Uitspraak 200910161/1/R3


Volledige tekst

200910161/1/R3.
Datum uitspraak: 8 juni 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellanten sub 1] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Roosendaal,
2. [appellanten sub 2] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Roosendaal,
3. [appellant sub 3] en anderen, wonend te Roosendaal,
4. [appellant sub 4], wonend te Roosendaal,
5. de vereniging Initiatief Vereniging De Dijken, gevestigd te Roosendaal, en anderen (hierna: de vereniging en anderen),
6. [appellanten sub 6] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant sub 6]), wonend te Roosendaal,

en

de raad van de gemeente Roosendaal,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Moskee Burgemeester Schneiderlaan/Kortendijksestraat" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2009, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 januari 2010, [appellant sub 3] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2010, [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2010, de vereniging en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2010, en [appellant sub 6] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 januari 2010, beroep ingesteld.
[appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 28 januari 2010. [appellant sub 4] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 4 februari 2010.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2011, waar [appellante sub 1 A], [appellant sub 4] en [appellant sub 3], in persoon en bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, de vereniging en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 3], en de raad, vertegenwoordigd door I. Kraus en mr. J.C.P.M. Vergouwen, beide werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de Islamitische Vereniging Roosendaal (hierna: de ISV), vertegenwoordigd door K. Anhlalouch, als belanghebbende gehoord.

Buiten bezwaren van partijen is ter zitting nog een stuk in het geding gebracht.

2. Overwegingen

Het plan

2.1. Het plan voorziet in de bestemming "Maatschappelijk (M)" op een perceel dat is gelegen achter de bestaande woningen Kortendijksestraat 80, 82 en 84 bij de kruising met de Burgemeester Schneiderlaan. Tevens voorziet het plan op die hoogte van de Kortendijksestraat in de realisering van een aantal woningen door het omzetten van een bestemming "bedrijfswoningen" naar een reguliere woonbestemming en door te voorzien in een beperkte nieuwbouwmogelijkheid.

2.2. Ingevolge artikel 3.1 van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor:

a. religieuze voorzieningen, bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn;

b. speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;

c. bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen.

Ontvankelijkheid

2.3. [appellant sub 2] woont in de Kortendijksestraat op een afstand van ongeveer 500 meter van het plangebied. Hij heeft niet gesteld dat hij vanuit zijn woning zicht heeft op het plangebied. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt en in aanmerking genomen dat de ontsluiting van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" niet via de Kortendijksestraat maar via de Burgemeester Schneiderlaan zal plaatsvinden, is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts heeft [appellant sub 2] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.

De conclusie is dat [appellant sub 2] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en dat hij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, geen beroep kan instellen. Het beroep van [appellant sub 2] is niet-ontvankelijk.

Locatiekeuze en inpasbaarheid

2.4. Volgens de toelichting bij het plan zal op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" een moskee worden gerealiseerd. Hierdoor wordt de verplaatsing van een van de moskeeën uit de wijk Kalsdonk naar de wijk Kortendonk mogelijk gemaakt.

[appellant sub 1], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4], de vereniging en anderen en [appellant sub 6] voeren aan dat de moskee vanwege haar niet-westerse uitstraling, de gebruiksintensiteit en de omstandigheid dat zij een bovenwijkse functie zal hebben niet past in de woonwijk Kortendijk en dat de keuze voor deze locatie in het plan onvoldoende is gemotiveerd. [appellant sub 4] voert tevens aan dat bij de beantwoording van de zienswijzen onvoldoende is ingegaan op het argument dat het Vero-terrein een passende alternatieve locatie voor de moskee is. [appellant sub 4] en [appellant sub 6] voeren voorts aan dat de verplaatsing van de moskee is gebaseerd op financiële argumenten, inhoudende dat hiermee wordt voldaan aan de eisen van de projectontwikkelaar die in de wijk Kalsdonk nieuwe woningen bouwt, omdat het niet verplaatsen van de moskee een negatief effect op de verkoop van die nieuw te realiseren woningen zou hebben. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat de moskee wordt verplaatst uit de wijk Kalsdonk ter verbetering van het imago van die wijk, terwijl daaruit voortvloeit dat het imago van de wijk Kortendijk door de verplaatsing zal verslechteren. [appellant sub 6] betoogt ten slotte dat het plan onnodig voorziet in de mogelijkheid twee nieuwe woningen te realiseren ten behoeve van de moskee, omdat drie reeds woningen in het plangebied aanwezig zijn en er daarvan twee te koop staan.

2.4.1. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

2.4.2. Volgens het bestreden besluit is in 1998 de Beheer- en ontwikkelingsvisie Kalsdonk vastgesteld, waarin is aangegeven dat de twee moskeeën in die wijk een functie voor een veel groter gebied vervullen dan alleen de wijk Kalsdonk. Met het oog daarop werd het wenselijk geacht de moskeeën te verplaatsen. Financiële en/of verkoopargumenten ten aanzien van de nieuw te bouwen en nog te verkopen woningen in de wijk Kalsdonk zijn daarbij nooit een argument voor verplaatsing of voor de keuze van een nieuwe locatie geweest. Het onderzoek naar mogelijke nieuwe locaties voor beide moskeeën heeft in 2004 geleid tot het Basisdocument Verplaatsing Moskeeën. Tijdens de studie zijn tien mogelijke locaties beoordeeld op basis van de aanwezige stedenbouwkundige kwaliteiten (omvang, ontsluiting, parkeermogelijkheden, stedelijke ontwikkeling en bestemming), beschikbaarheid (eigendomssituatie en verwervingsmogelijkheden) en financiën. Drie locaties werden op grond hiervan geschikt bevonden. Een daarvan is uiteindelijk is afgevallen. De keuze voor de locatie in de wijk Kortendijk sluit voorts aan bij rijks- en provinciaal beleid op grond waarvan wordt gestreefd naar bundeling van verstedelijking en het realiseren van nieuwe bebouwing in of aansluitend op bestaand bebouwd gebied en intensiever gebruik van gronden en (bestaande) bebouwing. In het bestreden besluit staat voorts dat het plan past in de wijk Kortendijk omdat aan de Burgemeester Schneiderlaan al diverse bovenwijkse voorzieningen, zoals sportvelden, kantoren, scholen en een winkelcentrum, zijn gelegen, zodat sprake is van een actieve functiemenging waarbinnen ook de moskee een plaats kan krijgen. Daarbij is een stedenbouwkundig accent op de locatie zeer wel mogelijk en kan de moskee een oriëntatiepunt gaan vormen in de route van en naar het centrum van Roosendaal. De vraag of de nieuw te bouwen moskee past bij de karakteristieke bebouwing van de Kortendijksestraat met variërende goot- en nokhoogtes zal voorts bij de beoordeling van het bouwplan door de Welstandcommissie worden beoordeeld, aldus het bestreden besluit.

