Uitspraak 201001296/1/M1


Volledige tekst

201001296/1/M1.
Datum uitspraak: 23 februari 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Houten,
2. [appellant sub 2], wonend te Houten, en anderen,
3. [appellant sub 3] en anderen, allen wonend te Houten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Houten,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2009 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eneco New Energy B.V., gevestigd te Rotterdam (hierna: Eneco), een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een windpark gelegen aan de Heemsteedseweg en Veerwagenweg te Houten en de Kanaaldijk Zuid te Schalkwijk. Dit besluit is op 24 december 2009 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2010, [appellant sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2010, en [appellant sub 3] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 februari 2010, beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant sub 2] en anderen en het college hebben hun zienswijzen daarop naar voren gebracht.

Eneco en [appellant sub 2] en anderen hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 januari 2011, waar [appellant sub 1] en anderen, in persoon en bijgestaan door mr. J.M. Smits, [appellant sub 2] en anderen, in persoon en bijgestaan door mr. L. van Wakeren, [appellante sub 3 A] en anderen, in persoon en bijgestaan door mr. E.F.J.A.M. de Wit, en het college, vertegenwoordigd door B. Nauta en mr. A.R.E. Maris, beiden werkzaam bij de gemeente, en [belanghebbende], zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Eneco, vertegenwoordigd door mr. J.H.M. Berenschot, advocaat te Apeldoorn, J. Geleijns en H.A. van Dooren, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet wabo volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag om een vergunning voor de inwerkingtreding van de wabo is ingediend.

2.2. Bij het bestreden besluit heeft het college aan Eneco krachtens de Wet milieubeheer een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een windpark, bestaande uit drie windturbines, bijbehorende transformatorstations, een inkoopstation en een meetmast, gelegen aan de Heemsteedseweg en de Veerwagenweg te Houten en de Kanaaldijk Zuid te Schalkwijk.

2.3. Op 1 januari 2011 is het besluit tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines) in werking getreden. In bijlage I behorende bij het Besluit omgevingsrecht zijn categorieën van inrichtingen genoemd die vergunningplichtig zijn.

Uit onderdeel C, categorie 20, van bijlage I bij het Besluit omgevingsrecht in samenhang gelezen met onderdeel B, onder 1, aanhef en onder c, van deze bijlage volgt dat een inrichting voor het omzetten van windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie uitsluitend vergunningplichtig is indien het een inrichting betreft voor de oprichting waarvan ingevolge onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage het maken van een milieueffectrapport (hierna: mer) verplicht is, of indien het een inrichting betreft waarvan de oprichting ingevolge onderdeel D van het Besluit milieueffectrapportage mer-beoordelingsplichtig is en waarvan het bevoegd gezag heeft beslist dat bij de voorbereiding van het betrokken besluit een mer moet worden gemaakt.

Tussen partijen is niet in geschil dat de onderhavige inrichting met ingang van 1 januari 2011 onder de werking van het Activiteitenbesluit is komen te vallen en dat voor de inrichting geen vergunningplicht meer geldt. Als gevolg hiervan moet worden geoordeeld dat de bij het bestreden besluit verleende vergunning op 1 januari 2011 van rechtswege is komen te vervallen.

2.4. Nu het beroep van [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] en anderen zich richt tegen een vergunning die van rechtswege is vervallen, hebben zij in zoverre geen belang meer bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Ter zitting hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen in dit verband nog aangevoerd dat hun belang erin is gelegen dat een eventuele vernietiging van het besluit tot verlening van de vergunning van invloed kan zijn op de besluitvorming van de zijde van de gemeente Houten over de wijziging van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De Afdeling ziet hierin geen aanleiding voor het oordeel dat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen moeten worden geacht belang te hebben bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daarbij is in aanmerking genomen dat dit aspect geen verband houdt met het bestreden besluit.

Ook anderszins hebben [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat zij nog procesbelang hebben.

2.5. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.

w.g. Drupsteen w.g. Melse
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2011

191-651.