Uitspraak 201707489/1/A3


Volledige tekst

201707489/1/A3.
Datum uitspraak: 24 januari 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de minister van Economische Zaken, thans: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 augustus 2017 in zaak nr. 16/5884 in het geding tussen:

de Stichting TegenWind(molens) Netterden en omstreken, gevestigd te Netterden, gemeente Oude IJsselstreek,

en

de staatssecretaris van Economische Zaken.

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2016 heeft de staatssecretaris aan Windpark Den Tol Exploitatie B.V. voor dertien diersoorten ontheffing verleend van het verbod om die dieren te doden en te verwonden.

Bij besluit van 26 augustus 2016 heeft de staatssecretaris het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 7 augustus 2017 heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 26 augustus 2016 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.

De Stichting heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak, tezamen met zaak nr. 201707490/1/A3, ter zitting behandeld op 20 december 2017, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. W.L.C. Rijk, en de Stichting, vertegenwoordigd door mr. J. van de Riet, advocaat te Utrecht, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Windpark Den Tol Exploitatie B.V., vertegenwoordigd door F.J.M. Simmes en A.S. Braam, bijgestaan door mr. W.G.B. van de Ven, advocaat te Den Bosch, gehoord.

Overwegingen

1. Windpark Den Tol Exploitatie B.V. wil een windmolenpark bouwen in Netterden. Op 24 februari 2014 heeft zij voor een aantal vogel- en vleermuissoorten ontheffing gevraagd van het in artikel 9 van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) vervatte verbod om dieren te doden en verwonden. Uit het bij de aanvraag gevoegde rapport Effecten en maatregelen beschermde soorten windpark Den Tol van 24 februari 2014, opgesteld door Bureau Waardenburg, is vermeld dat voor het totale windpark indien tien windturbines worden gebouwd het totale aantal slachtoffers van vleermuizen door aanvaring wordt geschat op 10 tot 20 per jaar. Voor vogels wordt dat geschat op ongeveer 200 per jaar. Bij het besluit van 17 maart 2016 heeft de staatssecretaris voor het voorziene windpark met negen windturbines voor dertien diersoorten ontheffing verleend van het verbod om dieren te doden en te verwonden.

Bij het besluit van 26 augustus 2016 heeft de staatssecretaris het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de Stichting volgens de staatssecretaris geen belanghebbende is. Volgens de staatssecretaris zijn de doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden van de Stichting onvoldoende specifiek.

2. De rechtbank heeft overwogen dat de Stichting mede in het bijzonder de collectieve belangen van de bewoners van Oude IJsselstreek en omgeving behartigt. Het betreft derhalve een bundeling van rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen en de feitelijke werkzaamheden kunnen besloten worden geacht in de aldus tot stand gebrachte bundeling van belangen. De Stichting is derhalve belanghebbende en de staatssecretaris heeft het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, aldus de rechtbank.

3. In de door haar in hoger beroep ingediende schriftelijke uiteenzetting voert de Stichting aan dat het door de minister ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de Crisis- en herstelwet op deze procedure van toepassing is en de minister niet binnen de termijn voor het instellen van hoger beroep gronden heeft ingediend.

3.1. In het hogerberoepschrift van 15 september 2017, dat binnen de termijn voor het instellen van hoger beroep is ingediend, heeft de minister betoogd dat de rechtbank haar uitspraak heeft gebaseerd op een onjuiste uitleg van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Hiermee heeft de minister binnen de hogerberoepstermijn een hogerberoepsgrond aangevoerd. Reeds daarom is het hoger beroep van de minister ontvankelijk. De door de minister ingediende aanvullende motivering van 11 oktober 2017 bevat argumenten ter onderbouwing van de voormelde hogerberoepsgrond. Er bestaat dan ook geen aanleiding die buiten beschouwing te laten.

4. De minister betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de Stichting belanghebbende is bij het besluit van 17 maart 2016. Daartoe voert hij aan dat de statutaire doelstellingen van de Stichting dermate ruim zijn dat procederen tegen op grond van de Ffw verleende ontheffing niet een belang is dat de Stichting in het bijzonder behartigt. De feitelijke werkzaamheden van de Stichting zijn onvoldoende recent en specifiek. Voorts brengt de Stichting volgens de minister niet een bundeling van rechtstreeks betrokken individuele belangen tot stand, nu de individuele omwonenden niet rechtstreeks in hun belangen worden getroffen.

4.1. Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt:

"Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."

Het derde lid luidt:

"Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen."

4.2. Volgens artikel 2, eerste lid, van de statuten van de Stichting heeft zij ten doel:

"a. het verbeteren en behouden van de leefbaarheid, veiligheid en een goed woon- en leefklimaat in de gemeente Oude IJsselstreek en directe omgeving;

b. het verbeteren en behouden van de kernen in de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving, waaronder ook begrepen de flora en fauna, de lucht, de bodem, het water en de gezondheid van de mensen en een goede ruimtelijke ordening."

