Uitspraak 201011478/1/H3


Volledige tekst

201011478/1/H3.
Datum uitspraak: 31 augustus 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 2 november 2010 in zaak nr. 10/2668 in het geding tussen:

[appellant]

en

de minister van Justitie (thans: de minister van Veiligheid en Justitie).

1. Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2009 heeft de Raad voor rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch namens de minister geweigerd [appellant] in het register voor beëdigde tolken en vertalers (hierna: het register) in te schrijven als tolk Nederlands-Kermandji (Koerdisch).

Bij besluit van 12 januari 2010 heeft de Raad namens de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 november 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden ervan zijn aangevuld bij brief van 22 december 2010.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2011, waar [appellant], en de minister, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij en mr. M. Schuurman, beiden werkzaam bij de Raad, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv) is er een register voor beëdigde tolken en vertalers. Het register bevat ten aanzien van iedere ingeschreven tolk of vertaler in elk geval de volgende gegevens:

(…)

c. de bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen waarin de tolk of vertaler zijn werkzaamheden verricht.

Ingevolge artikel 3 dient de tolk dan wel de vertaler om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:

- attitude van een tolk voor de tolk;

- attitude van een vertaler voor de vertaler;

- integriteit;

- taalvaardigheid in de brontaal;

- taalvaardigheid in de doeltaal;

- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;

- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;

- tolkvaardigheid voor de tolk;

- vertaalvaardigheid voor de vertaler.

Ingevolge artikel 5, aanhef en onder a, wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: Bbtv) is er een commissie beëdigde tolken en vertalers.

Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, is de commissie belast met het adviseren over de competenties, genoemd in artikel 3 van de Wbtv.

Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Bbtv wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:

a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:

1°. een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;

2°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of

3°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;

b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.

Ingevolge het tweede lid kan de minister onafhankelijke deskundigen aanwijzen die taal- en cultuurtoetsen kunnen afnemen waarmee tolken en vertalers kunnen aantonen dat ze beschikken over de desbetreffende wettelijke competenties.

Volgens artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv, een beleidsregel van de Raad, (hierna: de beleidsregel) kan de Raad, indien voor een vaardigheid en/of talencombinatie, dan wel vertaalrichting geen toets beschikbaar is, in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de commissie beëdigde tolken en vertalers. Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:

• te beschikken over HBO-werk- en denkniveau en

• te beschikken over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en

• minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de betreffende vaardigheid en talencombinatie dan wel vertaalrichting en

• scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.

2.2. De Raad heeft bij het besluit van 12 januari 2010 [appellant] geweigerd in te schrijven in het register. Naar het oordeel van de Raad voldoet hij niet aan de in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bbtv gestelde eisen. Verder is de Raad van oordeel dat [appellant] evenmin in het register kan worden ingeschreven krachtens artikel 3 van de Wbtv gelezen in verbinding met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbtv, onder meer omdat hij niet heeft aangetoond dat hij het Kermandji op HBO-niveau beheerst.

2.3. De minister mocht zich op het standpunt stellen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem afgelegde test bij het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland (hierna: TVCN) op HBO-niveau is geweest en dat hij ook overigens niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het Kermandji op HBO-niveau beheerst, aldus de rechtbank. Zij heeft verder overwogen dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat het gegeven dat het Kermandji niet op universitair niveau in het Latijnse schrift wordt onderwezen en er nog geen tolktoets in het Kermandji is, geen dusdanig bijzondere omstandigheden zijn dat hij krachtens artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van de beleidsregel had dienen af te wijken.

2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op de stukken die hij bij de rechtbank heeft overgelegd en de door hem genoemde uitspraken van de rechtbank 's-Hertogenbosch en de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht. Volgens hem volgt uit die stukken en de door hem genoemde uitspraken dat hij wel voldoet aan de eisen voor inschrijving in het register. Voorts heeft hij bij TVCN niet een eenmalige tolktoets afgelegd, maar heeft hij een zorgvuldige selectie- en toetsingsprocedure doorlopen, aldus [appellant]. Volgens hem had de rechtbank niet zonder nader onderzoek mogen overwegen dat die procedure niet op HBO-niveau was. Ook gaat de rechtbank eraan voorbij dat hij reeds over een HBO-diploma beschikt. [appellant] betoogt voorts dat de uitspraak van de rechtbank tot gevolg heeft dat de in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbtv genoemde mogelijkheid tot inschrijving voor tolken Kermandji volledig wordt uitgesloten.