2.4.3. Gelet op het vorenoverwogene is er geen grond voor het oordeel dat de raad niet voldoende heeft gemotiveerd waarom voor de verplaatsing van de moskee kon worden gekozen voor de locatie op de hoek van de Burgemeester Schneiderlaan en de Kortendijksestraat. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat, toen duidelijk was dat drie van de tien onderzochte locaties aan de criteria voldeden en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar werden geacht, de door de ISV uitgesproken voorkeur voor de locatie aan de Kortendijksestraat is gevolgd. Wat betreft het Vero-terrein heeft de raad toegelicht dat dit een industrieterrein is en dat hij een dergelijke locatie, net als de ISV, niet geschikt acht voor het realiseren van een religieuze voorziening. Dit standpunt acht de Afdeling niet onredelijk. Dat de locatie aan de Kortendijksestraat niet voldoet aan de criteria die het gemeentebestuur heeft opgesteld, zoals [appellant sub 6] stelt, is niet aannemelijk gemaakt. Dat, anders dan de raad stelt, verkoopargumenten met betrekking tot nieuw te bouwen woningen in de wijk Kalsdonk de doorslag hebben gegeven, is evenmin aannemelijk gemaakt. Hetzelfde geldt voor de stelling van [appellant sub 6] dat de locatie te klein is voor de moskee. Ook vormt de enkele omstandigheid dat reeds drie woningen in het plangebied aanwezig zijn geen grond voor het oordeel dat de raad er niet in redelijkheid voor heeft kunnen kiezen om naast de reeds bestaande woningen aan de Kortendijksestraat de bouw van een beperkt aantal nieuwe woningen mogelijk te maken.

2.4.4. Evenmin is er grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan past in de omgeving. Dat de locatie, gezien de ligging in een woonwijk, als inbreidingslocatie slechts gebruikt zou mogen worden voor woningen, zoals [appellant sub 3] en anderen stellen, valt - mede omdat in de wijk reeds andere (bovenwijkse) voorzieningen zijn gevestigd - niet in te zien. Voorts voorziet het plan in de mogelijkheid om een of twee woningen te realiseren, en zullen die woningen aansluiten op de bestaande woonbebouwing aan de even zijde van de Kortendijksestraat, hetgeen de raad in redelijkheid passend in de omgeving heeft kunnen achten.

Wat betreft de ruimtelijke uitstraling van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" overweegt de Afdeling dat het bouwvlak op dat plandeel is voorzien op enige afstand van de bestaande en nog te realiseren woningen. De hoogte van de te realiseren bebouwing is op het deel van het bouwvlak dat het dichtst bij de woningen aan de Kortendijksestraat ligt beperkt tot 8 meter, en voor het overige tot 13 meter. Op slechts een klein deel van het bouwvlak - daar waar de minaret van de moskee is beoogd - is een maximale bouwhoogte van 22 meter toegestaan. Gelet op de ligging van het plangebied heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een dergelijk stedenbouwkundig accent ter plaatse zeer wel mogelijk is en dat de moskee een oriëntatiepunt kan gaan vormen in de route van en naar het centrum van Roosendaal. Er is geen grond voor het oordeel dat het plan wat betreft ruimtelijke uitstraling niet past in de omgeving.

Wat betreft de vraag of de moskee uiterlijk zal passen in de omgeving, overweegt de Afdeling dat in een bestemmingsplan in beginsel geen welstandseisen worden opgenomen en dat de raad zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat het toetsen van een (te realiseren) gebouw of bouwwerk aan de welstandseisen aan de orde is in de procedure met betrekking tot de benodigde omgevingsvergunning voor bouwen. Ter zitting is komen vast te staan dat op grond van het plan inmiddels een - nog niet onherroepelijke - vergunning is verleend, waarbij de welstandsaspecten in aanmerking zijn genomen.

Voorts heeft de raad zich in het bestreden besluit naar aanleiding van de zienswijze van de vereniging met juistheid op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat hij geen structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wro heeft vastgesteld niet afdoet aan zijn bevoegdheid om een bestemmingsplan vast te stellen.

2.4.5. Over het betoog van de vereniging en anderen dat in het plan geen relatie is gelegd met de andere voorzieningen en bouwplannen in de wijk en dat in de bij het plan behorende rapporten over geluid en verkeer daardoor een totaalbeeld ontbreekt, overweegt de Afdeling dat ter zitting door partijen is bevestigd dat de ontwikkelingen Zuidoostkwartier en Bloemschevaart in de onderzoeken zijn meegenomen. De wijzigingen op het terrein van de kazerne zijn buiten beschouwing gelaten omdat daar slechts een herschikking en geen essentiële uitbreiding heeft plaatsgevonden, zodat daaraan geen bij de onderzoeken in aanmerking te nemen ruimtelijk relevante gevolgen waren verbonden, aldus de raad. Dat dit anders is, hebben de vereniging en anderen niet aannemelijk gemaakt.

