Uitspraak 201707354/1/R6


Volledige tekst

201707354/1/R6.
Datum uitspraak: 2 mei 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

de raad van de gemeente Urk,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Schokkerhoek" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2018, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, rechtsbijstandverlener te Baarle-Nassau, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. de Snoo, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door L. Schraal, mr. I.M. Westhoff en ir. A.W. Bekker, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Dit plan is vastgesteld om nieuwe woningen te kunnen realiseren. In de huidige situatie worden de gronden ter plaatse van het plangebied vooral gebruikt voor agrarische doeleinden. Ook staan er enkele woningen. Het oppervlak van het plangebied is ongeveer 85 hectare. Op de gronden met de bestemming "Wonen - 1" is bij recht voorzien in woningbouw. Ook voorziet het plan in de ontwikkeling van 345 nieuwe woningen ter plaatse van de plandelen met de bestemming "Wonen - Uit te werken 1". Aan een ander gedeelte van het plangebied is de bestemming "Wonen - Uit te werken 2" toegekend, waarmee in nog eens 125 woningen is voorzien. [appellant] exploiteert een fruitteelt- en akkerbouwbedrijf op het perceel [locatie] te Tollebeek, gemeente Noordoostpolder, dat grenst aan het noordoostelijke deel van het plangebied. [appellant] kan zich niet verenigen met de bestemmingen "Wonen - 1", "Wonen - Uit te werken 1" en "Wonen - Uit te werken 2". Hij vreest voor onaanvaardbare belemmeringen van zijn bedrijfsvoering als gevolg van de toegestane woningen.

Ingetrokken beroepsgrond

2. Ter zitting heeft [appellant] de beroepsgrond dat zijn zienswijze ten onrechte gedeeltelijk niet is beantwoord, ingetrokken.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Wettelijke bepalingen en planregels

4. De relevante wettelijke bepalingen en planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Beroepsgronden

Belemmering van de bestaande bedrijfsvoering

5. [appellant] betoogt dat het plan ten onrechte leidt tot belemmeringen voor de bestaande bedrijfsvoering. Hij voert aan dat onvoldoende is onderzocht of ter plaatse van de woonbestemmingen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dit verband voert [appellant] aan dat de raad ten onrechte de spuitzone van 50 m rondom zijn bedrijf niet in acht heeft genomen. Ook voert [appellant] aan dat sprake zou zijn van een betere ruimtelijke ordening als tussen de woonbestemmingen en zijn gronden een bufferzone zou worden gerealiseerd waar niet-gevoelige functies worden voorzien.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de afstand tussen het fruitteelt- en akkerbouwbedrijf van [appellant] en de voorziene woningen als in acht te nemen spuitzone aanvaardbaar is. Hij wijst in dit verband naar het rapport "Onderbouwing spuitzone bestemmingsplan Schokkerhoek", van 21 februari 2017, opgesteld door de Omgevingsjurist (hierna: rapport spuitzone). De raad betoogt verder dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de plandelen met de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 1" en "Wonen - Uit te werken 2" voldoende is geborgd vanwege de regels die in acht moeten worden genomen in het kader van het uitwerkingsplan.

Belemmering van de bestaande bedrijfsvoering door de bestemmingen die woningbouw bij recht toestaan

5.2. Er zijn zeven plandelen met de bestemming "Wonen - 1" die evenwijdig liggen aan het perceel van [appellant]. Aan de meest noordelijke zes plandelen is gedeeltelijk de aanduiding "milieuzone - gewasbeschermingsgevoelige functies" toegekend. De afstand tussen de meest noordelijke twee plandelen, de vierde en zesde meest noordelijke plandelen met de bestemming "Wonen - 1" zonder de aanduiding "milieuzone - gewasbeschermingsgevoelige functies" en het perceel van [appellant] is ongeveer 26 m. Aan de derde en vijfde meest noordelijke plandelen met de bestemming "Wonen - 1" is de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - haag" toegekend. De afstand tussen deze plandelen met de bestemming "Wonen - 1" zonder de aanduiding "milieuzone - gewasbeschermingsgevoelige functies" en het perceel van [appellant] is ongeveer 12 m. Aan het meest zuidoostelijke plandeel met de bestemming "Wonen - 1" zijn de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - 2" en "specifieke bouwaanduiding - haag" toegekend. Tussen dit plandeel en het perceel van [appellant] ligt een plandeel met de bestemming "Groen - 1". De afstand tussen het meest zuidoostelijke plandeel met de bestemming "Wonen - 1" en het perceel van [appellant] is ongeveer 20 m.

