Uitspraak 201000882/2/H3


Volledige tekst

201000882/2/H3.
Datum beslissing: 18 november 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op een verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

1. Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 november 2010, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van de staatsraden mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, mr. J. Hoekstra en mr. N.S.J. Koeman (hierna: de staatsraden), voorzitter, onderscheidenlijk leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van het door [verzoeker] ingestelde hoger beroep, zaak nr. 201000882/1/H3 (hierna: de hoofdzaak).

De staatsraden hebben niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft het verzoek op 11 november 2010 ter zitting behandeld, waar [verzoeker] is gehoord. De staatsraden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Ingevolge artikel 49, eerste lid, van de Wet op de Raad van State is dit artikel van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.

2.2. Het verzoek om wraking berust allereerst op het betoog dat de staatsraden de schijn van vooringenomenheid en partijdigheid hebben gewekt doordat zij de termijn voor het doen van uitspraak in de hoofdzaak twee maal ongemotiveerd hebben verlengd. Volgens [verzoeker] is de tweede verlenging van de termijn bovendien in strijd met artikel 8:66 van de Awb. Verder berust het verzoek op het betoog dat door [verzoeker] gestuurde brieven niet op alle punten zijn beantwoord, dat in het door hem ter inzage gevraagde dossier stukken zijn verwijderd en dat procedurele gebreken van de zijde van de wederpartij onvoldoende zijn onderkend.

2.2.1. De termijnen zoals vermeld in artikel 8:66, eerste en tweede lid, van de Awb, zijn termijnen van orde. Niet is gebleken dat met het verlengen van deze termijnen op enigerlei wijze is vooruitgelopen op de beslissing in de hoofdzaak. Ook anderszins wordt in de verlengingen geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de staatsraden vooringenomen zijn jegens één van de partijen dan wel dat de vrees daarvoor gerechtvaardigd is. Ook overigens geeft het verzoek geen enkel aanknopingspunt dat de vrees kan rechtvaardigen dat de staatsraden niet in onpartijdigheid hun oordeel zullen geven.

2.3. Gelet op het voorgaande, dient het verzoek te worden afgewezen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van staat.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2010

419.