2.4.6. Wat betreft het betoog dat er een veiligheidconflict is tussen de nabij het plangebied gelegen kazernecomplex en de te realiseren moskee overweegt de Afdeling dat de vereniging en anderen deze stelling niet hebben onderbouwd alsmede dat zonder nadere motivering niet valt in te zien dat een dergelijk conflict zich voordoet en dit zou afdoen aan de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan.

2.4.7. Wat betreft het betoog van de vereniging en anderen dat de raad ten onrechte niet in zijn afweging heeft betrokken dat uit onderzoeken blijkt dat het moskeebezoek in Nederland afneemt terwijl bij de ontwikkeling van het plan van een steeds groter aantal moskeebezoekers is uitgegaan, overweegt de Afdeling dat niet in geschil is dat de moskee een van de bestaande moskeeën in de wijk Kalsdonk zal vervangen en dat de vereniging en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat in Roosendaal geen behoefte is aan een vervangende moskee. Volgens de toelichting bij het plan is rekening gehouden met maximaal 1.000 bezoekers per dag, welk getal is gebaseerd op ervaringscijfers van het moskeebestuur. Ter zitting heeft de ISV toegelicht dat zij verwacht dat de moskee op piekdagen, dat wil zeggen aan het einde van de Ramadan en tijdens het Offerfeest, ongeveer 1000 bezoekers zal trekken. Op een normale vrijdag zal het gaan om 200 tot 250 bezoekers, die hoofdzakelijk afkomstig zullen zijn uit Roosendaal en de omliggende dorpen. De grotere gemeenten in de omgeving van Roosendaal hebben eigen moskeeën. Dat genoemde bezoekersaantallen onjuist zijn, hebben de vereniging en anderen niet aannemelijk gemaakt.

2.4.8. Wat betreft het betoog dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel omdat de moskee wordt verplaatst uit de wijk Kalsdonk ter verbetering van het imago van die wijk, terwijl daaruit voortvloeit dat het imago van de wijk Kortendijk door de verplaatsing zal verslechteren wordt overwogen dat dit zonder nadere onderbouwing niet valt in te zien. Het standpunt van de vereniging en anderen dat dit blijkt uit de omstandigheid dat de verkoop van woningen in de Kortendijksestraat problematisch is sinds bekend is dat er een moskee komt, vormt geen grond voor een ander oordeel, nu dat standpunt niet nader is onderbouwd. Voorts merkt de Afdeling op dat, zoals ter zitting is toegelicht, het plan voorziet in de verplaatsing van slechts een van de twee in de wijk Kalsdonk aanwezige moskeeën naar de wijk Kortendijk en dat de andere moskee wordt verplaatst binnen in de wijk Kalsdonk.

Bestemmingsomschrijving en multifunctionaliteit

2.5. [appellant sub 1], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4], de vereniging en anderen en [appellant sub 6] betogen dat het plan, anders dan is beoogd, niet uitsluitend de verplaatsing van een bestaande moskee mogelijk maakt. Het moskeegebouw zal een multifunctioneel karakter hebben en de gebruiksmogelijkheden ervan zijn in de planregels onvoldoende zijn begrensd, hetgeen in strijd is met de rechtszekerheid. De noodzaak van de andere maatschappelijke functies die op de grond van de planregels zijn toegelaten, waaronder bibliotheek, speel- en spel- en daarmee samenhangende sportvoorzieningen, jeugd- en kinderopvang en onderwijs, is niet aangetoond. Deze functies zijn reeds in de wijk aanwezig en het is niet wenselijk en in strijd met het gelijkheidsbeginsel om deze functies apart aan te bieden aan mensen met een Marokkaanse achtergrond, zoals blijkens de toelichting met het plan wordt beoogd. Doordat tevens religieuze feesten ter plaatse mogen worden gehouden en onzelfstandige horeca-activiteiten zijn toegestaan zal het moskeeterrein voorts voor alle mogelijke activiteiten en voorzieningen dag en nacht gebruikt kunnen worden, en zal de religieuze functie ondergeschikt zijn.

2.5.1. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het in de gemeente gebruikelijk is gronden die bestemd zijn voor religieuze voorzieningen de bestemming "Maatschappelijk" toe te kennen en daarbij het gebruik van de gronden voor de in artikel 3.1 van de planregels functies mogelijk te maken met het oog op flexibiliteit. Daarbij maakt de gekozen bestemmingsomschrijving het mogelijk dat op het terrein aan de door de ISV gewenste nevenfuncties vorm kan worden gegeven. De ISV heeft ter zitting toegelicht dat als nevenfunctie met name moet worden gedacht aan een schooltje voor ongeveer 250 kinderen, waaraan op zaterdag en zondag in groepen onderwijs zal worden gegeven over culturele en religieuze onderwerpen. Daarnaast bestaat de wens om een opvangplek voor hangjongeren te realiseren ter verbetering van de sociale veiligheid in de omgeving. Wat betreft religieuze feestdagen gaat het om het einde van de Ramadan en ten tijde van het Offerfeest. Deze momenten worden in de moskee gevierd met een gezamenlijk gebed en een preek van de imam. De overige feestelijkheden vinden bij de gelovigen thuis plaats en bruiloften worden niet in de moskee maar elders gevierd.

In aanmerking genomen dat artikel 3.1 van de planregels een gelimiteerde opsomming van toegelaten functies bevat en dat de activiteiten die volgens de toelichting bij het plan en de toelichting van de ISV ter zitting worden beoogd niet met die functies in strijd zijn, is er geen grond voor het oordeel dat de gebruiksmogelijkheden van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" in het plan onvoldoende zijn begrensd of in strijd zijn met de rechtszekerheid.

