Uitspraak 200607603/1


Volledige tekst

200607603/1.
Datum uitspraak: 23 oktober 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging "Partij voor de Dieren", gevestigd te Amsterdam,
appellante,

en

het hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in kieskring 19 te Maastricht,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 13 oktober 2006 heeft verweerder (hierna: het hoofdstembureau) kandidaat "Bierenbroodspot, G. (Gerti) (v)" geschrapt van de kandidatenlijst van de Partij voor de Dieren voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op woensdag 22 november 2006 in de kieskring Maastricht.

Tegen dit besluit heeft appellante bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 17 oktober 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld op 18 oktober 2006.

Op 19 oktober 2006 heeft het hoofdstembureau een verweerschrift ingediend.

Op 19 oktober 2006 heeft de Kiesraad, daartoe door de Afdeling verzocht met overeenkomstige toepassing van artikel 8:45, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een zienswijze ingediend.

Op 19 oktober 2006 heeft appellante een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door haar voorzitter mr. M.L. Thieme, is verschenen. Voorts is daar gehoord de Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. J. Schipper-Spanninga, secretaris-directeur.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel H 1, eerste lid, van de Kieswet, voor zover thans van belang, kunnen op de dag van de kandidaatstelling bij de voorzitter van het hoofdstembureau of bij het door deze aan te wijzen lid van dat bureau, op de secretarie van de gemeente waar dit bureau is gevestigd, van negen tot vijftien uur, kandidatenlijsten worden ingeleverd.

Ingevolge artikel H 9, eerste lid, van de Kieswet wordt bij de lijst overgelegd een schriftelijke verklaring van iedere daarop voorkomende kandidaat dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op deze lijst.

Ingevolge het derde lid van dat artikel wordt bij de lijst van iedere kandidaat die geen zitting heeft in het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden, tevens een kopie van een geldig legitimatiebewijs overgelegd. Indien van een dergelijke kandidaat een kopie van een geldig legitimatiebewijs ontbreekt, wordt de verklaring van instemming van de betreffende kandidaat geacht te ontbreken.

Ingevolge artikel I 1, eerste lid, van de Kieswet houdt het hoofdstembureau op de dag van de kandidaatstelling, om zestien uur, een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten.

Ingevolge artikel I 2, eerste lid, aanhef en onder d, van de Kieswet geeft het hoofdstembureau, indien bij het onderzoek blijkt dat ten aanzien van een kandidaat de verklaring dat hij instemt met zijn kandidaatstelling ontbreekt, onverwijld bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs kennis aan degene die de lijst heeft ingeleverd.

Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan degene die de lijst heeft ingeleverd uiterlijk op de derde dag na de kandidaatstelling het verzuim of de verzuimen in de kennisgeving aangeduid, herstellen ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, op de eerste en tweede dag van negen tot zeventien uur en op de derde dag van negen tot vijftien uur.

Ingevolge artikel I 4 van de Kieswet, voor zover thans van belang, beslist het hoofdstembureau op de derde dag na de kandidaatstelling in een openbare zitting die om zestien uur aanvangt, over het handhaven van de op de kandidatenlijst voorkomende kandidaten.

Ingevolge artikel I 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Kieswet schrapt het hoofdstembureau van de lijst de naam van de kandidaat van wie niet is overgelegd de verklaring dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst.

2.2. Volgens het proces-verbaal van de zitting van het hoofdstembureau die overeenkomstig artikel I 4 van de Kieswet op vrijdag 13 oktober 2006 om 16.00 uur is gehouden, heeft het hoofdstembureau tijdens de zitting als bedoeld in artikel I 1 van de Kieswet op 10 oktober 2006 geconstateerd dat met betrekking tot kandidaat "Bierenbroodspot, G. (Gerti) (v)" geen schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel H 9 van de Kieswet is overgelegd. Omdat het verzuim volgens het hoofdstembureau op 13 oktober 2006 ondanks de daartoe geboden gelegenheid niet was hersteld, heeft het hoofdstembureau de naam van die kandidaat van de kandidatenlijst geschrapt. Uit het verweerschrift blijkt dat de instemmingsverklaring als bedoeld in artikel H 9 van de Kieswet wel bij de

lijst - die op 10 oktober 2006 bij het hoofdstembureau is ingeleverd - is overgelegd, doch ongeldig is verklaard omdat de handtekening op deze verklaring niet overeenstemt met de handtekening op de bijgevoegde kopie van het legitimatiebewijs van de kandidaat.

2.3. Appellante betoogt dat het hoofdstembureau ten onrechte de instemmingsverklaring van Gerti Bierenbroodspot ongeldig heeft verklaard. Daartoe voert zij aan dat de instemmingsverklaring bij andere hoofdstembureaus wel is geaccepteerd en dat voldoende duidelijk is dat het om dezelfde persoon gaat.

2.4. Dit betoog slaagt. Vooropgesteld dient te worden dat het vereiste van een instemmingsverklaring ten doel heeft te voorkomen dat personen tegen hun wil op een kandidatenlijst worden geplaatst. Eén van de middelen om dat te controleren is een handtekening. Naar het oordeel van de Afdeling verschillen de handtekeningen op het bij de lijst overgelegde legitimatiebewijs en de verklaring als bedoeld in artikel H 9 van de Kieswet niet in zodanige mate dat reeds op grond daarvan geoordeeld moet worden dat de handtekening op de instemmingsverklaring niet afkomstig is van kandidaat Bierenbroodspot. Het hoofdstembureau heeft zijn standpunt ter zake op geen enkele wijze nader onderbouwd. Voorts is de Afdeling niet gebleken van andere redenen op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de in de kieskring Maastricht overgelegde instemmingsverklaring anders dan de in de andere kieskringen overgelegde instemmingsverklaringen niet door kandidaat Bierenbroodspot is ondertekend.

Gelet op het vorenoverwogene, heeft het hoofdstembureau zich ten onrechte op 10 oktober 2006 op het standpunt gesteld dat de schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel H 9 van de Kieswet met betrekking tot kandidaat "Bierenbroodspot, G. (Gerti) (v)" wordt geacht te ontbreken en dientengevolge evenzeer ten onrechte op 13 oktober 2006 de naam van deze kandidaat van de ingediende kandidatenlijst van de Partij voor de Dieren geschrapt.

2.5. Het beroep is gegrond. Het besluit van het hoofdstembureau van 13 oktober 2006 dient te worden vernietigd, voor zover daarbij de naam van kandidaat "Bierenbroodspot, G. (Gerti) (v)" van de kandidatenlijst van de Partij voor de Dieren is geschrapt en zij dient alsnog op die kandidatenlijst te worden geplaatst. De in die vorm ingediende kandidatenlijst dient alsnog te worden geaccepteerd. De Afdeling zal in dier voege zelf in de zaak voorzien.

2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in kieskring 19 te Maastricht van 13 oktober 2006, voor zover daarbij de naam van kandidaat "Bierenbroodspot, G. (Gerti) (v)" van de kandidatenlijst van de Partij voor de Dieren is geschrapt;

III. plaatst kandidaat Bierenbroodspot, G. (Gerti) (v) alsnog op de kandidatenlijst van de Partij voor de Dieren en bepaalt dat die lijst alsnog wordt geaccepteerd;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het onder II genoemde besluit voor zover dit is vernietigd;

V. gelast dat de gemeente Maastricht aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.

w.g. Lubberdink w.g. Dallinga
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2006

18-435.