5.3. Het perceel van [appellant] is opgenomen in de beheersverordening "Landelijk gebied", vastgesteld door de raad van de gemeente Noordoostpolder bij besluit van 21 maart 2016 (hierna: Beheersverordening).

5.4. In het rapport spuitzone staat dat vanwege mogelijk vrijkomende drift bij het bespuiten van fruitbomen in de bestemmingsplanpraktijk een vuistregel wordt gehanteerd om een afstand van 50 m aan te houden tussen een fruitboomgaard en een gevoelige bestemming. Een kortere afstand is echter mogelijk, als er een deugdelijke motivering voor is. Vanwege de planologisch-juridische mogelijkheid voor fruitteelt wordt uitgegaan van het meest intensieve gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de fruitteelt: de teelt van appels en peren. Dit is het "worst case" scenario. De kortste afstand tussen de uiterste grens van de bestemmingsvlakken "Wonen" en het perceel van [appellant] is 7,5 m. Deze afstand is gelet op de veiligheidsafstanden volgens het rapport onvoldoende in het kader van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De afstand van 20 m - tussen één van de bestemmingsvlakken met de bestemming "Wonen - 1" en het perceel van [appellant] - is evenmin voldoende in het kader van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het rapport spuitzone staat verder een tabel waarin de drift als percentage van de dosering bij gebruik van een standaardveldspuit (niet driftreducerend) is uitgezet tegen de afstand. De tabel laat zien dat de drift afneemt naarmate de afstand toeneemt. Vanaf 26 m - gemeten vanaf de laatste bomenrij - wordt nagenoeg de nullijn bereikt. Indien een haag wordt gerealiseerd aan de rand van het woonperceel, is 5 m tussen het agrarische perceel en de woonpercelen volgens het rapport wel een veilige afstand. Dit is zowel het geval bij een dubbele - niet in de winter groenblijvende haag - of een in de winter groenblijvende haag met een minimale hoogte van 3 m.

5.5. De Afdeling stelt vast dat ter plaatse van het perceel van [appellant] fruitteelt is toegestaan.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in rechtsoverweging 2.7.1 in haar uitspraak van 23 september 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ8308 is het in het algemeen niet onredelijk om als vuistregel te hanteren dat een afstand van 50 m wordt aangehouden tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid in de fruitsector waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Vermindering van de afstand van 50 m kan aanvaardbaar zijn vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval en na afweging van alle betrokken belangen.

Ten behoeve van het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de gronden van [appellant] voor de voorziene gevoelige woonfuncties. In dat onderzoek wordt onderbouwd waarom een smallere spuitzone kan worden aangehouden dan 50 m. Voor zover [appellant] aanvoert dat in het rapport spuitzone op de millimeter nauwkeurig is berekend dat de genoemde afstanden aanvaardbaar zijn, overweegt de Afdeling dat dit niet betekent dat niet tot die conclusies kon worden gekomen of dat deze onjuist zijn. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een afstand van 26 m of meer tussen het perceel van [appellant] en een bestemming die een gevoelige functie toestaat, aanvaardbaar heeft kunnen achten. Ook ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een afstand van minimaal 5 m tussen het agrarische perceel en de plandelen die een gevoelige functie toestaan aanvaardbaar heeft kunnen achten indien aan de rand van de desbetreffende woonpercelen een haag wordt aangelegd die voldoet aan de voorwaarden van het rapport spuitzone.

De afstand tussen de meest noordelijke twee plandelen, het vierde en zesde meest noordelijke plandeel met de bestemming "Wonen - 1" zonder de aanduiding "milieuzone - gewasbeschermingsgevoelige functies" en het perceel van [appellant] is ongeveer 26 m. Gelet op deze afstand heeft de raad voor die plandelen het woon- en leefklimaat ter plaatse aanvaardbaar kunnen achten. Gelet daarop is in zoverre niet aannemelijk dat het plan zal leiden tot belemmeringen voor de bestaande bedrijfsvoering van [appellant].