Nu de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" ingevolge het plan niet zijn bestemd voor feestzalen of dergelijke en evenmin voor horeca-activiteiten kunnen [appellant sub 1], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4], de vereniging en anderen en [appellant sub 6] voorts niet worden gevolgd in hun betoog dat het moskeeterrein dag en nacht gebruikt zal worden voor feesten en horeca-activiteiten. Wat betreft het betoog dat de religieuze functie van de moskee ondergeschikt zal zijn overweegt de Afdeling dat de vraag of dat het geval is, gelet op het gebruik dat ingevolge artikel 3.1 op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" toegelaten is, niet ter toets voorligt. Voorts kan het gebruik van de gronden voor religieuze voorzieningen, dus als moskee of als kerk en bijbehorende aan de geloofsuitoefening gerelateerde activiteiten, naar het oordeel van de Afdeling worden aangemerkt de maximale gebruiksmogelijkheid van de gronden met de bestemming "Maatschappelijk", zodat er geen grond is voor het oordeel dat het gebruik van de gronden voor de andere toegelaten bestemmingen verdergaande ruimtelijke gevolgen zal hebben dan het gebruik als religieuze voorziening.

Wat betreft het betoog over het gelijkheidsbeginsel overweegt de Afdeling dat het plan niet regelt dat activiteiten slechts aan een bepaalde groep gelovigen mogen worden aangeboden.

Parkeren

2.6. [appellant sub 1], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4], de vereniging en anderen en [appellant sub 6] voeren aan dat het plan niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein voor de bezoekers van de moskee, zodat gevreesd moet worden voor parkeeroverlast. Zij voeren aan dat in de aan het plan ten grondslag gelegde onderzoeken ten onrechte niet is betrokken dat de moskee niet uitsluitend zal worden gebruikt voor religieuze bijeenkomsten, zodat ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale gebruiksmogelijkheden. Voorts is onduidelijk waarop de gehanteerde parkeernorm is gebaseerd en is het aantal van 150 plaatsen voor 1000 te verwachten bezoekers onvoldoende omdat, gelet op locatie, een groot aantal bezoekers van de moskee met de auto zal komen.

2.6.1. Volgens de toelichting bij het plan is voor het vaststellen van het aantal benodigde parkeerplaatsen de gemeentelijke parkeernorm voor een religieus gebouw, namelijk 0,15 parkeerplaatsen per zitplaats, gehanteerd. Hoewel de gebedsruimte aan minder mensen plaats biedt, is de norm toegepast op het maximum te verwachten bezoekersaantal per dag, namelijk 1000, op grond waarvan moet worden voorzien in 150 parkeerplaatsen op eigen terrein. In de praktijk zal het aantal van 1000 bezoekers zich over de dag verspreiden.

2.6.2. In paragraaf 2.1.1 van het rapport "Aanvullend onderzoek Moskee" van Goudappel Coffeng van 15 juni 2009 (hierna: het aanvullend rapport) staat dat voor de modelberekeningen is uitgegaan van een vrijdag tijdens de Ramadan en dat uit gegevens die zijn aangeleverd door het moskeebestuur volgt dat op zo'n dag, ruim gerekend, tot ongeveer 1.000 bezoekers verspreid over de dag kan worden gerekend. Dit aantal betreft echter alleen de piekmomenten die slechts tijdens de Ramadan zullen optreden. Een gemiddelde gebedsdag genereert de helft minder verkeer. Op grond van het uitgangspunt van Goudappel Coffeng dat 80% van de aankomsten en vertrekken met de auto een bezettingsgraad hebben van 1,4, resulteert dit in 571 aankomsten en vertrekken bij 1000 bezoekers, aldus het aanvullend rapport. Dat brengt echter niet mee dat het plan zou moeten voorzien in parkeergelegenheid voor 571 voertuigen. In de modelberekening is immers uitgegaan van een autoritproductie in een niet-representatieve pieksituatie, namelijk een vrijdag (gebedsdag) tijdens de Ramadan. In deze pieksituatie worden volgens het aanvullende rapport op het piekmoment om 14:00 uur 's middags ten hoogste 229 motorvoertuigen verwacht en om 22.30 uur 's avonds ten hoogste 200. Op een gemiddelde, representatieve gebedsdag worden echter totaal 500 bezoekers per etmaal verwacht, die 286 autovertrekken en -aankomsten verspreid over de gehele dag genereren, waarvan 114 op het piekmoment om 14:00 uur 's middags.

2.6.3. Ingevolge artikel 3.2.1, onder e, van de planregels zal in parkeergelegenheid op eigen terrein op voldoende wijze worden voorzien volgens de in bijlage 1 gegeven normen. Blijkens die bijlage zijn daarin de door het college van burgemeester en wethouders op 8 maart 2006 vastgestelde parkeernormen opgenomen. Voor een religieus gebouw bedraagt de parkeernorm volgens de bijlage 0,15 per zitplaats. Het plan is hiermee in overeenstemming. Nu de aantallen van 229 en 200 motorvoertuigen betrekking hebben op een niet-representatief piekmoment en niet per definitie alle bezoekers die per auto arriveren en vertrekken ter plaatse parkeren, is er geen grond voor het oordeel dat de raad deze gemeentelijke parkeernorm niet heeft mogen hanteren en dat het plan zal leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast in de omgeving. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad ter zitting onweersproken heeft gesteld dat het plangebied voldoende ruimte biedt voor het realiseren van 172 parkeerplaatsen.

