., een wijzigingsbevoegdheid door voldoende objectieve normen moet worden begrensd. In dit verband stelt de Afdeling vast dat het plandeel waarop de wijzigingsbevoegdheden rusten een, gelet op de totale omvang van Kloosterzande, relatief omvangrijk gebied betreft. Ten aanzien van het aantal woningen dat na wijziging minimaal of maximaal kan worden verwezenlijkt, is, anders dan de eerder genoemde voorwaarde inzake het woningbouwprogramma en de planningslijst, in de wijzigingsbevoegdheden geen regeling opgenomen. Voorts biedt de bevoegdheid de mogelijkheid de bestemming te wijzigen in meerdere andere bestemmingen. Mede in aanmerking genomen het feit dat de behoefte aan de eerder beoogde woningbouw op het moment van het vaststellen van het plan ontbrak en niet duidelijk is in hoeverre binnen de planperiode alsnog behoefte zal ontstaan, worden de wijzigingsbevoegdheden in dit geval niet door voldoende objectieve normen begrensd. De wijzigingsbevoegdheden zijn daarmee in strijd met het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro.

2.6.7. Voor zover Bond Heemschut en anderen stellen dat de raad, uitgaande van een behoefte aan 72 woningen, had moeten kiezen voor bebouwing van (een deel van) het plandeel Oostflank in plaats van de plandelen Noord-Oost en locatie IZV overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft gesteld dat beide plandelen herstructureringslocaties betreffen, waar voormalige bedrijven plaats maken voor woningbouw binnen de bebouwde kom van Kloosterzande. De raad heeft voorts gesteld dat verwezenlijking van woningen op het plandeel Noord-Oost stedenbouwkundig logisch is, nu ter plaatse thans een overgang mist tussen het bebouwde en het landelijke gebied die met het voorziene appartementencomplex gerealiseerd kan worden. Ten aanzien van het plandeel locatie IZV heeft de raad gesteld dat op dit plandeel, dat in het midden van het dorp ligt en wordt omringd door bebouwing, thans (bedrijfs)bebouwing aanwezig is die aan vervanging toe is. Om voorgaande redenen is woningbouw op deze plandelen op dit moment volgens de raad meer gewenst dan op het plandeel Oostflank. Bond Heemschut en anderen hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd om aan te nemen dat de raad bij deze afweging is uitgegaan van onjuiste feiten. Voor zover Bond Heemschut en anderen hebben gewezen op het verdwijnen van de historische opslagloods overweegt de Afdeling dat zij de afweging van de raad om deze bebouwing te slopen ten behoeve van woningbouw gelet op de ligging van het gebied en in aanmerking genomen de staat waarin de bebouwing zich bevindt, niet onredelijk acht. De afweging die de raad heeft gemaakt ten aanzien van woonbebouwing op het plandeel locatie IZV is, gelet op de ligging van dit plandeel en in aanmerking genomen de kwaliteitsverbetering die de sloop van de huidige bedrijfsbebouwing met zich brengt, evenmin onredelijk.

2.6.8. Tot slot heeft de raad gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het plan voor zover betrekking hebbend op de plandelen locatie IZV en Noord-Oost afzonderlijk is getoetst en dat woningbouw op het plandeel Oostflank niet noodzakelijk is voor de economische haalbaarheid van deze onderdelen van het plan. Hierbij heeft de raad gewezen op de exploitatieovereenkomst die tussen de gemeente en de projectontwikkelaar is afgesloten voor de plandelen. Nu de Bond Heemschut en anderen hun beroep op dit punt niet nader hebben onderbouwd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat deze stelling van de raad onjuist is.

2.6.9. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen Bond Heemschut en anderen met betrekking tot de plandelen locatie IZV en Noord-Oost hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van Bond Heemschut en anderen is in zoverre ongegrond.

