Uitspraak 200607758/2


Volledige tekst

200607758/2.
Datum uitspraak: 6 december 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoekers], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak nos. 06/1776 EN 06/1777 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 15 september 2006 in het geding tussen:

verzoekers

en

de raad der Gemeente Bronckhorst.

1. Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2005 heeft de raad der Gemeente Bronckhorst (hierna: de raad) voor de percelen, gelegen aan/nabij de Wassinkbrinkweg-hoek Kruisbergseweg te Zelhem een voorbereidingsbesluit genomen om vrijstelling te kunnen verlenen voor de vestiging van een groenrecyclingbedrijf.

Bij besluit van 22 juni 2006 heeft de raad het door verzoekers daartegen gemaakte bezwaar, voor zover ontvankelijk, ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 september 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 24 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 24 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 november 2006, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. F.J.M. Wolbers, advocaat te Arnhem, en de raad, vertegenwoordigd door mr. G.H. Knoef-Vruggink en J. Niewold, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], als belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te Rosmalen, en [directeur], daar gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Vooropgesteld wordt dat de vraag of een aantal omwonenden ten onrechte niet en een aantal wel als belanghebbende bij het primaire besluit is aangemerkt, nader onderzoek vergt, waarvoor de voorlopige voorzieningsprocedure zich niet leent. Die vraag dient aldus in de bodemprocedure te worden beantwoord.

2.3. Verzoekers beogen met hun verzoek tot schorsing van het voorbereidingsbesluit te voorkomen dat de projectprocedure ten behoeve van de vestiging van een groenrecyclingbedrijf doorgang vindt en, meer in bijzonder, dat na verval van dit voorbereidingsbesluit in het kader van die projectprocedure een nieuw voorbereidingsbesluit zal worden genomen.

2.4. Gebleken is dat [vergunninghoudster] op dit moment niet tot vestiging van het door haar beoogde bedrijf op de in geding zijnde percelen kan overgaan, reeds omdat een verzoek tot schorsing van de milieuvergunning is ingediend en de bouwvergunning gelet op artikel 52, eerste lid, onder b, van de Woningwet in ieder geval niet voor de uitspraak daarop kan worden verleend. Voorts is komen vast te staan dat de geldingsduur van het voorbereidingsbesluit medio januari 2007 verstrijkt, terwijl de thans gevraagde schorsing van dit besluit niet kan beletten dat door de raad nadien opnieuw een voorbereidingsbesluit zal kunnen worden genomen. Voorts kan de deugdelijkheid van de ruimtelijke onderbouwing van het project aan de orde worden gesteld in het kader van de rechtsbeschermingmogelijkheden met betrekking tot het besluit tot vrijstellingverlening en is dat blijkens de thans bestaande rechtspraak het meest adequate kader.

2.5. Gelet op het vorenstaande is er thans rechtens geen spoedeisend belang aanwezig bij het treffen van de gevraagde voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. Hanrath
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2006

392