2.6.4. Wat betreft het betoog dat op grond van het plan meer gebruiksmogelijkheden dan uitsluitend gebedsbijeenkomsten zijn toegelaten en dat daarmee in het aanvullend rapport geen rekening is gehouden zodat de parkeerbehoefte te laag is vastgesteld overweegt de Afdeling dat, zoals hiervoor is overwogen, het gebruik van de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" voor religieuze voorzieningen kan worden aangemerkt als de maximale gebruiksmogelijkheid van die gronden. Daaruit volgt dat er geen grond is voor het oordeel dat het gebruik van de gronden voor de andere toegelaten bestemmingen meer parkeerplaatsen zal vergen dan het gebruik als moskee, waarvan in het onderzoek is uitgegaan. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat voor de andere ingevolge artikel 3.1 van de planregels toegelaten functies een lager aantal parkeerplaatsen nodig is omdat daarvoor ingevolge bijlage 1 bij de planregels geen norm per bezoeker maar per vierkante meter bruto vloeroppervlak geldt.

Dit brengt tevens mee dat er geen grond is voor het oordeel dat de raad zich niet op het aanvullend rapport heeft mogen baseren omdat tegelijk met het gebruik van de moskee andere activiteiten op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" kunnen plaatsvinden. Nu immers de parkeernormen voor de andere toegelaten functies lager zijn dan die voor het gebruik van de gronden als religieuze voorziening en in het aanvullend rapport is uitgegaan van een slechts op uitzonderlijke momenten te verwachten maximum aantal bezoekers heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat die andere activiteiten niet in betekenende mate tot een grotere parkeerbehoefte zullen leiden dan volgt uit het aanvullend rapport.

Geluid

2.7. [appellant sub 1], de vereniging en anderen en [appellant sub 6] voeren aan dat het plan zal leiden tot onaanvaardbare geluidoverlast ter plaatse van de woningen aan de Kortendijksestraat. Uit het geluidrapport blijkt dat de geluidnormen daar zullen worden overschreden, nu de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat het oprichten van de door de Regionale Milieudienst West-Brabant aanbevolen muur van 2,5 meter hoogte onwenselijk is. Voorts zullen volgens het rapport tijdens de Ramadan op de Amarildijk de geluidsnormen worden overschreden. De raad acht dit ten onrechte niet disproportioneel, nu de Ramadan een maand duurt en de moskee gedurende de Ramadan de hele dag intensief zal worden gebruikt.

Tevens is in het onderzoek ten onrechte niet meegenomen dat de moskee op grond van het plan ook gebruikt mag worden voor andere doeleinden dan gebedsbijeenkomsten, zodat ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale gebruiksmogelijkheden die het plan biedt.

2.7.1. Ingevolge artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) blijft bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19, 2.20 dan wel 6.12, het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of het bijwonen van godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten en lijkplechtigheden, alsmede geluid in verband met het houden van deze bijeenkomsten of plechtigheden, buiten beschouwing.

2.7.2. Op grond van deze bepaling heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat het Activiteitenbesluit niet van toepassing is, welk standpunt in beroep niet is bestreden. Om een goed woon- en leefklimaat te garanderen is desondanks akoestisch onderzoek verricht. De conclusie van het rapport "Akoestisch onderzoek nieuwbouw moskee Kortendijksestraat te Roosendaal" van 17 juni 2009 van de Regionale Milieudienst West-Brabant (hierna: het akoestisch rapport) is dat ter plaatse van de nabij de moskee gelegen woningen tijdens een representatieve gebedsdag gedurende het gehele etmaal aan de geluidsnormen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Ter plaatse van de reeds bestaande woningen wordt tevens aan de maximale geluidsniveaus voldaan. Ter plaatse van de ingevolge het plan te realiseren nieuwe woningen treedt echter een maximaal geluidniveau op van maximaal 67 dB(A), zodat de grenswaarde uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit voor het maximale geluidniveau in de avond- en nachtperiode met 2 dB(A), respectievelijk 7 dB(A) wordt overschreden. Voorts staat als conclusie in het akoestisch rapport dat gedurende de Ramadan de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de nachtperiode overschreden wordt. Ter plaatse van de bestaande woningen is een overschrijding berekend die ten hoogste 1 dB(A) bedraagt en ter plaatse van de nog te realiseren woningen een overschrijding van 2 dB(A). Daarnaast treedt in de Ramadan ter plaatse van deze woningen een maximaal geluidniveau van maximaal 67 dB(A) op, waarmee de grenswaarden voor de avond- en nachtperiode (65 dB(A), onderscheidenlijk 60 dB(A)), worden overschreden. In paragraaf 6 van het akoestisch rapport staat voorts dat indien de muur van twee meter hoogte achter de bestaande woningen aan de Kortendijksestraat 80 en 82 wordt doorgetrokken tot en met de nieuw te realiseren woningen en wordt verhoogd naar 2,5 meter, de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau tijdens geen enkele bedrijfssituatie meer worden overschreden.

2.7.3. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de in het akoestisch rapport bedoelde muur achter de woningen aan de Kortendijksestraat ingevolge de planregels maximaal 2,75 meter hoog mag worden. Anders dan [appellant sub 1], de vereniging en anderen en [appellant sub 6] kennelijk veronderstellen zal deze muur wel degelijk worden gerealiseerd en minimaal een hoogte van 2,5 meter krijgen. Daarom zal het plan niet leiden tot onaanvaardbare geluidsoverlast.

2.7.4. De Afdeling overweegt dat de oprichting van de muur achter de woningen aan de Kortendijksestraat niet in (de planregels van) het plan is gewaarborgd. Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad de oprichting van de muur wel noodzakelijk acht met het oog op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan, heeft de raad de aanleg daarvan ten onrechte niet in het plan geregeld. Niet valt in te zien dat de raad geen regel in het plan heeft kunnen opnemen, inhoudende dat het gebruik van de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" conform de bestemming alleen dan planologisch is toegestaan indien een muur als hiervoor bedoeld wordt opgericht en in stand gehouden. Het betoog van [appellant sub 1], de vereniging en anderen en [appellant sub 6] dat het plan zal leiden tot onaanvaardbare geluidoverlast ter plaatse van de woningen aan de Kortendijksestraat slaagt.

