Uitspraak 201002487/1/R3


Volledige tekst

201002487/1/R3.
Datum uitspraak: 24 augustus 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de stichting in oprichting Zorg om Duizel, gevestigd te Duizel, gemeente Eersel,
appellante,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2010, kenmerk 1621718/1629243, heeft het college aan de raad van de gemeente Eersel een aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) met betrekking tot het door de raad bij besluit van 15 december 2009 vastgestelde bestemmingsplan "Meerheide III".

Tegen dit besluit heeft Zorg om Duizel bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2010, beroep ingesteld.

Zorg om Duizel heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2011, waar de raad, vertegenwoordigd door J. Borrenbergs en R. Cornelissen, beiden werkzaam bij de gemeente, en J.P. Antonis, vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, werkzaam bij Achmea rechtsbijstand, als partij zijn gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, onder d, van de Wro, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende beroep instellen tegen een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 1:2, derde lid, worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.2. Het beroep is ingesteld door de stichting in oprichting Zorg om Duizel binnen de daartoe gestelde termijn van 4 februari 2010 tot en met 18 maart 2010. De stichting is op 15 juni 2010 opgericht en staat sinds 21 juni 2010 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven. De stichting is derhalve eerst na het verstrijken van de beroepstermijn opgericht.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 13 mei 1996, zaaknr. H.01.95.0199 (AB 1996, 312) is de hoedanigheid van belanghebbende in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb niet voorbehouden aan natuurlijke personen en rechtspersonen maar kunnen ook andere entiteiten als belanghebbende worden aangemerkt. Gelet op de woorden 'degene wiens', opgenomen in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt aan deze andere entiteiten de eis gesteld dat zij herkenbaar zijn in het rechtsverkeer.

Aangezien in het onderhavige geval ten tijde van het instellen van het beroep duidelijk was door wie en met welk doel Zorg om Duizel zou worden opgericht en wie zitting zou gaan nemen in haar bestuur, is daarmee naar het oordeel van de Afdeling aan de eis van herkenbaarheid in het rechtsverkeer voldaan. De Afdeling overweegt verder dat Zorg om Duizel ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb als entiteit enkel kan opkomen tegen een besluit indien zij daarbij een rechtstreeks betrokken belang heeft. Gesteld noch gebleken is dat appellante door het bestreden besluit wordt geraakt in een dergelijk belang.

De conclusie is dat Zorg om Duizel geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, geen beroep kan instellen. Het beroep is niet-ontvankelijk.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2011

472-690.