2.6.10. Gelet op overweging 2.6.6. geeft hetgeen Bond Heemschut en anderen hebben betoogd aanleiding voor het oordeel dat het plan, voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied-1' en 'wro-zone - wijzigingsgebied-2', is vastgesteld in strijd met de artikelen 3:46 van de Awb en 3.6, eerste lid aanhef en onder a, van de Wro. Het beroep is in zoverre gegrond.

2.7. Door KZK Property KI B.V. en KZK Property KII B.V. is aangevoerd dat artikel 1.9 van de Chw aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg staat, nu de door Bond Heemschut en anderen ingeroepen normen volgens hen niet strekken ter bescherming van hun belangen.

2.7.1. Ingevolge artikel 1.9 van de Chw, voor zover hier van belang, vernietigt de administratieve rechter een besluit niet op de grond, dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

2.7.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 januari 2011, in zaaknr. 201006426/1/R2) kan uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel van de Chw (Kamerstukken II 2009/10, 32 127, nr. 3, blz. 49) worden afgeleid dat de wetgever met artikel 1.9 de eis heeft willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en de daadwerkelijke (of: achterliggende) reden om een besluit in rechte aan te vechten en dat de bestuursrechter een besluit niet mag vernietigen wegens schending van een rechtsregel die niet strekt tot bescherming van een belang waarin de eisende partij feitelijk dreigt te worden geschaad.

2.7.3. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan de Bond Heemschut zich beroepen op het belang van het voorkomen van woonbebouwing ter plaatse ter bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden. In het licht van die afweging kan de Bond Heemschut het ontbreken van behoefte aan woningbouw naar voren brengen.

[gemachtigden Bond Heemschut] kunnen zich in het kader van een goede ruimtelijke ordening beroepen op het belang van behoud van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van hun woning, omdat het plan woonbebouwing mogelijk maakt waarvan zij nadelige effecten voor hun woonsituatie vrezen. In het licht van die afweging kunnen [gemachtigden Bond Heemschut] het ontbreken van behoefte aan woningbouw naar voren brengen.

De in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro opgenomen norm, die vereist dat een wijzigingsbevoegdheid moet worden gebonden aan objectieve grenzen, strekt er onder meer toe dat uit oogpunt van rechtszekerheid voldoende duidelijk is in welke gevallen en onder welke omstandigheden daarvan gebruik kan worden gemaakt. Gelet op het eerder genoemde belang van [gemachtigden Bond Heemschut] bij een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van hun woning, kan deze norm worden geacht mede betrekking te hebben op hun belang.

Gelet op het voorgaande staat artikel 1.9 van de Chw niet in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit.

De vraag of de in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro opgenomen norm in dit geval ook strekt ter bescherming van de belangen van Bond Heemschut laat de Afdeling thans in het midden. Aan beantwoording van deze vraag behoeft in dit geval niet te worden toegekomen aangezien de gegrondheid van het beroep voor beide normen betrekking heeft op hetzelfde plandeel en, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, artikel 1.9 van de Chw reeds vanwege het betoog van [gemachtigden Bond Heemschut] niet aan vernietiging op grond van strijd met artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro in de weg staat.

2.7.4. Het bestreden besluit dient, voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied-1' en 'wro-zone - wijzigingsgebied-2', wegens strijd met artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro en artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.

2.8. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Voor zover de raad ter zitting heeft gevraagd om Bond Heemschut en anderen in de proceskosten te veroordelen, overweegt de Afdeling dat reeds gelet op de gegrondheid van het beroep hiervoor geen aanleiding bestaat.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van de vereniging Bond Heemschut Vereniging tot Bescherming van Cultuurmonumenten in Nederland en anderen gedeeltelijk gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hulst van 17 februari 2011 voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de aanduidingen 'wro-zone - wijzigingsgebied-1' en 'wro-zone - wijzigingsgebied-2';

III. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Hulst tot vergoeding van bij de vereniging Bond Heemschut Vereniging tot Bescherming van Cultuurmonumenten in Nederland en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

V. gelast dat de raad van de gemeente Hulst aan de vereniging Bond Heemschut Vereniging tot Bescherming van Cultuurmonumenten in Nederland en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2012

317-704.