2.7.5. Wat betreft de geluidbelasting op de aan de overzijde van de Burgemeester Schneiderlaan gelegen Amarildijk heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat deze verminderd zou kunnen worden door het aanleggen van een muur langs de Burgemeester Schneiderlaan. Hij acht dat echter niet wenselijk vanuit het oogpunt van stedenbouw, sociale veiligheid en kosten, aangezien de maximale geluidbelasting zich slechts vijfmaal per jaar voordoet. Dit standpunt acht de Afdeling niet onredelijk. Dat geldt te meer indien in aanmerking wordt genomen dat, zoals ter zitting door de ISV is toegelicht, de piekmomenten wat betreft geluidbelasting zich naar verwachting geen vijfmaal per jaar zullen voordoen maar twee maal, namelijk alleen ten tijde van het einde van de Ramadan en ten tijde van het Offerfeest.

2.7.6. Wat betreft het betoog dat op grond van het plan meer gebruiksmogelijkheden dan uitsluitend gebedsbijeenkomsten zijn toegelaten overweegt de Afdeling onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 2.5.1. is overwogen dat in het akoestisch rapport is uitgegaan van de maximale gebruiksmogelijkheden en bezoekersaantallen van de gronden met de bestemming "Maatschappelijk". Gelet daarop is er geen grond voor het oordeel dat de raad zich bij de beantwoording van de vraag of vanuit het oogpunt van geluidbelasting in het plangebied en de naaste omgeving een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd, niet heeft mogen baseren op het akoestisch onderzoek op de grond dat daarin niet is ingegaan op de andere activiteiten dan gebedsbijeenkomsten die het plan mogelijk maakt.

Verkeer

2.8. [appellant sub 1] voert aan dat het plangebied een ongeschikte locatie is vanuit het oogpunt van verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid. In dit verband wijst hij op de bestaande verkeersknelpunten in de omgeving en op de conclusie van het verkeersonderzoek dat de bestaande infrastructuur ontoereikend is om de te verwachten bezoekersaantallen te kunnen verwerken.

2.8.1. De resultaten van het onderzoek naar de gevolgen van het plan voor de verkeersafwikkeling zijn vastgelegd in het rapport "Verkeersonderzoek Ruimtelijke ontwikkelingen Kortendijk" van Goudappel Coffeng van 15 juni 2007 (hierna: het verkeersrapport) en in vorengenoemd aanvullend rapport van 15 juni 2009. De conclusie van beide onderzoeken is dat de toename van het verkeer als gevolg van de autonome groei en de ruimtelijke ontwikkelingen Zuidoostkwartier, Bloemschevaert en het plan op wegvakniveau geen doorstromingsproblemen zal veroorzaken tijdens de werkdagspits. De conclusie van het verkeersrapport is voorts dat als gevolg van de in het onderzoek betrokken ruimtelijke ontwikkelingen en de toename van verkeer door de autonome ontwikkeling op termijn aanpassing nodig is van het kruispunt Burgemeester Schneiderlaan/Strausslaan. Indien de aansluiting van de Burgemeester Schneiderlaan op de Strausslaan met verkeerslichten wordt geregeld of een rotonde wordt aangelegd, heeft deze wel voldoende capaciteit voor de afwikkeling van het verkeer. Omdat de moskee op de Burgemeester Schneiderlaan zal worden ontsloten en in het verkeersrapport is uitgegaan van ontsluiting op de Kortendijksestraat, is aanvullend onderzoek verricht naar de verkeerseffecten van een ontsluiting van de moskee op de Burgemeester Schneiderlaan. De conclusie van het aanvullend rapport is dat het kruispunt van de Burgemeester Schneiderlaan met de B-Dijk het verkeer goed kan verwerken met de huidige vormgeving. De verwachte verslechtering van de verkeersafwikkeling op het kruispunt Burgemeester Schneiderlaan/A-Dijk kan niet worden toegeschreven aan de moskee, maar wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de autonome groei in combinatie met de overige geplande ruimtelijke ontwikkelingen. Door op de A-Dijk de rechtsafstrook van de linksafstrook te splitsen (twee opstelstroken in plaats van één) of het kruispunt te reconstrueren tot enkelstrooksrotonde heeft ook dit kruispunt voldoende capaciteit voor de afwikkeling van het verkeer.

2.8.2. Nu vorengenoemde maatregelen volgens de onderzoeksrapporten voldoende zijn om de verkeerstoename vanwege het plan en de in het onderzoek betrokken andere ontwikkelingen te verwerken is er geen grond voor het oordeel dat het plan leidt tot een zodanige verkeerstoename in de omgeving van het plangebied dat een onaanvaardbare verkeersoverlast zal optreden. Voorts heeft de raad ter zitting toegelicht dat met het oog op de verkeersveiligheid zal worden voorzien in een dubbele ontsluiting van het moskeeterrein in de vorm van een inrit en een uitrit en staat het plan daar niet aan in de weg. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verkeersonderzoeken zodanige gebreken of leemten in kennis bevatten dat de raad deze niet aan het besluit ten grondslag heeft mogen leggen.

