Uitspraak 201004081/2/H2


Volledige tekst

201004081/2/H2.
Datum beslissing: 20 mei 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Proces-verbaal van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht op een verzoek van:

de vereniging Democratisch Progressief Blok D.P.B. (hierna: de vereniging), gevestigd te Echt, gemeente Echt-Susteren,
verzoekster,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht.

Tijdens de openbare behandeling ter zitting van 11 mei 2010 heeft de vereniging verzocht om wraking van mr. D.A.C. Slump, mr. D. Roemers en mr. C.J.M. Schuyt (hierna: de staatsraden), voorzitter, onderscheidenlijk leden van de meervoudige kamer die is belast met de behandeling van zaak nr. 201004081/1/H2, en van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat, en mr. H.H.C. Visser, secretaris van de Raad van State. Bij brief van 13 mei 2010 heeft de vereniging haar verzoek aangevuld.

De staatsraden hebben niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft op 20 mei 2010 het wrakingsverzoek ter zitting aan de orde gesteld, waar de vereniging niet is verschenen. De staatsraden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Bij mondelinge beslissing van 20 mei 2010 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gelaten voor zover het betrekking heeft op mr. M.R. Poot en mr. H.H.C. Visser en afgewezen voor zover het betrekking heeft op de staatsraden.

Daartoe heeft zij het volgende overwogen.

Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Ingevolge artikel 39 van de Wet op de Raad van State is dit artikel van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.

Voor zover het verzoek om wraking betrekking heeft op mr. M.R. Poot en mr. H.H.C. Visser wordt dit buiten behandeling gelaten, reeds omdat dit geen betrekking heeft op leden van de Afdeling. De vereniging heeft aan haar verzoek om wraking van de staatsraden samengevat weergegeven ten grondslag gelegd dat in de uitnodiging voor de zitting ten onrechte staat vermeld dat het een geding in hoger beroep betreft, dat de raad van de gemeente Echt-Susteren ten onrechte als verweerder is aangemerkt, dat de vereniging ter zitting geen stukken meer mocht overleggen, dat de staatsraden voornemens waren mondelinge uitspraak te doen en dat de staatsraden misbruik hebben gemaakt van artikel 37 van de Wet op de Raad van State door het geschil zoals omschreven in de uitnodiging voor de zitting in behandeling te nemen.

De Afdeling stelt voorop dat de ratio van het instituut wraking blijkens de wetsgeschiedenis is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Een wrakingsgrond dient volgens vaste jurisprudentie gelegen te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de staatsraden die de zaak behandelen. Daarbij geldt dat de staatsraden uit hoofde van hun aanstelling worden verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan de vereniging is om aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen. Het instituut van wraken is niet bedoeld om te worden aangewend als rechtsmiddel tegen de wijze waarop het (proces)recht is toegepast.

Dat de vereniging zich niet kan verenigen met op dat vlak genomen beslissingen, betekent niet dat zij daaraan de gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de staatsraden kan ontlenen. Voorts heeft de vereniging met hetgeen zij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat zich in dit geval bijzondere omstandigheden voordoen die aanleiding geven een uitzondering te maken op de uit hoofde van hun aanstelling te veronderstellen onpartijdigheid van de staatsraden. Niet gebleken is van enig feit of van enige omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Het verzoek om wraking is om voormelde reden afgewezen.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat

419.