Uitspraak 201011051/1/H1


Volledige tekst

201011051/1/H1.
Datum uitspraak: 21 september 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw-West (voorheen stadsdeel Osdorp),
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 oktober 2010 in zaken nrs. 10/651, 10/663, 10697 en 10/701 in het geding tussen onder meer:

[wederpartij A],
[wederpartij B],
[wederpartij C] en anderen (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [wederpartij C]),

en

het dagelijks bestuur.

1. Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2009 heeft het dagelijks bestuur aan de stichting Stichting Amsterdamse Oecumenische Scholengroep Amos (hierna: Amos) bouwvergunning en vrijstelling verleend voor het oprichten van een schoolgebouw op het perceel aan de Louis Davidsstraat, plaatselijk bekend als het Funke Küpperterrein, te Amsterdam (hierna: het perceel).

Bij besluit van 5 januari 2010 heeft het dagelijks bestuur het door onder meer [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 5 oktober 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de door [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het dagelijks bestuur een nieuw besluit neemt op de bezwaarschriften. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 december 2011.

Bij besluit van 14 december 2010 heeft het dagelijks bestuur opnieuw de bezwaren van [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] ongegrond verklaard.

[wederpartij A] en [wederpartij B] hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Deze beroepen zijn door de rechtbank doorgezonden naar de Afdeling.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Het dagelijks bestuur, [wederpartij A] en [wederpartij C] hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2011, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. W.D. de Vos, advocaat te Amsterdam, en P. Clijnk, werkzaam bij de gemeente, [wederpartij A], bijgestaan door M. van Erkel en ir. J.H. Kwa, [wederpartij B] en [wederpartij C], bijgestaan door mr. G. Bussink-Klein Wolterink, zijn verschenen. Voorts is verschenen Amos, vertegenwoordigd door mr. E.C. Visser Buizert.

2. Overwegingen

2.1. Het bouwplan betreft het oprichten van een schoolgebouw voor de "Ichtus school". Aan de voorzijde van de school, direct langs de Louis Davidsstraat, is een deels verdiepte Kiss and Ride-strook voorzien, die plaats biedt aan 60 parkeerplaatsen.

2.2. Het dagelijks bestuur betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij van het negatieve welstandsadvies van 16 juli 2008 had mogen afwijken. Het dagelijks bestuur stelt dat hij in het besluit van 5 januari 2010 onder verwijzing naar de aan het bouwplan ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing voldoende heeft onderbouwd dat mede vanwege argumenten van niet welstandelijke aard, ondanks voormeld negatief welstandadvies, niettemin bouwvergunning kon worden verleend. Daarnaast stelt het dagelijks bestuur dat het welstandsadvies van 16 juli 2008 niet consequent is en in dit advies buiten de door de welstandscommissie zelf in het advies van 4 juni 2008 aanvaarde kaders wordt getreden, nu de welstandscommissie zich in dat eerdere advies reeds positief had uitgelaten over de deels verdiepte Kiss and Ride-strook.

2.2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het dagelijks bestuur onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij van het welstandadvies van 16 juli 2008 wilde afwijken. Dat de welstandscommissie zich in het advies van 4 juni 2008 uitsluitend positief heeft uitgelaten over de Kiss and Ride-strook, volgt niet uit dat advies. Weliswaar wordt in het advies van 4 juni 2008 gesteld dat de commissie de noodzaak van een veilige verkeerssituatie erkent en de voorgestelde oplossing in principe denkbaar acht, zij maakt echter ook bezwaar tegen de uitwerking ervan. Dit bezwaar ziet, anders dan het dagelijks bestuur betoogt, niet slechts op het hoofdgebouw, maar mede op de Kiss and Ride-strook en de ontsluiting van het schoolgebouw vanuit de parkeergarage, die - kort weergegeven - volgens de commissie tot onoverzichtelijke situaties leidt. Dat het dagelijks bestuur in de ruimtelijke onderbouwing voorts heeft vermeld dat de oplossing van de deels verdiepte Kiss and Ride-strook vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien beter is dan een Kiss and Ride-strook op maaiveldniveau, leidt niet tot een ander oordeel. Deze stelling is blijkens de ruimtelijke onderbouwing gebaseerd op een advies van een stedenbouwkundige, zonder dat duidelijk is wie dat is en welk advies daaraan ten grondslag ligt. Bovendien blijkt hieruit onvoldoende dat het dagelijks bestuur mede op grond van andere dan welstandsgronden van het negatieve welstandadvies van 16 juli 2008 is afgeweken. Onder deze omstandigheden heeft het dagelijks bestuur de afwijking van het welstandsadvies van 16 juli 2008 niet deugdelijk gemotiveerd.

Het betoog faalt.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.4. Bij besluit van 14 december 2010 heeft het dagelijks bestuur, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op de door [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] tegen het besluit van 2 juni 2009 gemaakte bezwaren. Aangezien bij dit nieuwe besluit niet aan hun bezwaren is tegemoetgekomen, wordt met het aanhangig zijn van het hoger beroep van het dagelijks bestuur, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht van rechtswege een beroep van [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] te zijn ontstaan tegen dit besluit. De door de rechtbank doorgezonden beroepschriften van [wederpartij A] en [wederpartij B], alsmede de brief van [wederpartij C] van 21 januari 2011, worden als nadere motivering van de beroepen van rechtswege aangemerkt.

2.5. Voorop wordt gesteld dat thans slechts in geding is de afwijking van het negatieve welstandadvies van 16 juli 2008 door het dagelijks bestuur. Het niet instellen van hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak door [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C], heeft tot gevolg dat de Afdeling moet uitgaan van de juistheid van de bij de aangevallen uitspraak gegeven oordelen, voor zover die betrekking hebben op de eerder door hen aangevoerde beroepsgronden, die bij de aangevallen uitspraak uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn verworpen. De Afdeling verwijst hierbij naar de uitspraak van 6 augustus 2003 in zaak nr. 200206222/1. De in die uitspraak neergelegde lijn is ook van toepassing op ingevolge artikel 6:24, gelezen in verbinding met artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege ontstane beroepen.

De door [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] met betrekking tot het besluit van 14 december 2010 aangevoerde gronden inzake alternatieve locaties, verkeer, parkeren, haal- en brengtijden, geluidoverlast, aantasting woongenot en verlies van openbaar groen en de 'pleinfunctie', kunnen derhalve thans niet meer aan de orde komen.

2.6. [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] betogen - kort weergegeven - dat het dagelijks bestuur in zijn besluit van 14 december 2010 de afwijking van het negatieve welstandsadvies van 16 juli 2008 wederom onvoldoende heeft gemotiveerd. Zij voeren daartoe aan dat geen studie naar de welstandaspecten heeft plaatsgevonden. Voorts stellen zij dat ten onrechte op basis van argumenten van niet welstandelijke aard van het welstandadvies van 16 juli 2008 wordt afgeweken, nu juist het maatschappelijk belang en de sociale veiligheid, hetgeen ook volgt uit het welstandsadvies van 16 juli 2008, aan het bouwplan in de weg staan.

2.6.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak 14 maart 2007 in zaak nr. 200604727/1), is het dagelijks bestuur ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet, bevoegd ook op andere dan welstandsgronden af te wijken van het negatieve welstandsadvies.

Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat met de verplaatsing van de school naar het perceel een maatschappelijk belang is gediend, welk belang zwaarder weegt dan het belang van de buurt bij het behoud van de 'pleinfunctie'. Daarbij wordt opgemerkt dat een deel van het terrein ook na het bouwplan weer als speel- en ontmoetingsplaats kan worden gebruikt. Met het bouwplan wordt ook de verkeersveiligheid gediend, aldus het dagelijks bestuur. Nu 60 parkeerplaatsen nodig zijn en om de met parkeren gepaard gaande overlast voor de directe omgeving te beperken, is besloten deze parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren en een Kiss and Ride-strook voor de ingang van de school aan te leggen. Door deze strook deels verdiept aan te leggen, wordt het voetgangersverkeer naar het schoolplein gescheiden van het autoverkeer, zodat kruisende bewegingen tussen voetgangers en auto's worden voorkomen. Voorts wordt het gedeelte van de Kiss and Ride-strook dat op maaiveldniveau is gelegen na schooltijd gebruikt als speelveld, zodat het hekwerk langs dit gedeelte van de strook de spelende kinderen afschermt van de weg, hetgeen eveneens in het belang van de veiligheid voor de kinderen en het verkeer is, aldus het dagelijks bestuur. Verder wordt volgens het dagelijks bestuur de sociale veiligheid gewaarborgd door het afsluiten van het verdiepte gedeelte van de Kiss and Ride-strook buiten schooltijden met een hekwerk, nu deze strook dan niet meer kan worden gebruikt door bijvoorbeeld hangjongeren. Tot slot stelt het dagelijks bestuur zich op het standpunt dat de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd, nu het parkeren van auto's uit het zicht geschied.

Gelet op deze omstandigheden ziet de Afdeling, anders dan [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] betogen, geen grond voor het oordeel dat het maatschappelijk belang en de sociale veiligheid aan het bouwplan in de weg staan. Het dagelijks bestuur heeft in voormelde belangen van niet welstandelijke aard dan ook in redelijkheid aanleiding kunnen zien van het welstandsadvies van 16 juli 2008 af te wijken.

2.7. De beroepen tegen het besluit van 14 december 2010 zijn ongegrond.

2.8. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten van [wederpartij C] te worden veroordeeld. Ten aanzien van [wederpartij A] en [wederpartij B] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. verklaart de beroepen tegen het besluit van 14 december 2010 ongegrond;

III. veroordeelt het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw-West tot vergoeding van bij [wederpartij C] en anderen in verband met de behandeling van het hoger beroep van het dagelijks bestuur opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw-West aan [wederpartij C] en anderen onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw West griffierecht ten bedrage van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) heft.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Huijben
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2011

374.