Uitspraak 201104068/2/R1


Volledige tekst

201104068/2/R1.
Datum uitspraak: 30 juni 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

de stichting Stichting Natuur & Landschap Zuid-Limburg, gevestigd te Elkenrade, gemeente Gulpen-Wittem, en anderen (hierna: de Stichting en anderen),
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Gulpen-Wittem,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 december 2010, hebben de Stichting en anderen beroep ingesteld tegen het niet tijdig vaststellen van het bestemmingsplan "Landgoed De Eyserhof". Dit beroep is onder zaak nummer 201011973/1/R1 ingeboekt.

Bij besluit van 13 januari 2011 heeft de raad alsnog het bestemmingsplan "Landgoed De Eyserhof" vastgesteld.

Gelet op artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede geacht te zijn gericht tegen dit besluit. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 april 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2011, hebben de Stichting en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot het genomen besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.

De Stichting en anderen en de raad hebben een nader stuk ingediend.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 juni 2011, waar de Stichting en anderen, vertegenwoordigd door [bestuurslid], en de raad, vertegenwoordigd door mr. S. Pieters en J.C.J.M. Janssen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Landgoed De Eyserhof, vertegenwoordigd door mr. A.A.T. Stoffels en J.H.C. van der Linden, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. De Stichting en anderen komen op tegen het plandeel met de bestemming "Sport - Golfbaan". Zij beogen met hun verzoek onomkeerbare ontwikkelingen ten gevolge van de inwerkingtreding van dit plandeel te voorkomen.

2.3. De raad betwist dat de Stichting kan worden aangemerkt als belanghebbende nu de omschrijving van de doelstelling van de stichting in haar statuten te algemeen is om op grond daarvan aan te kunnen nemen dat de belangen van de Stichting rechtstreeks zijn betrokken bij het bestreden besluit en voorts niet of althans onvoldoende is gebleken van feitelijke werkzaamheden.

2.3.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende beroep instellen tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.3.2. Blijkens artikel 2 van haar statuten heeft de Stichting ten doel:

a. het behartigen van flora en fauna in de gemeente Gulpen-Wittem alsmede in het Heuvelland en overige gemeenten in Zuid-Limburg;

b. het bevorderen van flora en fauna in de gemeente Gulpen-Wittem alsmede in het Heuvelland dan wel overige gemeenten in Zuid-Limburg;

c. het behartigen van de belangen van natuur en landschap in de gemeente Gulpen-Wittem, alsmede in het Heuvelland en overige gemeenten in Zuid-Limburg;

d. het bevorderen van natuur en landschap in de gemeente Gulpen-Wittem, alsmede in het Heuvelland en overige gemeenten in Zuid-Limburg;

e. het bevorderen van de natuurlijke meandering van de Geul en de Selzerbeek alsmede de bevordering van natuurlijke inrichting van beekdalen in de gemeente Gulpen-Wittem, alsmede in het Heuvelland en overige gemeenten in Zuid-Limburg;

f. het bevorderen van overige waterhuishoudkundige belangen in de gemeente Gulpen-Wittem, alsmede in het Heuvelland en overige gemeenten in Zuid-Limburg;

g. het bevorderen van behoud van overige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden in de gemeente Gulpen-Wittem, alsmede in het Heuvelland en overige gemeenten in Zuid-Limburg;

h. het behartigen van de belangen van overige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden in de gemeente Gulpen-Wittem, alsmede in het Heuvelland en overige gemeenten in Zuid-Limburg;

i. het bevorderen van een goede ecologische omgeving en leefomgeving in de gemeente Gulpen-Wittem, alsmede in het Heuvelland en overige gemeenten in Zuid-Limburg.

Ter zitting heeft de Stichting toegelicht dat zij een wandeling in Vaals heeft georganiseerd, faunavoorzieningen heeft geïnventariseerd in Zuid-Limburg en overleg voert met andere natuurorganisaties.

2.3.3. Gelet op het voorgaande is de voorzitter voorshands van oordeel dat de Stichting door het bestreden besluit op dit punt rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. De Stichting kan naar het oordeel van de voorzitter dan ook als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb worden aangemerkt. Er bestaat derhalve vooralsnog geen aanleiding aan te nemen dat het beroep van de Stichting in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.4. De hoofdbezwaren van de Stichting en anderen zijn dat bij de vaststelling van het plandeel de schijn van belangenverstrengeling is gewekt en dat de voorziene shorttrack natuurgolfbaan een aantasting van de Ecologische Hoofd Structuur (hierna: EHS) ter plaatse vormt.

2.5. De voorzitter is er op grond van hetgeen de Stichting en anderen hebben aangevoerd op voorhand niet van overtuigd dat sprake zou zijn van een schijn van belangenverstrengeling.

2.6. In de nota van zienswijze, het verweerschrift alsmede ter zitting heeft de raad uiteengezet dat de shorttrack natuurgolfbaan onderdeel uitmaakt van de EHS als zijnde beheersgebied en dat deze geen aantasting van de functie als EHS oplevert. In dit verband heeft de raad te kennen gegeven dat de golfbaan wordt geïntegreerd in het landschap. Alle reeds aanwezige landschapselementen blijven volgens de raad gehandhaafd en worden waar mogelijk versterkt. De roughs worden dusdanig aangeplant dat er sprake zal zijn van een grote variëteit aan planten, aldus de raad.

Wat betreft het effect op de fauna heeft de raad verwezen naar het rapport "Aanbevelingen Flora en Fauna Landgoed Eyserhof Inrichting Natuurshorttrackbaan" van Bosgroep Zuid Nederland van mei 2009. Uit dit rapport volgt dat negatieve effecten op de fauna niet worden verwacht. Mede gelet hierop heeft de raad een afweging gemaakt tussen het belang bij de golfbaan en de door de Stichting en anderen aangevoerde belangen. De voorzitter ziet voorhands in hetgeen de Stichting en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor de verwachting dat de door de raad gemaakte belangenafweging in de bodemzaak geen stand zal houden.

2.7. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2011

466-673.