Uitspraak 201704482/1/R3


Volledige tekst

201704482/1/R3.
Datum uitspraak: 5 februari 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

de raad van de gemeente de Fryske Marren,
verweerder.

Openbare zitting gehouden op 5 februari 2018 om 14:00 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder voorzitter

griffier: mr. R.R. Jacobs

Verschenen:
[appellant];
De raad, vertegenwoordigd door P. Loonstra.

De Afdeling
I. verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen;
II. gelast dat de raad van de gemeente de Fryske Marren aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.

Daartoe wordt als volgt overwogen.

Deze zaak is bij de Afdeling aanhangig gemaakt doordat de gemeente De Fryske Marren de brief van [appellant] aan de gemeente van 18 mei 2017 heeft doorgestuurd. Men ging ervan uit dat de brief een beroepschrift was tegen het besluit van de raad tot vaststelling van het bestemmingsplan "Lemmer - Straatweg, Lemmer Noord en Plattedijk".

Uit de tekst van de brief blijkt echter dat de bezwaren van [appellant] niet zijn gericht tegen dit bestemmingsplan, maar tegen de beslissing van de raad in de brief van 15 mei 2017 over de voorwaarden voor een toekomstige herontwikkeling van het perceel van [appellant], te weten het stellen van een termijn van drie jaar. Volgens [appellant] zijn die voorwaarden in strijd met eerder gemaakte afspraken. Hij spreekt van "contractbreuk". Hierdoor is duidelijk dat de bezwaren van [appellant] niet zijn gericht tegen het bestemmingsplan en ook niet anderszins tegen een schriftelijke beslissing van de raad inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, oftewel een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de Afdeling als bestuursrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep.

Over de rechtmatigheid van het standpunt van de raad in de brief van 15 mei 2017 kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingediend. Om misverstanden te voorkomen: als de raad in de toekomst een besluit neemt omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan en [appellant] daartegen bij de Afdeling beroep instelt omdat hij het met de inhoud van dat besluit niet eens is, dan kan hij in dat verband uiteraard een beroep doen op eerder gemaakte afspraken. Het gaat dan immers om de rechtmatigheid van een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan en niet om de rechtmatigheid van het standpunt van de raad als zodanig.

Omdat de gemeente de brief van [appellant] ten onrechte aan de Afdeling heeft doorgestuurd, zal de Afdeling gelasten dat de raad aan [appellant] het betaalde griffierecht vergoedt.

w.g. Daalder w.g. Jacobs
lid van de enkelvoudige kamer griffier

717.