VNG-richtafstanden

2.9. De vereniging en anderen en [appellant sub 6] voeren aan dat de richtafstand voor kerkgebouwen uit de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) niet wordt gehaald omdat vijf woningen aan de Kortendijksestraat op minder dan 30 meter vanaf de grens van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" liggen. Dat van de richtafstand kon worden afgeweken omdat de maximale geluidbelasting zich slechts vijf maal per jaar zal voordoen, zoals de raad stelt, vormt onvoldoende motivering omdat onduidelijk is waarop die conclusie is gebaseerd. [appellant sub 6] betoogt voorts dat de overlast van de moskee veel groter zal zijn dan waar de raad vanuit gaat omdat de raad de bezoekers van de maatschappelijke functies in zijn onderzoeken buiten beschouwing heeft gelaten en veel van de bezoekers van deze functies, nu zij niet in de wijk Kortendijk woonachtig zijn, met de auto zullen komen.

2.9.1. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor in 2.5.1 is overwogen kan het gebruik van de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" voor religieuze doeleinden worden aangemerkt als de gebruiksmogelijkheid met de meest vergaande ruimtelijke gevolgen en is aannemelijk dat de te realiseren moskee slechts op enkele momenten per jaar het maximale aantal van 1000 bezoekers zal trekken. Voorts zal het terrein worden ontsloten op de Burgemeester Schneiderlaan, waardoor de overlast van aankomende en vertrekkende bezoekers ter plaatse van de woningen die binnen de richtafstand zijn gelegen, beperkt zal zijn. Wat betreft de geluidbelasting door de gebedsoproep wordt overwogen dat de minaret blijkens de plankaart op minimaal veertig meter afstand van de gevels van de door de vereniging en anderen bedoelde woningen zal worden gerealiseerd. Daarnaast heeft de ISV ter zitting toegelicht dat gebedsoproepen slechts eenmaal per week vanaf de minaret zullen plaatsvinden en dan vijf minuten zullen duren. De overige gebedsoproepen zullen slechts binnen de moskee te horen zijn. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd, ook al wordt voor vijf woningen aan de Kortendijksestraat van de richtafstand uit de VNG-brochure afgeweken.

Uitzicht en privacy en woongenot

2.10. [appellant sub 1] voert aan dat het uitzicht vanuit zijn woning en zijn privacy onaanvaardbaar worden aangetast en dat bij de beoogde erfafscheiding onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen.

[appellant sub 4] voert aan dat zijn belangen door de komst van de moskee, die dagelijks 1000 bezoekers zal hebben, onevenredig worden aangetast omdat zijn woongenot beduidend zal verminderen vanwege de toename van langzaam- en autoverkeer die het plan zal meebrengen en vanwege de geluidsoverlast van de moskee en van de verkeersbewegingen.

De vereniging en anderen betogen dat de moskee in de wijk Kalsdonk overlast meebracht in de vorm van verkeersoverlast en illegale handel en winkelactiviteiten, en dat het plan dus dit soort overlast zal genereren in de wijk Kortendijk. Voorts zal - in strijd met artikel 3 van de Winkeltijdenwet - overlast ontstaan door verstoring van de zondagsrust omdat de zondag voor moslims geen rustdag is.

2.10.1. Wat betreft het uitzicht vanuit de woning van [appellant sub 1], zijn privacy en zijn belangen heeft [appellant sub 1] ter zitting toegelicht dat de raad er blijkens de verbeelding vanuit is gegaan dat zich tussen zijn woning een het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" een tuin ligt van ongeveer vijf meter diep. Dat is echter niet het geval: zijn woning loopt door tot het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk", zodat ingevolge het plan direct aansluitend aan zijn achtergevel parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Dit brengt mee dat het plan zal leiden tot onaanvaardbare inkijk en overlast van parkerende moskeebezoekers ter plaatse van de slaapkamer die zich aan de achterzijde van de woning bevindt.

Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het plan op de grond achter het perceel van [appellant sub 1] zowel de aanleg van parkeerplaatsen als de aanleg van groen mogelijk maakt. Voor het mogelijk maken van parkeerplaatsen is gekozen met het oog op zorgvuldig ruimtegebruik. Dat de achtergevel van de woning van [appellant sub 1] zich op de perceelsgrens bevindt is bij de belangenafweging echter niet in aanmerking genomen.

Gelet hierop is het standpunt van de raad dat het plan, voor zover het mogelijk maakt dat de gronden direct achter het perceel van [appellant sub 1] gebruikt kunnen worden voor parkeren, voor [appellant sub 1] niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van woongenot, onvoldoende gemotiveerd. Dat, zoals de raad ter zitting heeft gesteld, het vrijhouden van strook grond achter het perceel van [appellant sub 1] enige invloed zal hebben op het aantal mogelijk te realiseren parkeerplaatsen op het terrein is daartoe onvoldoende. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in de toelichting bij het plan staat dat groenstroken zullen worden aangelegd tussen de parkeerplaatsen, zodat niet aannemelijk is dat het vrijhouden van strook grond achter het perceel van [appellant sub 1] ertoe zal leiden dat niet meer voldoende parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd.

Het beroep van [appellant sub 1] is in zoverre gegrond.

2.10.2. Wat betreft het betoog van [appellant sub 4] over zijn woongenot overweegt de Afdeling dat uit de bij het plan behorende onderzoeken genoegzaam blijkt dat hij zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de moskee dagelijks 1000 bezoekers zal trekken, nu dat bezoekersaantal slechts wordt voorzien op enkele piekdagen per jaar. Dat de onderzoeken zijn gebaseerd op onjuiste aannames over de bezoekersaantallen, heeft [appellant sub 4] niet aannemelijk gemaakt. Uit bedoelde onderzoeken blijkt voorts dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidsoverlast en een onaanvaardbare toename van verkeer. Wat betreft autoverkeer in de Kortendijksestraat geldt dit te meer omdat, zoals de raad ter zitting heeft bevestigd, de ontsluiting van de moskee niet op de Kortendijksestraat maar op de Burgemeester Schneiderlaan zal worden gerealiseerd. Het betoog faalt.