2.4.1. Bij de beoordeling van dit betoog moet worden vooropgesteld dat uit artikel 3 van de Wbtv, gelezen in verbinding met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Bbtv, en bezien in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van de Wbtv (Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 8, blz. 8-9) voortvloeit dat een tolk slechts voor inschrijving in het register in aanmerking komt indien hij de taal waarvoor hij wenst te worden ingeschreven op HBO-niveau beheerst. Het ligt op de weg van de tolk om dit aan te tonen.

[appellant] heeft bij de rechtbank stukken overgelegd van TVCN, waaruit volgt dat hij bij TVCN na een selectieprocedure is ingeschreven als tolk Kermandji-Nederlands en dat hij naar het oordeel van TVCN op betrouwbare en professionele wijze zijn werk uitvoert. Voorts heeft [appellant] een referentie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst overgelegd alsmede een overzicht van tolkwerkzaamheden Kermandji-Nederlands die hij voor die dienst in de jaren 2007 tot en met 2010 heeft uitgevoerd.

Anders dan [appellant] stelt, is de rechtbank wel ingegaan op deze door hem overgelegde stukken. Uit de stukken die [appellant] heeft overgelegd volgt weliswaar dat hij voldoet aan het door TVCN gewenste niveau en dat zowel TVCN als de Immigratie- en Naturalisatiedienst tevreden zijn over zijn werkzaamheden als tolk Kermandji-Nederlands, maar de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat uit die stukken niet volgt dat [appellant] het Kermandji op het vereiste HBO-niveau beheerst. Opmerking verdient dat TVCN bij navraag te kennen heeft gegeven dat het niet kan garanderen dat de toetsen die [appellant] heeft afgelegd op HBO-niveau waren.

Het is niet van belang dat [appellant] reeds over een HBO-diploma beschikt, nu daarmee niet is gegeven dat hij het Kermandji op dat niveau beheerst.

Evenmin is van belang dat de rechtbank de toetsen die [appellant] bij TVCN heeft afgelegd heeft omschreven als een tolktoets en niet als een selectie- en toetsingsprocedure, nu daarmee geen oordeel over het niveau van die toetsen is gegeven.

De rechtbank mocht verder voorbij gaan aan de door [appellant] aangehaalde uitspraken van de rechtbank 's-Hertogenbosch en de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht. De feiten en omstandigheden lagen in het geval van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht anders, reeds omdat in die zaak wel advies was gevraagd aan de commissie beëdigde tolken en vertalers. Voorts zijn de overwegingen van de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch niet bindend in andere zaken.

Verder volgt uit de aangevallen uitspraak niet dat de in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbtv genoemde mogelijkheid tot inschrijving in zijn algemeenheid volledig wordt uitgesloten. De rechtbank heeft slechts geoordeeld dat de minister zich in dit geval op het standpunt mocht stellen dat [appellant] niet voldoet aan de in artikel 3 van de Wbtv, gelezen in verbinding met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Bbtv, genoemde eisen voor inschrijving in het register.

Het betoog faalt.

2.5. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zijn omstandigheden niet dusdanig bijzonder zijn dat de minister krachtens artikel 4:84 van de Awb van de beleidsregel had dienen af te wijken. Hij voert hiertoe aan dat hij al jaren in twee talen, te weten het Turks en het Kermandji, als tolk werkzaam is en dat hij verder zitting heeft genomen in de toelatingscommissie van het Expertisecentrum van TVCN voor tolken in de taal Kermandji. Ook heeft hij alle mogelijkheden aangegrepen om zijn competenties als tolk Kermandji-Nederlands te laten toetsen en heeft hij de kennistest voor Koerdistan gehaald die door het Kernteam kwaliteitsnormering tolken en vertalers justitie is vastgesteld, aldus [appellant], maar is de praktijktoets geannuleerd waardoor hij niet kon aantonen dat zijn kennis van het Kermandji van het vereiste niveau is.

2.5.1. Nu hiervoor onder 2.4.1 reeds is overwogen dat uit de wettelijke regeling voortvloeit dat voor inschrijving in het register kennis van de desbetreffende taal op HBO-niveau vereist is en dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij het Kermandji op dat niveau beheerst, kan toepassing van artikel 4:84 van de Awb er niet toe leiden dat [appellant] alsnog in het register wordt ingeschreven. Die bepaling ziet slechts op het afwijken van een beleidsregel, en niet op afwijking van een wettelijk voorschrift.

Het betoog faalt.

2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en dr. M.W.C. Feteris, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.

w.g. Drupsteen w.g. Neuwahl
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2011

280-622.