Uitspraak 201010551/3/R3


Volledige tekst

201010551/3/R3.
Datum beslissing: 23 maart 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

[verzoeker]], wonend te [woonplaats],
verzoeker,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht.

1. Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 maart 2011, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. P.J.J. van Buuren als voorzitter belast met de behandeling van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening, zaaknr. 201010551/2/R3. Voorts heeft hij bij die brief verzocht om wraking van staatsraad mr. J.E.M. Polak, voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak.

De staatsraden hebben niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft op 22 maart 2011 het verzoek ter openbare zitting aan de orde gesteld, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. P.J. de Bruin, advocaat te Rotterdam, is gehoord. De staatsraden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, dient het verzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden.

Ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Wet op de Raad van State zijn deze artikelen van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling beroep wordt ingesteld.

2.2. Ter zitting van 16 februari 2011 heeft staatsraad Van Buuren een verzoek van [verzoeker] om het treffen van een voorlopige voorziening behandeld. Bij brief van 17 februari 2011 heeft [verzoeker] naar aanleiding van de behandeling ter zitting een klacht ingediend. Bij brief van 28 februari 2011 heeft staatsraad Polak, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, gereageerd op de ingediende klacht. De gronden van het wrakingsverzoek betreffen in de eerste plaats de reactie op de klacht, met welke reactie verzoeker zich niet kan verenigen. Gelet op de aanhef van het verzoek en de ter zitting daarop gegeven toelichting betreft het verzoek tevens Staatsraad Van Buuren.

2.3. Voor zover het verzoek zich richt tegen staatsraad Polak dient het buiten behandeling te worden gelaten, reeds omdat staatsraad Polak niet is belast met de behandeling van de zaak. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het behandelen van een klacht niet kan worden gelijkgesteld met het behandelen van een zaak, als bedoeld in artikel 8:15 van de Awb.

2.4. De ten aanzien van staatsraad Van Buuren gestelde feiten en omstandigheden betreffen de wijze waarop de staatsraad het verzoek van [verzoeker] om een voorlopige voorziening ter zitting van 16 februari 2011 heeft behandeld. Het verzoek om wraking is echter eerst ingediend twee weken na de zitting waarop de gestelde feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan. Uit de klachtbrief van 17 februari 2011 blijkt dat het niet eerder indienen van een wrakingsverzoek een bewuste keuze van verzoeker is geweest. Aldus is niet voldaan aan artikel 8:16, eerste lid, van de Awb, met welke bepaling wordt beoogd te voorkomen dat door de indiening van een verzoek om wraking de goede voortgang van de procedure onredelijk wordt vertraagd. Ook anderszins bevat het wrakingsverzoek, zoals ter zitting van de wrakingskamer nader toegelicht, geen feiten of omstandigheden, die [verzoeker] niet eerder bekend hadden kunnen zijn en derhalve eerder hadden kunnen en moeten worden aangevoerd. Reeds omdat het verzoek niet aan het in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb gestelde vereiste voldoet en aan een inhoudelijke behandeling ervan mitsdien niet wordt toegekomen, bestaat geen aanleiding over te gaan tot ambtshalve vervallenverklaring van de uitspraak op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening.

2.5. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om wraking, voor zover niet buiten behandeling gelaten, te worden afgewezen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek, voor zover niet buiten behandeling gelaten, af.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2011

392.