Aan de derde en vijfde meest noordelijke plandelen met de bestemming "Wonen - 1" en het meest zuidoostelijke plandeel met de bestemming "Wonen - 1" is de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - haag" onderscheidenlijk de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - 2" en "specifieke bouwaanduiding - haag" toegekend. Tussen het meest zuidoostelijke plandeel en het perceel van [appellant] ligt een plandeel met de bestemming "Groen - 1". Ingevolge artikel 13, lid 13.2.1, onder l en m, van de planregels moet ter plaatse een in de winter groenblijvende en bladdragende haag met een minimale hoogte van 3 m worden aangebracht en in stand gehouden alvorens de realisatie van woningen op de desbetreffende bouwpercelen is toegestaan. De afstand tussen deze plandelen en het perceel van [appellant] is minimaal 12 m. Gelet op de voorwaardelijke verplichtingen om een haag te realiseren en de hiervoor genoemde afstand, heeft de raad voor deze plandelen het woon- en leefklimaat ter plaatse aanvaardbaar kunnen achten. Gelet daarop is niet aannemelijk dat het plan zal leiden tot belemmeringen voor de bestaande bedrijfsvoering van [appellant].

Het betoog faalt.

Belemmering van de bestaande bedrijfsvoering door de uit te werken bestemmingen die woningbouw toestaan

5.6. Het perceel van [appellant] grenst aan plandelen met de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 1" en "Wonen - Uit te werken 2".

5.7. In paragraaf 4.11 van de plantoelichting staat dat in de uitwerkingsregels is bepaald dat bij het opstellen van het uitwerkingsplan de afstand van 26 m in acht moet worden genomen, waarbij onder de genoemde voorwaarden kan worden afgeweken van die afstand. Op deze wijze is er sprake van een goede ruimtelijke ordening. De kwaliteit van de fysieke leefomgeving is hiermee geborgd. De spuitzone is geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

5.8. De Afdeling stelt vast dat de afstand tussen de plandelen met de bestemmingen "Wonen - uit te werken 1" en "Wonen - uit te werken 2" en het perceel van [appellant] vrijwel 0 m is. Onder 5.5 heeft de Afdeling al overwogen dat de raad in redelijkheid een afstand van 26 m of meer tussen het perceel van [appellant] en een bestemming die een gevoelige functie toestaat, aanvaardbaar heeft kunnen achten. In de artikelen 16, lid 16.2.1, onder k, onderscheidenlijk 17, lid 17.2.1, onder k, van de planregels staat dat in beginsel tussen percelen met milieugevoelige functies en de agrarische percelen aan de oostkant en zuidkant van het plangebied waar planologisch fruitteelt is toegestaan, een afstand van ten minste 26 m moet worden aangehouden. In dit verband heeft de raad ter zitting toegelicht dat alleen een kortere afstand mag worden aangehouden tussen een milieugevoelige functie en het perceel van [appellant], indien wordt aangetoond dat dit de bedrijfsvoering van [appellant] niet negatief beïnvloedt. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat [appellant] niet in zijn bestaande bedrijfsvoering wordt belemmerd door de verwezenlijking van de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 1" en "Wonen - Uit te werken 2".

Het betoog faalt.

Bufferzone

5.9. Zoals reeds onder 5.5 en 5.8 is overwogen, heeft de raad in redelijkheid de afstanden kunnen aanhouden tussen de gronden van [appellant] en de plandelen die een woonbestemming toestaan. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om te voorzien in een bufferzone tussen de gronden van [appellant] en de plandelen met een woonbestemming waar niet-gevoelige functies worden voorzien.

Het betoog faalt.

Houden van dieren ter plaatse van de gronden van [appellant]

6. Verder betoogt [appellant] dat de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 1" en "Wonen - Uit te werken 2" ten onrechte woonpercelen mogelijk maken die te dicht bij zijn perceel kunnen worden gerealiseerd. In dit verband voert hij aan dat de raad bij het bepalen van de afstand die tussen het bedrijf van [appellant] en de voorziene woonpercelen moet worden aangehouden, er ten onrechte van is uitgegaan dat zijn bedrijf kan worden aangemerkt als een bedrijf in milieucategorie 2. [appellant] licht toe dat hij nu weliswaar een akkerbouwbedrijf exploiteert, maar dat het ter plaatse van zijn perceel planologisch is toegestaan om dieren te houden. Om die reden had de raad zijn bedrijf moeten aanmerken als een bedrijf in milieucategorie 3.2. Ook heeft de raad ten onrechte geen rekening gehouden met de afstandsnorm van 100 m gerekend vanaf zijn perceelgrens, aldus [appellant].