Volgens het tweede lid tracht de Stichting dit doel onder meer te bereiken door:

"a. het kritisch volgen, toetsen en zo nodig met bestuurlijke en juridische middelen verhinderen van alle plannen tot realisatie van windmolens in de gemeente Oude IJsselstreek en omliggende gemeenten, alsmede het verstrekken en verzorgen van inlichting en publiciteit hierover;

b. het daarmee in verband houdende behartigen van de collectieve en individuele belangen van de bewoners van de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving, door het houden van enquêtes, door het schrijven van gezamenlijke brieven, het participeren bij voorlichtings- en inspraakavonden, het verstrekken van raad en advies aan individueel belanghebbenden, het optreden als woordvoerder van belanghebbenden en het participeren bij en proberen te beïnvloeden van besluitvormingsprocedures;

c. het in rechte opkomen voor deze (individuele en collectieve) belangen van de bewoners van de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving daarvan;

d. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn."

4.3. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de totstandkomingsgeschiedenis (Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, blz. 32-35) veilig willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbende kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij het besluit rechtstreeks is betrokken.

4.4. Uit de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2018:168, blijkt dat de belangen van omwonenden die op een afstand van 500 tot 1640 meter tot de voor hen dichtstbijzijnde voorziene windturbine wonen niet rechtstreeks bij het besluit van 17 maart 2016, waarbij voor Windpark Den Tol ontheffing van artikel 9 van de Ffw is verleend, zijn betrokken. Niet is gebleken dat de Stichting belangen behartigt van omwonenden die op kortere afstand van de voorziene windturbines wonen. De minister voert derhalve terecht aan dat de Stichting niet een bundeling van rechtstreeks bij het besluit van 17 maart 2016 betrokken individuele belangen tot stand brengt.

4.5. Uit de statuten van de Stichting blijkt dat zij tot doel heeft het verbeteren en behouden van de kernen in de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving, waaronder ook begrepen de flora en fauna. Nu windpark Den Tol is voorzien in de gemeente Oude IJsselstreek en in de directe omgeving van de in die gemeente gelegen kern Netterden, ligt het windpark ten behoeve waarvan de ontheffing is verleend binnen de in de statuten van de Stichting opgenomen territoriale begrenzing. Het verbeteren en behouden van de flora en fauna in de directe omgeving van de kern Netterden is een doelstelling die is gericht op het behartigen van algemene belangen als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Niet is vereist dat de statuten vermelden dat wordt opgekomen voor specifieke dieren (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV5108).

In een brief van 13 mei 2016 heeft de Stichting haar feitelijke werkzaamheden toegelicht. Zij heeft vermeld dat sinds de oprichting in 2011 personen die bij de stichting zijn aangesloten op de hoogte worden gehouden door het verspreiden van nieuwsbrieven. Voorts zijn aan de omwonenden van het plangebied Windpark Den Tol 33 brieven verzonden ter informatie en om publiciteit te creëren, waarin aan de gevolgen voor flora en fauna aandacht is besteed. Verder is in de brief vermeld dat de Stichting voorafgaand aan besluitvorming over het bestemmingsplan dat in realisatie van het windpark voorziet gesprekken heeft gevoerd met politieke partijen en gemeenteraadsfracties, heeft geparticipeerd in door de initiatiefnemers van het windpark georganiseerde voorlichtings- en inspraakavonden, met omwonenden heeft geprotesteerd tegen de komst van het windpark, pamfletten heeft verspreid en vier protestborden heeft geplaatst. De Stichting heeft ook een opruimactie georganiseerd in en nabij het plangebied van het voorziene windpark. Voorts is in de brief vermeld dat de Stichting reacties heeft ingediend op de structuurvisie Windenergie op Land en op de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening van de Provincie Gelderland. In een brief van 18 december 2017 heeft de Stichting toegelicht dat in 2017 in samenwerking met de vogelwerkgroep Oude IJsselstreek een midwintertelling van watervogels is uitgevoerd en overleg met een andere stichting is gevoerd over ontwikkelingen in de gemeente Oude IJsselstreek in relatie tot flora en fauna. Verder is de Stichting betrokken geweest bij het indienen van een zienswijze over het Ontwerp Actualisatieplan Omgevingsvisie en Omgevingsverordening, waarbij is ingegaan op de waarde voor vogels van zandwinplassen in de gemeente Oude IJsselstreek. Naar het oordeel van de Afdeling zijn deze feitelijke werkzaamheden voldoende recent en specifiek.

Gelet op de doelstelling van de Stichting en haar feitelijke werkzaamheden, behartigt de Stichting een rechtstreeks bij het besluit van 17 maart 2016 betrokken belang in het bijzonder. De rechtbank heeft terecht, zij het op onjuiste gronden, overwogen dat de Stichting belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is.

Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust. De minister dient thans alsnog inhoudelijk op de bezwaren van de Stichting te beslissen.

6. De minister dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. veroordeelt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot vergoeding van bij de Stichting TegenWind(molens) Netterden en omstreken in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1002 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. bepaalt dat van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een griffierecht van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Noordhoek, griffier.

w.g. Borman w.g. Noordhoek
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2018

819.