Uitspraak 201103432/1/H1 en 201103432/2/H1


Volledige tekst

201103432/1/H1 en 201103432/2/H1.
Datum uitspraak: 22 april 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 februari 2011 in zaken nrs. 09/5169 en 09/5135 in het geding tussen:

het college van burgemeester en wethouders van Halderberge en
[wederpartij], wonend te [plaats],

en

het college van gedeputeerde staten.

1. Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2009 heeft het college van gedeputeerde staten geweigerd een verklaring van geen bezwaar te verlenen ten behoeve van het realiseren van een ruimte-voor-ruimtewoning aan de Vierschaarstraat 28-28a te Oud Gastel (hierna: het perceel).

Bij besluit van 1 september 2009 heeft het college van gedeputeerde staten de door het college van burgemeester en wethouders en [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 11 februari 2011, verzonden op 14 februari 2011, heeft de rechtbank de door het college van burgemeester en wethouders en [wederpartij] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 1 september 2009 vernietigd en bepaald dat het college van gedeputeerde staten een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college van gedeputeerde staten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 maart 2011, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft het college van gedeputeerde staten de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 april 2011, waar het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. P.M.C. van Driel-Faasen, werkzaam bij de provincie, het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. C.P. Paul en ing. R.J.L. van Heijningen Msc, beiden werkzaam bij de gemeente Halderberge, en [wederpartij], bijgestaan door mr. M.M. Breukers, zijn verschenen.

Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.

2. Overwegingen

2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.2. Het college van gedeputeerde staten betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat uit het provinciale beleid, vervat in de Paraplunota ruimtelijke ordening (hierna: de Paraplunota) en de nota "Buitengebied in Ontwikkeling" (hierna: de nota BiO), volgt dat de Vierschaarstraat in zijn geheel moet worden aangemerkt als een locatie waar ruimte-voor-ruimtekavels kunnen worden ontwikkeld.

2.3. Ingevolge paragraaf 6.2.2. van de Paraplunota, die een nadere uitwerking behelst van het provinciale beleid in de Interimstructuurvisie, geldt voor de locatie waar ruimte-voor-ruimtekavels worden ontwikkeld als planologische voorwaarde, dat de bouw van de woning uitsluitend binnen de bebouwde kom mag plaatsvinden dan wel binnen een kernrandzone of een bebouwingscluster en bovendien zoveel mogelijk dient aan te sluiten op de bestaande bebouwing. Ingevolge de Interimstructuurvisie wordt onder een bebouwingscluster verstaan: een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied.

De nota BiO biedt voor wat betreft de aanvaardbaarheid van de locatie waar een woning mag worden gerealiseerd een verruiming ten opzichte van het ruimte-voor-ruimtebeleid, in zoverre dat het op grond van deze nota ook mogelijk is een woning te bouwen in een bebouwingslint. Onder een bebouwingslint wordt in dit verband verstaan: een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties. In de nota BiO is als voorwaarde voor de toepassing van dit beleid gesteld dat het noodzakelijk is dat de gemeente vooraf een integrale visie voor het gebied en zijn omgeving opstelt, voorzien van een gedegen ruimtelijke onderbouwing, en waarin wordt aangegeven hoe een verbetering van de kwaliteit van de omgeving zal worden bereikt.

2.3.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college van gedeputeerde staten bij de toetsing van de aanvraag de Paraplunota en de nota BiO heeft mogen betrekken. Door te overwegen dat de Vierschaarstraat als bebouwingslint in zijn geheel is aan te merken als een bebouwingsconcentratie waar ruimte-voor-ruimtekavels kunnen worden ontwikkeld, heeft de rechtbank het beleid in de Paraplunota en het beleid in de nota BiO, dat een verschillend afwegingskader en verschillende randvoorwaarden kent, echter ten onrechte vermengd. De rechtbank heeft niet onderkend dat in de Paraplunota, waarin het ruimte-voor-ruimtebeleid is weergegeven, de mogelijkheid een ruimte-voor-ruimtewoning te bouwen, voor zover thans van belang, is beperkt tot een bebouwingscluster en dat de Paraplunota het bouwen van een woning in een bebouwingslint niet mogelijk maakt.

2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, overweegt de voorzitter als volgt.

2.5. Niet in geschil is dat het perceel zich niet in de bebouwde kom of in een kernrandzone bevindt. Ter zitting is de situering van het perceel aan de hand van luchtfoto's bezien. Geconstateerd is dat ter hoogte van het perceel langs de Vierschaarstraat afwisselend bebouwing en open weiden aanwezig zijn, waarbij zichtlijnen bestaan naar het achterliggende landschap. Van een vlakvormige verzameling van gebouwen is ter plaatse geen sprake. Het college van gedeputeerde staten heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een bebouwingscluster, zodat op grond van het ruimte-voor-ruimtebeleid op het perceel geen woning kan worden gebouwd.

Voor zover door het college van burgemeester en wethouders en door [wederpartij] is gesteld dat sprake is van een bebouwingslint, zodat op grond van de nota BiO aan het bouwplan medewerking kan worden verleend, wordt overwogen dat ter zitting is komen vast te staan dat de door de gemeenteraad van Halderberge vastgestelde Gebiedsvisie voor de Bebouwingsconcentraties niet door het college van gedeputeerde staten is geaccordeerd, zodat evenmin aan de toepassingsvoorwaarden van het beleid in de nota BiO wordt voldaan. Dat met de provincie op ambtelijk niveau meermalen overleg over de gemeentelijke gebiedsvisie heeft plaatsgevonden maakt dit niet anders, daargelaten dat dit overleg dateert van na het nemen van het besluit op bezwaar. Daarnaast heeft het college van gedeputeerde staten zich, gezien de luchtfoto's van de omgeving, op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse geen sprake is van een bebouwingslint met een zekere mate van concentratie van bebouwing als bedoeld in de nota BiO en dat het toevoegen van een woning op deze locatie de ruimtelijke structuur en de karakteristiek van de omgeving zal aantasten en mitsdien uit ruimtelijk oogpunt niet aanvaardbaar is. Gesteld, noch gebleken is dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die het college van gedeputeerde staten aanleiding hadden dienen te geven een uitzondering op zijn beleid te maken. Gelet op het vorenstaande heeft het college van gedeputeerde staten de weigering een verklaring van geen bezwaar te verlenen in het besluit op bezwaar terecht gehandhaafd.

2.6. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de voorzitter de beroepen tegen het besluit van 31 maart 2009 van het college van gedeputeerde staten alsnog ongegrond verklaren.

2.7. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 februari 2011 in zaken nrs. 09/5169 en 09/5135;

III. verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen ongegrond;

IV. wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.

w.g. Slump w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2011

392.