6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het houden van vee ter plaatse van de gronden van [appellant] als dit al mogelijk is, slechts in beperkte mate kan plaatsvinden en niet onaanvaardbaar wordt beperkt door dit plan. In dit verband wijst hij op de notitie "Bedrijven- en milieuzonering gebiedsontwikkeling Schokkerhoek in Urk" van 1 maart 2016, opgesteld door Tauw (hierna: notitie bedrijven en milieuzonering) en de notitie "Technische beoordeling van het beroepschrift tegen het bestemmingsplan Schokkerhoek in Urk" van 22 januari 2018, opgesteld door Tauw (hierna: aanvullende notitie).

6.2. In de notitie bedrijven en milieuzonering staat dat voor agrarische veehouderijen de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv) geldt. Deze wet maakt onderscheid tussen dieren met én dieren zonder geuremissiefactor. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden vaste afstanden binnen en buiten de bebouwde kom. Voor de overige bedrijven is de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) gehanteerd. Alle agrarische bedrijven zijn in deze lijst als categorie 2 bestempeld. Op figuur 5.1 in de notitie bedrijven en milieuzonering is te zien dat het bedrijf van [appellant] is aangemerkt als bedrijf in categorie 2.

6.3. In de aanvullende notitie staat dat in de notitie bedrijven en milieuzonering geen rekening is gehouden met het houden van vee ter plaatse van de gronden van [appellant], omdat de omvang van de gronden van [appellant] 22 hectare is en dit te klein is om vee te houden als primaire bron van inkomsten. In de aanvullende notitie is bezien wat de gevolgen zijn van het plan indien [appellant] op zijn perceel een kleine melkveehouderij zou exploiteren waar 66 melkkoeien worden gehouden. Voor dergelijke dieren geldt ingevolge de Wgv een vaste afstand van 50 m indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen. De afstand tussen de bestaande bedrijfsgebouwen van [appellant] en de naastgelegen zes voormalige arbeiderswoningen is iets meer dan 50 m. Als het plan wordt gerealiseerd dan moet een vaste afstand van 100 m worden aangehouden, omdat de geurgevoelige objecten die het plan toestaat binnen de bebouwde kom liggen. In dat geval kan niet aan de richtafstand worden voldaan, omdat de uit te werken bestemming aan het perceel van [appellant] grenst. Voor deze situatie zijn uitwerkingsregels opgenomen die de bedrijfsvoering van [appellant] beschermen.

6.4. De Afdeling stelt vast dat het ter plaatse van de gronden van [appellant] planologisch is toegestaan om een veehouderij te exploiteren. [appellant] heeft ter zitting toegelicht dat het denkbaar is dat hij een veehouderij gaat exploiteren, omdat hij een naastgelegen perceel met een omvang van 11 hectare pacht. Dit komt de Afdeling niet onaannemelijk voor. [appellant] betoogt dus terecht dat in de notitie bedrijven en milieuzonering er ten onrechte van is uitgegaan dat het bedrijf van [appellant] is aangemerkt als bedrijf in categorie 2. In de aanvullende notitie is onderzocht of aan de afstanden uit de Wgv kan worden voldaan indien [appellant] dieren zou houden. Hierin staat dat als gevolg van het plan woningen kunnen worden voorzien binnen de voorgeschreven afstand van 100 m uit de Wgv. Het realiseren van woningen binnen die afstand brengt niet rechtstreeks met zich dat [appellant] geen of minder dieren mag houden ter plaatse van zijn gronden. Ook hoeft op grond van de planregels bij het uitwerken van de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 1" en "Wonen - Uit te werken 2" geen rekening te worden gehouden met de planologische mogelijkheden om dieren te houden ter plaatse van de gronden van [appellant]. Het voorgaande betekent dat woningen kunnen worden gerealiseerd binnen 100 m vanaf het bouwblok op het perceel van [appellant], terwijl het ter plaatse van de gronden van [appellant] planologisch blijft toegestaan om dieren te houden. Gelet hierop is het besluit voor zover de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 1" en "Wonen - Uit te werken 2" binnen een afstand van 100 m vanaf het bouwblok van [appellant] zijn toegekend, genomen in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

Het betoog slaagt.

Overige beroepsgronden

7. [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van zijn zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift en ook ter zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Het betoog faalt.

Conclusie

8. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan, voor zover de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 1" en "Wonen - Uit te werken 2" binnen een afstand van 100 m vanaf het bouwblok van [appellant] zijn toegekend, is vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Urk van 29 juni 2017 waarbij het bestemmingsplan "Schokkerhoek" is vastgesteld, voor zover het betreft de plandelen met de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 1" en "Wonen - Uit te werken 2" binnen een afstand van 100 m vanaf het bouwblok van [appellant];

III. veroordeelt de raad van de gemeente Urk tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Urk aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W.A.M.M. Delauw, griffier.

w.g. Uylenburg w.g. Delauw
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2018

812.