Wat betreft het betoog van de vereniging en anderen over overlast in de vorm van handel en winkelactiviteiten en strijd met de Winkeltijdenwet wordt overwogen dat de bestemming "Maatschappelijk" niet inhoudt dat detailhandelsactiviteiten mogen worden ontplooid. De raad stelt zich voorts met juistheid op het standpunt dat met het plan strijdig gebruik of gedragingen in het kader van de planprocedure niet aan de orde kunnen komen. Tegen dergelijk gebruik kan zo nodig handhavend worden opgetreden. Dit betoog faalt eveneens.

Waarde van de woningen

2.11. Wat betreft het betoog van [appellant sub 4] en [appellant sub 6] over een mogelijke waardedaling van hun woningen ten gevolge van het plan overweegt de Afdeling dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat zich een waardedaling zal voordoen en dat die waardedaling, zo die er zal zijn, niet in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro.

Klachten over de procedure

2.12. De vereniging en anderen voeren aan dat hun zienswijzen tweemaal zonder motivering door het gemeentebestuur zijn genegeerd en dat zij zich achtergesteld voelen door de voorkeursbehandeling die de Marokkaanse gemeenschap in deze procedure heeft gekregen. Er is ook geen onafhankelijke toetsing geweest tijdens de procedure en de procedure is zodanig ondemocratisch verlopen dat hij in strijd is met de Nederlandse Code Voor Goed Openbaar Bestuur van 19 juni 2009 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

[appellant sub 6] voert aan dat de omwonenden van de Kortendijksestraat door het gemeentebestuur zijn misleid omdat de gemeente, anders dan was toegezegd, eigenaar is geworden van het perceel waarop het plan betrekking heeft en omdat vragen van de bewoners over de verplaatsing van de moskee en de door de gemeente in het kader van de planprocedure gemaakte kosten niet worden beantwoord.

2.13. Ter zitting heeft de raad heeft toegelicht dat voorafgaand aan de terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan de in een gemeentelijke verordening opgenomen inspraakprocedure is gevolgd. Daarna is de in de Wro voorgeschreven procedure gevolgd. Dit is door de vereniging en anderen bevestigd. De vereniging en anderen kunnen voorts niet worden gevolgd dat hun zienswijzen zonder motivering zijn genegeerd, nu hun zienswijzen in de Nota zienswijzen gemotiveerd zijn weerlegd. Nu de wettelijke bepalingen met betrekking tot de procedure tot het vaststellen van een bestemmingsplan zijn gevolgd, vormt hetgeen de vereniging en anderen en [appellant sub 6] hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Dat de vereniging en anderen, zoals zij ter zitting hebben toegelicht, de indruk hebben dat zij voorafgaand aan de officiële procedure ten onrechte te weinig bij de planvorming zijn betrokken vormt - wat er van zij - geen grond voor een ander oordeel.

Conclusie

2.14. Het beroep van [appellant sub 2] is niet-ontvankelijk.

De beroepen van [appellant sub 1], de vereniging en anderen en [appellant sub 6] zijn gedeeltelijk gegrond. Het besluit van 12 november 2009 dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd voor zover in het plan niet is voorzien in een planregel waarin is bepaald dat het gebruik van de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" conform de bestemming alleen dan planologisch is toegestaan indien een muur van minimaal 2,5 meter hoogte wordt opgericht tussen die gronden en de plandelen met de bestemming "Wonen - 2" en "Wonen - 3". Het dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd voor zover het mogelijk maakt dat direct aansluitend aan de achtergevel van de woning van [appellant sub 1] parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd. Dit brengt mee dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd voor zover het betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk".

De beroepen van [appellant sub 1], de vereniging en anderen en [appellant sub 6] zijn voor het overige, en de beroepen van Kleijntjes en anderen en van [appellant sub 4] zijn geheel ongegrond.

2.14.1. In het belang van een finale beslechting van het geschil en gelet op het feit dat de gebreken in het besluit naar valt aan te nemen herstelbaar zijn zal de Afdeling de raad met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onder a, en vijfde lid, van de Awb opdragen om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan voor het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, en dit besluit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen.

De Afdeling wijst er op dat de voorbereiding van het nieuwe besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht behoeft te geschieden. Dit betekent in dit geval dat de raad een besluit tot vaststelling kan nemen zonder dat hieraan voorafgaand een ontwerpbestemmingsplan ter inzage behoeft te worden gelegd.

2.15. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Van bij de vereniging en anderen en [appellant sub 6] opgekomen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [appellanten sub 2] niet-ontvankelijk;

II. verklaart de beroepen van [appellanten sub 1], van de vereniging Initiatief Vereniging De Dijken en anderen en van [appellanten sub 6] gedeeltelijk gegrond;

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Roosendaal van 12 november 2009, kenmerk AO/2009-85, voor zover het betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk";

IV. draagt de raad van de gemeente Roosendaal op om binnen twaalf weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw bestemmingsplan vast te stellen voor het onder III genoemde plandeel en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;

V. verklaart de beroepen van [appellant sub 3] en anderen en van [appellant sub 4] geheel ongegrond en de beroepen van [appellanten sub 1], van de vereniging Initiatief Vereniging de Dijken en anderen en van [appellanten sub 6] voor het overige ongegrond;

VI. veroordeelt de raad van de gemeente Roosendaal tot vergoeding van bij [appellanten sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;

VII. gelast dat de raad van de gemeente Roosendaal aan [appellanten sub 1] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;

gelast dat de raad van de gemeente Roosendaal aan [appellanten sub 6] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;

gelast dat de raad van de gemeente Roosendaal aan de vereniging Initiatief Vereniging De Dijken, [6 appellanten sub 5] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Mathot
Voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2011

413.