Uitspraak 201008861/2/H1


Volledige tekst

201008861/2/H1.
Datum uitspraak: 18 oktober 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Strijen,

tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 20 augustus 2010 in zaak nr. 10/596 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Strijen.

1. Procesverloop

Bij brief van 4 maart 2010 heeft [appellant] het college verzocht handhavend op te treden.

Bij brief van 14 mei 2010 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op dit verzoek.

Bij uitspraak van 20 augustus 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 september 2010, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Voorts heeft het college het verzoek van [appellant] om handhaving bij besluit van 14 september 2010 afgewezen.

2. Overwegingen

2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank zijn beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat het college niet binnen redelijke termijn na ontvangst van zijn verzoek om handhaving een beschikking heeft gegeven.

2.1.1. Ingevolge artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover thans van belang, kan een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend.

Ingevolge artikel 4:1 wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

Ingevolge het tweede lid is de in het eerste lid bedoelde redelijke termijn in ieder geval verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven, noch een mededeling als bedoeld in artikel 4:14, derde lid, heeft gedaan.

Ingevolge artikel 4:14, eerste lid, deelt het bestuursorgaan, indien een beschikking niet binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn kan worden gegeven, dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn binnen welke de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Ingevolge het derde lid deelt het bestuursorgaan, indien, bij het ontbreken van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn binnen welke de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:

a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en

b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.

2.1.2. Anders dan [appellant] betoogt, betekent de omstandigheid dat hij zijn verzoek om handhaving op 4 maart 2010 per e-mailbericht heeft verzonden, niet dat de ontvangst van deze aanvraag als bedoeld in artikel 4:13, eerste lid, van de Awb op 4 maart 2010 heeft plaatsgevonden. Zoals blijkt uit de memorie van toelichting bij de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Kamerstukken II 2001/02, 28 483, nr. 3, blz. 12 en 13), waarbij afdeling 2.3 van de Awb is ingevoerd, kan een bestuursorgaan voor zover het dat wenselijk acht de elektronische weg openen voor een of meer categorieën van berichten, opdat het zijn organisatie en werkprocessen vooraf afdoende gereed kan maken voor het afhandelen van elektronisch ingediende berichten van de desbetreffende categorie. Daarbij is differentiatie mogelijk. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 december 2008 in zaak nr. 200801696/1), volgt hieruit dat een bericht slechts langs elektronische weg bij een bestuursorgaan kan worden ingediend indien voldoende duidelijk is dat deze weg voor de desbetreffende berichtencategorie is opengesteld. Uit een in reactie op het e-mailbericht van 4 maart 2010 op diezelfde datum automatisch aangemaakt e-mailbericht van de gemeente Strijen, waarin staat dat meer complexe vragen formeel worden ingeboekt en dezelfde behandeling krijgen als een ingekomen brief, kan, gelet op het algemene karakter van deze formulering, niet worden afgeleid dat verzoeken om handhaving langs elektronische weg bij het college konden worden ingediend. Nu het college het verzoek van [appellant] om handhaving blijkens zijn brief van 9 maart 2010 eerst op 9 maart 2010 per post heeft ontvangen, diende het college binnen redelijke termijn na die datum te beslissen.

De Afdeling overweegt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:13, eerste lid, in dit geval, gelet op de complexiteit van de zaak en de belangen van [appellant], acht weken bedraagt. Dit betekent dat het college uiterlijk 3 mei 2010 op het verzoek om handhaving diende te beslissen. [appellant] heeft het college derhalve voor het einde van de redelijke termijn medegedeeld dat het in gebreke was. Derhalve is niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.

2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.3. Bij besluit van 14 september 2010 heeft het college beslist op het verzoek om handhaving van [appellant]. Aangezien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit en het besluit van 14 september 2010 niet geheel aan het beroep tegemoet komt, wordt dit beroep, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, geacht mede een beroep tegen dit besluit in te houden.

Het besluit van 14 september is een besluit in primo. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb dient tegen dat besluit eerst een bezwaarschrift te worden ingediend. Een andersluidende opvatting zou tekort doen aan het uitgangspunt van de Awb dat, alvorens de rechter om een oordeel gevraagd kan worden, eerst in de bezwaarschriftprocedure een heroverweging dient plaats te vinden. Het door [appellant] ingestelde beroep wordt derhalve met toepassing van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb naar het college verwezen teneinde als bezwaarschrift te worden behandeld.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. verwijst het beroepschrift van 14 mei 2010 naar het college van burgemeester en wethouders van Strijen ter behandeling als bezwaarschrift.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. Th.G. Drupsteen en mr. P.J.J. van Buuren, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van staat.

w.g. Slump w.g. Sloots
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2010

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).

- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.

- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.

- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.

499.