BIJLAGE

* Bij rechtsoverweging 5.5

Planregels

Bestemming "Wonen - 1"

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen; […]

d. ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - gewasbeschermingsgevoelige functies' zijn voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies niet toegestaan.

13.2 Bouwregels

13.2.1 Woningen

Voor het bouwen van de woningen gelden de volgende regels:

l. ter plaatse van de aanduiding ‘haag’ is de realisatie van een woning op het bouwperceel slechts toegestaan indien een in de winter groenblijvende en bladdragende haag met een minimale hoogte van 3 m wordt aangebracht en in stand wordt gehouden.

m. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 2’ is de realisatie van een woning op het bouwperceel slechts toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding ‘haag’ op gronden met de bestemming ‘Groen - 1’ een in de winter groenblijvende en bladdragende haag met een minimale hoogte van 3 m wordt aangebracht en in stand wordt gehouden.

Beheersverordening Landelijk gebied

Artikel 2 Algemene bouw- en gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden de volgende regels:

8. de regeling, zoals is opgenomen in bijlage 15 Planteksten Landelijk gebied 2004 en de daarbij behorende kaart, zoals is opgenomen in bijlage 16 Verbeelding Landelijk gebied 2004 […].

Aan het plandeel ter plaatse van het perceel van [appellant] was in het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2004" de bestemming "Agrarisch gebied" toegekend.

Bestemmingsplan "Landelijk gebied 2004"

Artikel 5 Agrarisch gebied

Doeleinden

1. De op de plankaart als "Agrarisch gebied" aangewezen gronden, zijn

bestemd voor:

a. agrarische bedrijvigheid:

− in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf,

[…].

* Bij rechtsoverweging 5.8

Planregels

Bestemming "Wonen - Uit te werken 1"

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen; […]

16.2 Uitwerkingsregels

16.2.1 Algemeen

Het bevoegd gezag werkt de in artikel 16.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

[…]

k. tussen percelen met milieugevoelige functies en de agrarische percelen aan de oostkant en zuidkant van het plangebied waar planologisch fruitteelt is toegestaan dient een afstand van ten minste 26 meter te worden aangehouden. Een kortere afstand is toegestaan wanneer wordt aangetoond dat er ter plaatse van de percelen van de milieugevoelige functies sprake is van een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering inzake de agrarische percelen niet negatief wordt beïnvloed.

Bestemming "Wonen - Uit te werken 2"

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor

a. wonen; […]

17.2 Uitwerkingsregels

Het bevoegd gezag werkt de in artikel 17.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

k. tussen percelen met milieugevoelige functies en de agrarische percelen aan de oostkant en zuidkant van het plangebied waar planologisch fruitteelt is toegestaan dient een afstand van ten minste 26 meter te worden aangehouden. Een kortere afstand is toegestaan wanneer wordt aangetoond dat er ter plaatse van de percelen van de milieugevoelige functies sprake is van een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering inzake de agrarische percelen niet negatief wordt beïnvloed.

* Bij rechtsoverweging 6.4

Planregels

Bestemming "Wonen - Uit te werken 1"

16.2.1 Algemeen

Het bevoegd gezag werkt de in artikel 16.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

[…]

l. de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven in de omgeving van het plangebied mogen niet onevenredig worden beïnvloed; […].

Bestemming "Wonen - Uit te werken 2"

17.2 Uitwerkingsregels

Het bevoegd gezag werkt de in artikel 17.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

[…]

l. de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven in de omgeving van het plangebied mogen niet onevenredig worden beïnvloed; […].

Bestemmingsplan "Landelijk gebied 2004"

Artikel 5 Agrarisch gebied

Doeleinden

1. De op de plankaart als "Agrarisch gebied" aangewezen gronden, zijn

bestemd voor:

a. agrarische bedrijvigheid:

− in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf,

− in de vorm van een intensieve veehouderij, uitsluitend binnen bebouwingsvlakken waarin op de plankaart de aanduiding "intensieve veehouderij toegestaan" voorkomt, […].

Toegestane bouwwerken

5. Binnen elk op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak op de gronden als bedoeld in lid 1, mag uitsluitend worden gebouwd de bij een agrarisch bedrijf behorende bebouwing. […]

Wet geurhinder en veehouderij

Artikel 4

1. De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt:

a. ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen […].