Uitspraak 201103257/1/H2


Volledige tekst

201103257/1/H2.
Datum uitspraak: 16 november 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Wateringen, gemeente Westland,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 2 februari 2011 in zaak nr. 08/3573 in het geding tussen:

[appellant]

en

de raad van de gemeente Westland.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2000 heeft de raad van de gemeente Wateringen een verzoek van [appellant] om vergoeding van planschade afgewezen.

Bij besluit van 27 april 2004 heeft de raad van de gemeente Westland (hierna: de raad) het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 16 mei 2006, verzonden op 22 mei 2006, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de raad een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.

Bij uitspraak van 21 maart 2007 in zaak nr. 200604781/1 heeft de Afdeling het daartegen door de raad ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van 16 mei 2006 vernietigd en de zaak naar de rechtbank teruggewezen.

Bij uitspraak van 2 februari 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van de raad van 27 april 2004 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 maart 2011, hoger beroep ingesteld. Hij heeft de gronden aangevuld bij brief van 14 april 2011.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. W.P.N. Remie, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.C. van Strien, advocaat te Naaldwijk, en mr. C.M.L. van der Lee, werkzaam in dienst van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals die luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, kent de raad, voor zover een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

2.2. [appellant] is eigenaar van het perceel met woning [locatie] te Wateringen (hierna: de woning). Hij heeft verzocht om vergoeding van schade, veroorzaakt door het bestemmingsplan "N211/N54/N222 (Veilingroute)/c.a." (hierna: het bestemmingsplan), waarbij realisering van de provinciale weg N211 (hierna: de N211) mogelijk is gemaakt, waardoor de waarde van de woning is gedaald als gevolg van grotere geluidsbelasting.

2.3. De raad heeft het verzoek ter advisering aan de Stichting Advisering Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ) voorgelegd. Deze heeft hem in februari 2000 en op 28 februari 2001 geadviseerd om het af te wijzen, omdat realisering van de N211 niet tot een planologisch nadeliger situatie heeft geleid, nu de verkeersintensiteit op de nabij het perceel gelegen Heulweg, uitgaande van een verkeersintensiteit op de N211 van 34.000 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt per etmaal) in 2010, van 16.000 naar 12.000 mvt per etmaal zal dalen. Verder heeft zij geadviseerd dat de N211 onder het maaiveld is gelegen op 83 meter afstand van het perceel, ter plaatse een geluidswal is gerealiseerd en [appellant] onder de voorheen vigerende agrarische bestemming ook geluidsoverlast zou hebben kunnen ondervinden.

De raad heeft deze adviezen aan het besluit van 27 april 2004 ten grondslag gelegd.

2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de raad op de adviezen van de SAOZ mocht afgaan, heeft miskend dat in de adviezen niet van een reële prognose van het aantal te verwachten mvt per etmaal en de daarmee gemoeide geluidsbelasting is uitgegaan, nu het aantal mvt per etmaal en de hoeveelheid geluidsbelasting thans hoger zijn dan destijds is voorspeld en hiervoor geen andere oorzaak dan het bestemmingsplan is aan te wijzen.

2.4.1. Voor de prognose van het aantal passerende mvt per etmaal en de daarmee samenhangende geluidsbelasting heeft de SAOZ aansluiting gezocht bij de toelichting van het bestemmingsplan, die uitgaat van de waarden, vermeld in de ten behoeve van de totstandkoming van het plan opgestelde milieueffectrapportage. De rechtbank heeft terecht door [appellant] niet aannemelijk gemaakt geacht dat die prognose onjuist is en in dit verband met juistheid overwogen dat de gestelde omstandigheid dat de geluidsbelasting en verkeersintensiteit thans hoger zijn dan in de prognose is aangenomen, niet betekent dat van een onjuiste prognose is uitgegaan. Toename van verkeersintensiteit en de daarmee samenhangende geluidsbelasting kan velerlei oorzaken hebben die destijds niet waren te voorzien. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de toename geheel of in overwegende mate door het bestemmingsplan is veroorzaakt.

Het betoog faalt.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.

w.g. Loeb w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2011

47-686.