Uitspraak 201805178/2/V3


Volledige tekst

201805178/2/V3.
Datum uitspraak: 22 juni 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 juni 2018 in zaak nr. NL18.10774 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Bij besluit van 6 juni 2018 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.

Bij uitspraak van 22 juni 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij mondelinge uitspraak van 22 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel bepaald dat de staatssecretaris aan de uitspraak van de rechtbank van 22 juni 2018 geen gevolg hoeft te geven, totdat de voorzieningenrechter op 25 juni 2018 op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen heeft beslist.

w.g. Van Eck w.g. Van de Kolkvoorzieningenrechter
griffier 347.